ECLI:NL:RBZWB:2024:3348

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/398617 / FA RK 22-2653
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezamenlijk naar eenhoofdig gezag in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het gezag over een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2019. De man en de vrouw, die beiden betrokken zijn bij de zorg voor de minderjarige, hebben een complexe relatie waarin de man gedetineerd is geraakt na een incident in augustus 2023. De vrouw heeft de zorg voor de minderjarige op zich genomen en verblijft met hem in een veilige opvang. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van de minderjarige is, gezien de problematische communicatie tussen de ouders en de gedragingen van de man die de omgang tussen de vrouw en de minderjarige hebben gefrustreerd. De rechtbank heeft besloten dat het noodzakelijk is dat de vrouw alleen het gezag over de minderjarige krijgt, om zo de stabiliteit en veiligheid voor het kind te waarborgen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de vrouw direct kan handelen in het belang van de minderjarige. De verzoeken van de man om het hoofdverblijf van de minderjarige bij hem te bepalen en om het eenhoofdig gezag over de minderjarige te verkrijgen zijn afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Middelburg
Zaaknummers:
C/02/398617 / FA RK 22-2653
C/02/415074 / FA RK 23-4906
(nadere) beschikking van 3 mei 2024 betreffende wijziging gezag, vaststelling hoofdverblijf en vaststelling van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
verzoeker inzake FA RK 22-2653,
verweerder inzake FA RK 23-4906,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Kalle te Middelburg,
thans gedesisteerd.
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
verweerster inzake FA RK 22-2653,
verzoekster inzake FA RK 23-4906,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.S. van Aken te Zierikzee, onttrokken: mr. P.W. Bakkum te Zierikzee.
betreffende de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2019.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Eindhoven,
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het (nadere) procesverloop

Inzake C/02/398617 / FA RK 22-2653
1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 23 mei 2023;
- de brief van de GI van 18 januari 2024.
Inzake C/02/415074 / FA RK 23-4906
1.2
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 20 oktober 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Van Aken van 26 maart 2024, met bijlage.
1.2
De verzoeken in beide procedures zijn gezamenlijk mondeling behandeld op 29 maart 2024. Bij die behandeling zijn verschenen de advocaat van de vrouw, en de man. De vrouw heeft via een Teamsverbinding deelgenomen aan de mondelinge behandeling. Tevens waren bij de mondelinge behandeling aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad en twee vertegenwoordigers van het Landelijk Expertiseteam (hierna: LET) namens de GI.

2.De feiten

2.1
Bij beschikking van 25 januari 2023 is de minderjarige onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 25 januari 2023 en tot 25 januari 2024.
2.2
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 11 augustus 2023 is een machtiging verleend om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de andere ouder met gezag, te weten de moeder, tot 25 augustus 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.3
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 23 augustus 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige bij de andere ouder met gezag, te weten de moeder, verlengd tot 25 januari 2024.
2.4
Bij beschikking van 22 januari 2024 zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige verlengd tot 25 januari 2025.
2.5
Bij beschikking van 25 januari 2024 is Stichting Jeugdbescherming west Zeeland vervangen door Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.
2.6
Op grond van voornoemde machtiging verblijft de minderjarige bij de vrouw.

3.De verzoeken

Inzake C/02/398617 / FA RK 22-2653
3.1
In deze procedure zijn nog aanhangig de verzoeken van de man om bij beschikking en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat voornoemde minderjarige bij de man het formele hoofdverblijf houdt en op zijn adres in de basisregistratie personen wordt ingeschreven;
- te bepalen dat het gezamenlijk gezag van partijen over de minderjarige wordt beëindigd en dat de man alleen het gezag over de zoon toekomt.
3.2
Ook nog aanhangig zijn de navolgende zelfstandige verzoeken van de vrouw:
- te bepalen dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vrouw wordt bepaald;
- een zorgregeling vast te stellen op basis van co-ouderschap, waarbij de man zal zorgdragen voor het ophalen en terugbrengen van de minderjarige bij de vrouw, dan wel een zodanige zorg- en contactregeling vast te stellen als de rechtbank in goede justitie mag vermenen te behoren.
Inzake C/02/415074 / FA RK 23-4906
3.3
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat het gezamenlijk gezag van partijen over [minderjarige] wordt beëindigd en dat de vrouw alleen met het gezag over hem wordt belast, alsmede te bepalen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf bij de vrouw heeft.

4.De beoordeling

Inzake C/02/398617 / FA RK 22-2653
4.1
De rechtbank verwijst naar de beschikking van 23 mei 2023. Hierin is bepaald dat de behandeling van de verzoeken aangehouden zal worden tot 28 november 2023 pro forma, in afwachting van berichtgeving van de GI.
4.2
Uit de brief van de GI van 18 januari 2024 blijkt dat [minderjarige] tot en met augustus 2023 bij de man heeft gewoond. In de periode dat [minderjarige] bij de man woonde was er geen sprake van constructieve samenwerking met de man. De man weigerde zijn medewerking te verlenen aan de hulpverlening. De GI heeft geprobeerd IPT in te zetten bij de man maar ook hier stond hij niet voor open. Ook frustreerde de man meermaals de omgang tussen [minderjarige] en de vrouw. Er was geen zicht op de thuissituatie bij de man. Op 10 augustus 2023 heeft zich een incident voorgedaan in de Apenheul waarbij de man is aangehouden. Sindsdien is de man gedetineerd. Vanaf de datum van dit incident woont [minderjarige] bij de vrouw op een geheime plaats. De GI is voornemens om voor [minderjarige] psycho-educatie en EMDR-therapie in te zetten, maar daarvoor dient de situatie rondom hem eerst stabiel te worden.
De standpunten inzake C/02/398617 / FA RK 22-2653 en C/02/415074 / FA RK 23-4906
4.3
Door en namens de vrouw wordt tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. Er is zoveel gebeurd tussen partijen dat geconstateerd moet worden dat het gezamenlijk gezag van partijen niet in het belang van [minderjarige] is. Deze situatie is begonnen toen de zwangerschap van de vrouw problematisch verliep en de man tijdelijk de zorg voor [minderjarige] op zich heeft genomen. Hierna is er van alles voorgevallen en heeft de man alle pogingen van de vrouw om contact met [minderjarige] te hebben, gefrustreerd. De vrouw is erg geschrokken van het incident in augustus 2023, waarbij de man is opgepakt met een wapen in zijn bezit. [minderjarige] is hiervan getuige geweest. De vrouw zit momenteel met [minderjarige] ondergedoken in een veilige opvang. De vrouw is prima in staat om de zorg voor en opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen. Het is in het belang van [minderjarige] dat de vrouw met het eenhoofdig gezag over hem wordt belast zodat zij zaken rondom [minderjarige] kan regelen. Het is belangrijk dat er psycho-therapie en EMDR-therapie ingezet gaat worden voor [minderjarige] om alle gebeurtenissen van de afgelopen jaren te verwerken. Deze hulpverlening kan nu nog niet starten omdat de toestemming van de man ontbreekt. Er is geen enkele communicatie tussen partijen. De vrouw mag geen contact opnemen met de man en zij mag ook niet in Zeeland komen vanwege de dreiging. Mocht de vrouw met [minderjarige] noodgedwongen moeten verhuizen dan zal de verblijfplaats van de vrouw met [minderjarige] voor de man te achterhalen zijn in het geval het gezamenlijk gezag in stand blijft. Met behulp van het LET moet worden gekeken wat de rol van de man zou kunnen zijn in het leven van [minderjarige] . In de afgelopen periode is er één keer contact geweest tussen de man en [minderjarige] via videobellen, onder begeleiding van het LET. De vrouw vindt het belangrijk dat er contact is tussen de man en [minderjarige] , maar vindt dat dit contact wel zorgvuldig moet worden bekeken en opgebouwd. Ook moet het contact begeleid worden om ervoor te zorgen dat het contact op een voor [minderjarige] veilige manier plaatsvindt. Een zorgregeling op basis van co-ouderschap, zoals eerder is verzocht, is op dit moment niet in het belang van [minderjarige] . De vrouw trekt dit verzoek dan ook in. Naast het eenhoofdig gezag is het van belang dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw wordt bepaald. De vrouw wil [minderjarige] inschrijven op haar adres in de basisregistratie personen zodat zij de nodige toeslagen kan aanvragen.
4.4
De man voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat het incident dat op 10 augustus 2023 heeft plaatsgevonden bij de dierentuin in Apeldoorn uit zijn verband is gerukt. Uit het niets is hij toen aangevallen door iemand die een wapen bij zich had. De man heeft toen, omdat deze persoon erg aanvallend overkwam, besloten ook een wapen te herbergen. De man is toen door de politie opgepakt. Er is een aantal valse getuigenverklaringen afgelegd. Op 13 februari jl. is de man vrijgekomen. De man moet zich bij zijn vrijlating aan bepaalde voorwaarden houden, waaronder dat hij zich eens per twee weken bij de reclassering moet melden en geen nieuwe, strafbare feiten mag plegen. De man vormt geen gevaar voor [minderjarige] . De man is het ook niet eens met alle veiligheidsmaatregelen die na zijn detentie zijn genomen. De communicatie met de GI verloopt niet vlekkeloos. De man is nooit bedreigend of agressief geweest tegen medewerkers van de GI. Tijdens zijn detentie heeft de man verschillende keren contact opgenomen met de GI met de vraag of er contact met [minderjarige] kon worden opgestart. De GI heeft deze vraag onvoldoende opgepakt. Er was uiteindelijk alleen contact via videobellen mogelijk. Nadat de man is vrijgekomen heeft hij de GI meermaals gevraagd om een gesprek maar de GI wil dit gesprek alleen op het politiebureau laten plaatsvinden. Daar is de man het niet mee eens. In de afgelopen 8 maanden heeft de man maar één keer contact gehad met [minderjarige] via videobellen. De man vindt het vreemd dat er veiligheidsmaatregelen zijn genomen terwijl de vrouw via allerlei omwegen toch contact met hem zoekt. Hij vraagt zich dan ook af waar deze veiligheidsmaatregelen voor nodig zijn.
4.5
Het LET voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij op 3 november 2023 gestart zijn met een gedeeltelijke trajectovername als contactpersoon voor de man. Dit had te maken met de dreiging van de man richting de GI. Van de man is bekend dat hij een detentieverleden heeft. Tussen partijen is sprake van een moeizame relatie. De man is zeer zelfbepalend en wil alleen maar met de hulpverlening meewerken op zijn eigen voorwaarden. Op 25 januari jl. is er contact geweest tussen de man en [minderjarige] . Het LET zag toen een betrokken vader en het belmoment verliep ook goed. Op dat moment besloot het LET dat er overgegaan kon worden naar een fysiek contactmoment in de PI waar de man gedetineerd zat. Toen de man onverwachts vrij kwam heeft het LET contact met hem opgenomen over de nieuwe situatie en het contactherstel en de man uitgenodigd om hierover in gesprek te gaan met het LET. Het LET heeft het beleid om zo’n gesprek op het politiebureau te laten plaatsvinden omdat er te weinig zicht is op de man, op zijn thuissituatie en op de veiligheid rondom de man. De man is het er niet mee eens dat het gesprek op het politiebureau moet plaatsvinden. Het gesprek heeft dan ook nooit plaatsgevonden. Het LET maakt zich grote zorgen over de situatie waarin de man [minderjarige] in augustus 2023 in de dierentuin in Apeldoorn heeft gebracht. Hij heeft toen een tas met een hamer, mes en een brandblusser mee naar binnen genomen. De man heeft geen goede uitleg gegeven waarom hij deze spullen mee moest nemen. De vrouw verblijft met [minderjarige] in een safehouse. Het gaat daar goed met hen. Het LET heeft wel geconstateerd dat de vrouw tegen alle afspraken in direct contact heeft opgenomen met de man. Hier is zij op gewezen. Het is van belang dat het LET de regie krijgt en blijft houden voor wat betreft het contactherstel tussen de man en [minderjarige] . Het LET vindt het in het belang van [minderjarige] dat zijn hoofdverblijf bij de vrouw wordt bepaald en dat de vrouw eenhoofdig met het gezag over [minderjarige] wordt belast. De vrouw loopt tegen problemen aan in de uitoefening van het gezamenlijk gezag. Zo heeft de man zeer moeizaam meegewerkt aan de aanvraag van een nieuw paspoort voor [minderjarige] .
4.6
De Raad voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat het in het belang van [minderjarige] is dat zijn hoofdverblijf bij de vrouw wordt bepaald. De vrouw zorgt al langere tijd voor hem. Geconstateerd wordt dat het goed gaat met [minderjarige] en dat de vrouw hem een goede opvoedsituatie kan bieden. De vrouw werkt ook mee aan alle hulpverlening die betrokken is. Het is belangrijk dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vrouw wordt bepaald zodat de juridische situatie overeenkomt met de feitelijke situatie. De vrouw kan niet verder als er geen duidelijkheid over het hoofdverblijf komt. Daarnaast adviseert de Raad het eenhoofdig gezag aan de vrouw toe te kennen. De communicatie tussen de ouders is niet constructief. De ouders overleggen niet met elkaar over wat in het belang van [minderjarige] is. Niet te verwachten is dat hier op korte termijn verandering in gaat komen. Het is lastig dat de man niet alleen in het contact met de vrouw problemen ervaart maar ook in het contact met instanties rondom hem. In dat geval is het lastig om de communicatie te kunnen verbeteren. De Raad vraagt zich af of de man inzicht heeft in zijn eigen aandeel en of hij met zijn handelen in staat is om de juiste keuzes te maken voor [minderjarige] . De Raad vraagt zich ook af of de man voldoende leerbaar is. Uit de stukken kan worden opgemaakt dat de man niet in staat is om de regie uit handen te geven en te accepteren dat er bepaalde veiligheidsafspraken zijn gemaakt en adviezen zijn gegeven, laat staan deze ook na te leven. In deze situatie is het van belang dat de vrouw voortaan alleen met het gezag over [minderjarige] zal zijn belast. Ten slotte adviseert de Raad over de zorgregeling om de regie in de contacten tussen de man en [minderjarige] bij het LET neer te leggen.
Inzake C/02/415074 / FA RK 23-4906
4.7
Om proceseconomische redenen zal de rechtbank eerst een beslissing nemen op het verzoek van de vrouw tot belasting van haar met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
4.8
De rechtbank oordeelt als volgt. In artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de rechter op verzoek van de ouders die niet met elkaar zijn getrouwd of een van hen het gezamenlijk gezag kan beëindigen. Dat kan als de omstandigheden zijn veranderd sinds de ouders samen het gezag hebben gekregen of als de rechtbank van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan toen hij het gezamenlijk gezag heeft vastgesteld. In dat geval beslist de rechtbank wie van de ouders voortaan alleen het gezag over [minderjarige] krijgt. In artikel 1:253n lid 1 BW staat dat artikel 1:251a lid 1 BW van toepassing is. In dat artikel staat dat de rechter kan beslissen dat het gezag over een kind naar één ouder gaat als er een onacceptabel risico is dat, als allebei de ouders het gezag houden, het kind klem komt te zitten tussen die ouders en het er niet naar uitziet dat dit binnen korte tijd verbetert of als een verandering van het gezag op een andere manier in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.9
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de vrouw om haar alleen met het gezag over [minderjarige] te belasten moet worden toegewezen. Uit de stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat bij voortzetting van het gezamenlijk gezag er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders
en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Er is geen sprake van enige communicatie tussen de ouders. Bovendien zijn er vanwege de handelwijze van de man veiligheidsmaatregelen genomen die maken dat partijen momenteel geen contact met elkaar mogen opnemen en de vrouw met [minderjarige] in een safehouse verblijft. De vrouw is door het contactverbod niet in staat om de man te vragen zijn toestemming te verlenen wanneer dat nodig is. Onder deze omstandigheden is het voor de vrouw niet mogelijk om beslissingen ten aanzien van [minderjarige] in gezamenlijkheid met de man te nemen. Gelet op de houding van de man en het feit dat er geen enkele communicatie tussen partijen mogelijk is staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat gezamenlijk gezag niet in het belang van [minderjarige] is. Voorts heeft de man misbruik gemaakt van zijn gezag door in de periode dat [minderjarige] bij hem verbleef het contact tussen de vrouw en [minderjarige] stelselmatig te frustreren. De man heeft, ondanks diverse zittingen waarop van zijn kant andersluidende toezeggingen zijn gedaan, geen medewerking verleend aan het tot stand brengen van onbelaste contactmomenten tussen de vrouw en [minderjarige] . Dit moet voor [minderjarige] traumatisch zijn geweest. Hiermee heeft de man niet gehandeld in het belang van [minderjarige] . Ook ter zitting zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen die de verwachting rechtvaardigen dat de man zijn houding en gedrag zal gaan verbeteren. Gelet op al het vorenstaande is het eenhoofdig gezag van de vrouw in het belang van [minderjarige] noodzakelijk.
4.1
De rechtbank zal de beslissing omtrent het gezag uitvoerbaar bij voorraad verklaren
omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
De inhoudelijke beoordeling inzake C/02/398617 / FA RK 22-2653
4.11
In deze procedure oordeelt de rechtbank als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar verzoek tot vaststelling van een zorgregeling op basis van co-ouderschap ingetrokken. Gelet op deze intrekking hoeft dit verzoek niet meer te worden beoordeeld. Dit verzoek zal dan ook worden afgewezen.
4.12
Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt. De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het belangrijk is dat er gewerkt wordt aan het (opnieuw) tot stand brengen van contact tussen de man en [minderjarige] en dat de regie omtrent de omgang bij het LET moet worden gelegd. Er ligt echter geen verzoek omtrent de zorgregeling meer voor waarop de rechtbank een beslissing moet nemen. De rechtbank geeft het LET mee om de regie te voeren in de omgang tussen de man en [minderjarige] . Het is van belang dat op korte termijn een veilige en onbelaste omgang tot stand komt tussen de man en [minderjarige] en dat wordt gewerkt aan uitbreiding van de omgang wanneer [minderjarige] daaraan toe is en waarbij zijn tempo leidend moet zijn. De rechtbank geeft de man mee om zich open te stellen voor adviezen en voorwaarden vanuit het LET over het opstarten van de omgang en hieraan mee te werken.
4.13
Nu de rechtbank de vrouw zal belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] heeft de vrouw geen belang meer bij haar verzoek om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar te bepalen. De rechtbank zal dit verzoek dan ook afwijzen.
4.14
Ook de verzoeken van de man om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem te bepalen en hem te belasten met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] zullen worden afgewezen. De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor in r.o. 4.9 is overwogen. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat de vrouw eenhoofdig met het gezag over hem zal zijn belast en zal het verzoek van de vrouw daartoe toewijzen. Dit heeft tot gevolg dat de rechtbank de verzoeken van de man tot belasting met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] en tot vaststelling van het hoofdverblijf van [minderjarige] bij hem zal afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
inzake C/02/415074 / FA RK 23-4906
5.1
bepaalt dat de vrouw voortaan alleen het gezag heeft over [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] ;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
wijst het meer of anders verzochte af;
inzake C/02/398617 / FA RK 22-2653
5.3
wijst de verzoeken van partijen af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Holierhoek, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.