ECLI:NL:RBZWB:2024:3346

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/418943 / JE RK 24-230
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2007. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Middelburg, die de belangen van de minderjarige behartigen. De procedure is gestart naar aanleiding van een eerder verleende spoedmachtiging op 22 november 2023, die de opname van de minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor twee weken mogelijk maakte. Deze machtiging is later verlengd, maar de minderjarige heeft zich niet aan de voorwaarden gehouden, wat leidde tot een verzoek om een nieuwe machtiging voor een periode van zes maanden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 februari 2024 is het verzoek aangehouden, en op 12 maart 2024 is de zaak opnieuw behandeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoont, die zijn ontwikkeling ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden, tot 12 juni 2024, en het verzoek om een langere termijn is afgewezen. De kinderrechter heeft de betrokken partijen aangespoord om samen te werken aan een stappenplan voor de toekomst van de minderjarige, met de hoop dat er snel een geschikte plek voor hem gevonden kan worden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/418943 / JE RK 24-230
Datum uitspraak: 12 maart 2024
beschikking machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaken van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE MIDDELBURG, hierna te noemen: het college,
zetelende te Middelburg,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek van het college d.d. 5 februari 2024 met bijlagen, waaronder de
verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper d.d. 5 februari 2024 en de
instemmingsverklaringen van beide ouders;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 februari 2024;
- het e-mailbericht van het college van 11 maart 2024, met bijlage.
1.2.
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd mr. C.G.M. Baas te Bergen op Zoom.
1.3.
Op 12 maart 2024 heeft de kinderrechter de zaak - met gesloten deuren – nader mondeling behandeld.
1.4.
Gehoord zijn:
- [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat mr. Baas;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster namens het college.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 22 november 2023 is een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van twee weken, met ingang van 22 november 2023 en tot
6 december 2023, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden, onder aanhouding van het resterende deel, alsmede het verzoek om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
2.4
Bij beschikking van 5 december 2023 is het resterende deel van het verzoek tot verlening van een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afgewezen en is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend betreffende [minderjarige] voor de duur van drie maanden, te weten met ingang van 5 december 2023 en tot 5 maart 2024. Het resterende deel van het verzoek is afgewezen.
2.5
Het verzoek is mondeling behandeld op 27 februari 2024, alwaar de behandeling is aangehouden.

3.Het verzoek

Het college verzoekt ten behoeve van [minderjarige] een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden.

4.De beoordeling

4.1
Tijdens de mondelinge behandeling van 27 februari 2024 is het verzoek van het college om een machtiging te verlenen om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden aangehouden voor de duur van een maand en is bepaald dat het verzoek nader zou worden behandeld op de mondelinge behandeling van 5 april 2024. In de tussentijd zou het college met [minderjarige] en zijn moeder in gesprek gaan over de plaatsing van [minderjarige] in een crisisgroep. Vanuit die plaats op de crisisgroep zou het college in overleg met [minderjarige] een verder stappenplan opstellen voor toekomstige plaatsing van [minderjarige] in een instelling voor begeleid wonen. [minderjarige] heeft toegezegd de noodzakelijke intensieve therapie te willen volgen. De kinderrechter heeft samen met [minderjarige] voorwaarden opgesteld en besproken waaraan hij zich moest houden. Deze voorwaarden luiden:
  • [minderjarige] blijft bereikbaar voor het college, [jeugdzorg 1] , de groep en OpenDoor en laat volgens afspraak weten waar hij verblijft en met wie;
  • [minderjarige] houdt zich aan de afspraken op de groep;
  • [minderjarige] verdwijnt niet ’s nachts;
  • [minderjarige] gebruikt geen of in ieder geval zo min mogelijk drugs;
  • [minderjarige] gaat naar school;
  • [minderjarige] staat open voor iedere vorm van hulpverlening, zoals die door het college of [jeugdzorg 1] wordt voorgesteld.
Besproken is dat de overgelegde verklaring van de gedragswetenschapper zijn gelding nog heeft voor de nadere mondelinge behandeling op 5 april 2024 en dat er geen nieuwe verklaring hoeft te worden opgesteld.
4.2
Bij e-mailbericht van 11 maart 2024 heeft het college bericht dat [minderjarige] zich niet heeft gehouden aan de voorwaarden van de crisisgroep waar hij verbleef met als gevolg dat hij deze groep moet verlaten. Het college heeft verzocht om een spoedige mondelinge behandeling van het aangehouden verzoek tot het verlenen van een gesloten machtiging.
4.3
De kinderrechter heeft het verzoek van het college nader behandeld op de mondelinge behandeling van 12 maart 2024.
4.4
Tijdens de mondelinge behandeling voert het college aan dat bij plaatsing van [minderjarige] op de [crisisgroep] de voorwaarden doorgesproken zijn waaraan [minderjarige] zich moest houden. De groep werkt met een gele en een rode kaart. [minderjarige] heeft gelijk de eerste dag dat hij op de groep was al een gele kaart gekregen. [minderjarige] heeft nu twee keer de regels van de groep overtreden en nu mag hij daar niet meer blijven. Hij kan ook niet terecht op een andere crisisgroep. Het college weet van [minderjarige] dat hij graag bij zijn vader zou willen wonen maar er is nog geen enkel zicht op de situatie bij de vader thuis. Er is lange tijd geen contact geweest tussen [minderjarige] en zijn vader dus het college vindt het op dit moment niet verstandig [minderjarige] bij zijn vader te plaatsen. De enige optie op dit moment is dat [minderjarige] terug op de groep bij [jeugdzorg 2] wordt geplaatst en dat vanuit daar naar een plek voor [minderjarige] in een instantie van begeleid wonen wordt gezocht. Het college weet dat [jeugdzorg 2] niet de plek is waar [minderjarige] voor langere tijd moet verblijven. Het college kan zich dan ook voorstellen dat de machtiging niet voor de duur van zes maanden, maar voor een kortere duur wordt verleend.
4.5
Door en namens [minderjarige] wordt aangevoerd dat hij twee keer te laat op de groep terug is gekomen omdat hij problemen met het vervoer had. De eerste keer had hij gevraagd aan zijn vriend om hem thuis te brengen maar die vriend was te laat vanwege uitloop op zijn werk. De tweede keer reden de treinen tussen [plaats] en Middelburg niet. [minderjarige] had ook geblowd, maar dat mocht van de leiding van de groep, zo lang hij maar niet op de groep zelf zou blowen. Voor de rest ging het goed met [minderjarige] op de groep dus hij vindt het heel erg jammer dat hij niet meer op de groep kan blijven. Ook had [minderjarige] zijn oude baas gebeld en kon hij weer gaan werken. [minderjarige] begrijpt wel dat hij nu niet meer op de groep kan blijven. Hij wil graag bij zijn vader wonen. Hij wil liever niet terug naar [jeugdzorg 2] . Mocht de kinderrechter het verzoek van het college toch toewijzen dan zou [minderjarige] graag willen dat de machtiging voor niet langer dan drie maanden wordt verleend. Hij hoopt dat er zo snel mogelijk een plek voor hem in een instantie van begeleid wonen vrij komt.
4.6
De moeder voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij instemt met het verzoek tot gesloten plaatsing van [minderjarige] bij [jeugdzorg 2] . De moeder vindt het niet verstandig om [minderjarige] bij zijn vader te laten wonen. Het zou goed zijn dat [minderjarige] nu voor korte tijd weer op de groep in [jeugdzorg 2] wordt geplaatst en dat vanuit daar naar een geschikte andere woonplek voor hem wordt gezocht.
4.7
Op grond van artikel 6.1.2, tweede lid, van de Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken en moet gebleken zijn dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen.
4.8
De kinderrechter is van oordeel dat onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk is. De kinderrechter heeft een ernstig vermoeden dat er ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten instelling noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).
4.9
Zoals uit het hiervoor overwogene volgt heeft de kinderrechter [minderjarige] de kans gegeven om te laten zien dat hij kan meedraaien op een open groep en zich aan afspraken kan houden. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] twee keer te laat op de groep is teruggekeerd en dat hij zich hiermee niet aan de uitdrukkelijk met hem gemaakte afspraken heeft gehouden. De groep heeft beslist dat [minderjarige] niet langer daar kan verblijven. Er is geen plek voor [minderjarige] op een andere crisisgroep. [minderjarige] wil graag bij zijn vader wonen in afwachting van een plek bij een instelling van begeleid wonen, maar de kinderrechter is met het college van oordeel dat dit op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is. De vader van [minderjarige] is niet in beeld en het college heeft geen enkel zicht op de situatie bij de vader thuis. Het vorenstaande, alsmede de problematiek die speelt bij [minderjarige] in aanmerking nemende (zelfbepalend en agressief gedrag richting zijn moeder, het niet naar school gaan, nachten van huis zijn, blowen, onttrekken aan hulpverlening, en inmiddels een patroon van steeds weglopen) leidt de kinderrechter tot de conclusie dat op dit moment de enige optie is om [minderjarige] terug bij [jeugdzorg 2] te plaatsen. Wel is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot gesloten plaatsing niet voor de verzochte duur van zes maanden, maar voor drie maanden moet worden verleend. Alle betrokkenen zijn het er immers over eens dat [jeugdzorg 2] geen passende plek is voor [minderjarige] en dat betekent dat zijn verblijf bij [jeugdzorg 2] van zo kort mogelijke duur moet zijn.
4.1
Op grond van het vorenstaande zal de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van drie maanden en wel tot 12 juni 2024. Het restant van het verzoek van het college zal worden afgewezen. De kinderrechter geeft aan [minderjarige] mee om de komende drie maanden te laten zien dat hij zich aan de voorwaarden kan houden en dat hij goed zijn best doet, in de hoop dat er zo snel mogelijk een plek voor hem in een instantie van begeleid wonen beschikbaar is. Aan het college geeft de kinderrechter mee om zo snel mogelijk in overleg met [minderjarige] een stappenplan op te stellen voor het toewerken naar de plaatsing van [minderjarige] in een instantie van begeleid wonen. Ook zal het college, zoals besproken, bezien of de vader van [minderjarige] een rol kan spelen.
De kinderrechter hoopt dat [minderjarige] gaat laten zien dat hij zijn verantwoordelijkheid kan nemen en dat voor hem in de komende drie maanden een goede plek wordt gevonden, zodat er niet opnieuw een machtiging gesloten jeugdhulp moet worden verzocht.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende de [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] , voor de duur van drie maanden, te weten met ingang van 12 maart 2024 en tot 12 juni 2024;
5.2
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Dijkman, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 2 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.