ECLI:NL:RBZWB:2024:3350

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/414823 / FA RK 23-4778
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf, gezag en vaststelling informatieregeling in een echtscheidingsprocedure met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het hoofdverblijf, gezag en informatieregeling van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. Buntsma, verzoekt om wijziging van de zorgregeling en het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij haar, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. W.A. Lensink, geen verweer voert tegen het verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf maar wel tegen andere verzoeken van de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in 2021 een ouderschapsplan hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het hoofdverblijf en de zorgregeling van de kinderen. De man is momenteel gedetineerd en heeft psychische problemen, wat de zorgregeling beïnvloedt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de vrouw tot wijziging van de zorgregeling aan te houden, zodat de GI kan onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor contact tussen de man en [minderjarige 1]. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw tot wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] toegewezen, aangezien de man hiertegen geen verweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag over [minderjarige 2] toegewezen, maar het verzoek tot wijziging van het gezag over [minderjarige 1] aangehouden voor verdere beoordeling in februari 2025. De rechtbank heeft de vrouw ook opgedragen om de man maandelijks te informeren over belangrijke zaken rondom [minderjarige 1].

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/414823 / FA RK 23-4778
datum uitspraak: 7 mei 2024
beschikking betreffende wijziging zorgregeling, hoofdverblijf en gezag
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.C. Buntsma te Middelburg,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
thans gedetineerd in de PI Vught,
advocaat: mr. W.A. Lensink te Goes.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
Informant in deze procedure is:
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
gevestigd te Eindhoven.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 9 oktober 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier van 25 maart 2024 van mr. Buntsma, met bijlage;
- het op 4 april 2024 ontvangen verweerschrift, tevens houdende zelfstandig verzoek.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 8 april 2024, gezamenlijk met het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/420817 / JE RK 24-559. In die procedure is bij separate beschikking beslist. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens waren aanwezig een zittingsvertegenwoordiger namens de Raad en namens de GI.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht d.d. 15 juli 2021 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 23 juli 2021 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk van partijen is het navolgende minderjarige kind geboren:
-
[minderjarige 1], (hierna te noemen: [minderjarige 1] ) geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2017.
2.3
Uit een eerdere relatie van de vrouw is op [geboortedag 2] 2008 te [geboorteplaats] geboren
[minderjarige 2] ,(hierna te noemen: [minderjarige 2] ). De man heeft [minderjarige 2] erkend.
2.4
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over de minderjarigen uit.
2.5
In het kader van hun echtscheiding hebben partijen op 17 april 2021 een ouderschapsplan met elkaar gesloten waarin zij afspraken hebben gemaakt over onder andere het hoofdverblijf van de minderjarigen en de zorgregeling.
2.6
In voornoemd ouderschapsplan zijn partijen overeengekomen dat het hoofdverblijf van [minderjarige 2] bij de vrouw is en het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de man. Ten aanzien van [minderjarige 2] zijn partijen geen zorgregeling overeengekomen. Ten aanzien van [minderjarige 1] zijn partijen overeengekomen dat er een zorgregeling op basis van co-ouderschap zou worden uitgevoerd.
2.7
Bij beschikking van 8 april 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 8 april 2024 en tot 8 april 2025.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de beschikking van 15 juli 2021 te wijzigen en te bepalen dat:
- de daarin opgenomen afspraken worden gewijzigd in die zin dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf heeft bij de vrouw;
- de zorgverdeling in tijd en plaats zoals opgenomen in punt 8 van het ouderschapsplan wijzigt in die zin dat de man enkel de zorg over [minderjarige 1] heeft indien is vastgesteld door een behandelaar dat hij daar voldoende stabiel voor is en dat tot die tijd er begeleide contacten zullen zijn tussen de man en [minderjarige 1] ;
- de vrouw wordt belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
3.2
De man voert geen verweer tegen het verzoek van de vrouw tot wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en tot belasting van haar met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 2] . De man voert wel verweer tegen de overige verzoeken van de vrouw en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt de man bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vrouw de man eens per maand schriftelijk, of langs elektronische weg, informeert in ieder geval omtrent het geestelijk en lichamelijk welzijn van [minderjarige 1] , betreffende haar voortgang en de activiteiten op school, alsmede betreffende die zaken waarvan het in het belang van [minderjarige 1] is dat ook de man daarvan kennis draagt.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Door en namens de vrouw wordt in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. In het door partijen in 2021 gesloten ouderschapsplan zijn partijen overeengekomen dat het hoofdverblijf van [minderjarige 2] bij de vrouw en dat van [minderjarige 1] bij de man is. Het contact tussen de man en [minderjarige 2] is al geruime tijd verwaterd. Inmiddels verblijft [minderjarige 1] al geruime tijd bij de vrouw. De man heeft last van ernstige depressiviteit en doet zorgelijke uitspraken tegenover [minderjarige 1] tijdens de omgang. Ook heeft de man gedreigd met zelfmoord. Om die reden is het niet in het belang van [minderjarige 1] om onbegeleide omgang tussen haar en de man te laten plaatsvinden. In september 2023 heeft de man zich in zijn woning verschanst. De straat is afgezet en de man is door een arrestatieteam uit zijn woning gehaald. De man zit momenteel gedetineerd in de PI in Vught vanwege de verdenking van brandstichting in zijn eigen woning eind januari 2024. Vanwege de zorgen heeft de Raad een onderzoek naar een kinderbeschermende maatregel aangekondigd. Het is ook noodzakelijk dat de Raad onderzoek doet naar de mogelijkheden van contact tussen de man en [minderjarige 1] . De zorgregeling die nu vastligt moet worden gewijzigd. Het is nodig dat de Raad bekijkt welke vorm van contact tussen de man en [minderjarige 1] mogelijk is. De man is vanwege zijn psychische gesteldheid niet in staat om de juiste beslissingen ten aanzien van [minderjarige 1] te nemen. De man heeft meerdere malen geweigerd zijn toestemming te verlenen voor aangelegenheden ten aanzien van [minderjarige 1] . Zo heeft hij geweigerd zijn toestemming te verlenen voor inschrijving van [minderjarige 1] op de BSO en voor aanmelding van [minderjarige 1] bij de diëtist. Ook heeft hij niet meegewerkt aan het machtigen van de vrouw voor de aanvraag van een DigiD voor [minderjarige 1] . Het uitoefenen van het gezamenlijk gezag door partijen is vanwege de psychische gesteldheid van de man niet uitvoerbaar. Om die reden is het in het belang van [minderjarige 1] dat de vrouw met het eenhoofdig gezag over haar wordt belast. De vrouw voert verweer tegen het zelfstandig verzoek van de man tot vaststelling van een informatieregeling. De vrouw wil niet meer rechtstreeks aan de man informatie over [minderjarige 1] sturen, maar alleen via de GI.
4.2
Door en namens de man wordt in het verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. De man verzet zich niet tegen wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] , in die zin dat zij haar hoofdverblijf bij de vrouw heeft. Evenmin verzet de man zich tegen het verzoek dat de vrouw wordt belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 2] . Het is juist dat het contact tussen de man en [minderjarige 2] al langere tijd is verwaterd. De man voert wel verweer tegen het verzoek van de vrouw tot wijziging van de zorgregeling tussen hem en [minderjarige 1] en tot wijziging van het gezag omtrent [minderjarige 1] . De man betwist niet dat hij in verband met zijn psychische gesteldheid wordt behandeld. Hij betwist wel dat dit ertoe moet leiden dat het gezag over [minderjarige 1] moet worden gewijzigd. De man wordt behandeld en reageert goed op de hem voorgeschreven medicatie en overige therapie. De verwachting is dat zijn gesteldheid zal verbeteren en dat hij in staat zal zijn de uitoefening van het gezag over [minderjarige 1] op een goede wijze voort te zetten, in samenspraak met de vrouw. De man erkent dat hij momenteel niet in staat is om de zorgregeling die partijen ten aanzien van [minderjarige 1] zijn overeengekomen, op die wijze uit te oefenen, mede omdat hij niet over passende woonruimte beschikt. Voor september 2023 had de man een uur in de week begeleide omgang met [minderjarige 1] . Vanaf september 2023 tot ongeveer januari 2024 was er eens in de week een begeleid bezoek van één uur tussen de man en [minderjarige 1] . Sinds de man gedetineerd zit heeft de man een aantal keer een tekening van [minderjarige 1] gekregen. De man is voornemens om, nadat hij zijn behandeling heeft afgerond en weer over zelfstandige woonruimte beschikt, de zorgregeling weer op te pakken. De man kan ermee instemmen dat het verzoek ten aanzien van de zorgregeling tussen hem en [minderjarige 1] wordt aangehouden in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling. De man wordt door de vrouw niet geinformeerd omtrent belangrijke zaken rondom [minderjarige 1] zoals haar school, haar gezondheid en overige zaken. Om die reden verzoekt de man vaststelling van een informatieregeling.
4.3
De Raad brengt tijdens de mondelinge behandeling naar voren dat er zo snel mogelijk sprake moet zijn van contactherstel tussen de man en [minderjarige 1] . Er is al enkele maanden geen contact tussen hen en deze situatie moet zo snel mogelijk worden hersteld. Het is aan de GI om in het kader van de ondertoezichtstelling met partijen samen afspraken te maken over de omgang tussen de man en [minderjarige 1] . Uiteindelijk zal lopende de ondertoezichtstelling duidelijk worden wat mogelijk is in het contact tussen de man en [minderjarige 1] . De Raad adviseert daarnaast ook om het verzoek van de vrouw omtrent het gezag en het verzoek van de man tot vaststelling van de informatieregeling aan te houden. Het is aan de GI om binnen het kader van de ondertoezichtstelling aanvullend onderzoek te doen naar het gezag en de wijze waarop van de vrouw verlangd kan worden informatie over [minderjarige 1] aan de man door te geven. De Raad adviseert de behandeling van deze verzoeken voor de duur van 9 maanden aan te houden.
Zorgregeling
4.4
In deze zaak zijn de artikelen 1:253a en 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing.
4.5
In artikel 1:377e BW staat dat de rechtbank op verzoek van een ouder of de ouders een bestaande zorgregeling kan veranderen als de omstandigheden zijn veranderd of als de rechtbank die regeling heeft vastgesteld op grond van onjuiste of onvolledige gegevens.
4.6
De rechtbank oordeelt als volgt. In het ouderschapsplan van 17 april 2021 zijn partijen een zorgregeling overeengekomen die inhoudt dat de zorg voor [minderjarige 1] tussen de ouders wordt verdeeld. Partijen geven echter al geruime tijd geen uitvoering meer aan deze regeling. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden die ertoe maakt dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek tot wijziging van de zorgregeling.
4.7
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat de beslissing op het verzoek van de vrouw tot wijziging van de zorgregeling met betrekking tot [minderjarige 1] moet worden aangehouden. Het is aan de GI om in het kader van de ondertoezichtstelling zicht te krijgen op de wijze waarop er invulling kan worden gegeven aan de omgang tussen de man en [minderjarige 1] . Op dit moment is nog niet duidelijk op welke wijze de behandeling van de man vorm gaat krijgen, wanneer hij uit de PI Vught komt en op welke termijn hij (weer) over zelfstandige woonruimte beschikt. Het is belangrijk dat de GI de komende maanden de regie voert ten aanzien van het contact tussen de man en [minderjarige 1] en zicht krijgt op de vraag of de bestaande zorgregeling weer uitgevoerd dan wel gewijzigd dient te worden. De rechtbank zal de beslissing op het verzoek omtrent de zorgregeling aanhouden voor de duur van 9 maanden. Indien de GI tot indiening van een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] overgaat zal een daartoe strekkend verzoek bij voorkeur gezamenlijk worden behandeld.
Hoofdverblijf [minderjarige 1]
4.8
Nu de man geen verweer voert tegen het verzoek van de vrouw tot wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] zal de rechtbank dit verzoek van de vrouw als onweersproken toewijzen.
Gezag
4.9
In artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de rechter op verzoek van de ouders die niet met elkaar zijn getrouwd of een van hen het gezamenlijk gezag kan beëindigen. Dat kan als de omstandigheden zijn veranderd sinds de ouders samen het gezag hebben gekregen of als de rechtbank van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan toen hij het gezamenlijk gezag heeft vastgesteld. In dat geval beslist de rechtbank wie van de ouders voortaan alleen het gezag over [minderjarige 1] [minderjarige 2] krijgt. In artikel 1:253n lid 1 BW staat dat artikel 1:251a lid 1 BW van toepassing is. In dat artikel staat dat de rechter kan beslissen dat het gezag over een kind naar één ouder gaat als er een onacceptabel risico is dat, als allebei de ouders het gezag houden, dit kind erg klem komt te zitten tussen die ouders en het er niet naar uitziet dat dit binnen korte tijd verbetert of als een verandering van het gezag op een andere manier in het belang van het kind noodzakelijk is.
4.1
De rechtbank oordeelt als volgt. Nu de man geen verweer voert tegen het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag ten aanzien van [minderjarige 2] zal de rechtbank dit verzoek als onweersproken toewijzen.
4.11
Ten aanzien van het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag omtrent [minderjarige 1] oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank begrijpt de situatie waar de vrouw in verkeert. De vrouw heeft een aantal voorbeelden gegeven van situaties waarin zij tegen problemen is aangelopen, omdat partijen het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] uitoefenen. De rechtbank is echter van oordeel dat het op dit moment nog te vroeg is om een beslissing te nemen op het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag ten aanzien van [minderjarige 1] . Het is aan de GI om de komende maanden zicht te krijgen op het verloop van de therapie van de man bij [zorgorganisatie] . De man heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn toestemming verleend voor het delen van het persoonlijkheidsonderzoek met de GI. De rechtbank verwacht van de GI dat zij de komende maanden in het kader van de ondertoezichtstelling meer zicht gaat krijgen op de vraag of het in stand houden van het gezamenlijk gezag in het belang van [minderjarige 1] is. De rechtbank zal de beslissing op het verzoek omtrent het gezag aanhouden voor de duur van 9maanden tot een nader te plannen mondelinge behandeling in februari2025. Indien de GI tot indiening van een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] overgaat zal een daartoe strekkend verzoek bij voorkeur gezamenlijk worden behandeld. De rechtbank verzoekt de GI om uiterlijk twee weken voor de nog te plannen mondelinge behandeling bij de rechtbank een verslag in te dienen met daarin een update over de ontwikkelingen in het kader van de ondertoezichtstelling en een advies omtrent de meest wenselijke vorm van contact tussen de man en [minderjarige 1] . Ook verzoekt de rechtbank de GI in dat verslag advies uit te brengen over het verzoek van de vrouw ten aanzien van het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en de wijze waarop de definitieve informatieregeling vorm zou moeten worden gegeven.
Informatieregeling
4.12
In artikel 1:377b BW staat dat de ouder met gezag over een kind informatie moet geven aan de ouder zonder gezag over het kind over hoe het met het kind gaat. Het gaat om informatie over belangrijke zaken over de persoon en het vermogen van het kind. Ook moet de ouder die het gezag over een kind heeft de ouder die geen gezag heeft, raadplegen bij beslissingen die hij of zij over het kind neemt. Dat kan ook met de hulp van een tussenpersoon. De rechtbank kan op verzoek van een ouder over dit onderwerp een regeling vaststellen.
4.13
Ten aanzien van het verzoek van de man tot vaststelling van een informatieregeling oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank begrijpt de wens van de man om eens per maand door de vrouw geïnformeerd te worden betreffende belangrijke aangelegenheden rondom [minderjarige 1] . De rechtbank vindt het ook in het belang van [minderjarige 1] dat de vrouw de man eens per maand informeert over belangrijke zaken in haar leven. Op het moment dat er omgang tussen de man en [minderjarige 1] tot stand komt is het van belang dat de man weet wat er in het leven van [minderjarige 1] speelt. De rechtbank zal het verzoek van de man toewijzen en voorlopig bepalen dat de vrouw de man eens per maand via e-mail informeert over het geestelijk en lichamelijk welzijn van [minderjarige 1] , betreffende haar voortgang en de activiteiten op school, alsmede betreffende die zaken waarvan het in het belang van [minderjarige 1] is dat ook de man daarvan kennis draagt. De rechtbank vindt het gezien het standpunt van de vrouw wenselijk als de GI in cc in de e-mail wordt geplaatst. De vrouw dient met de GI te overleggen over hoe de informatieoverdracht het beste kan worden vormgegeven.
4.14
De rechtbank zal de beslissing ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] , de beslissing ten aanzien van het gezag omtrent [minderjarige 2] en de beslissing ten aanzien van de informatieregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
wijzigt de beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht d.d. 15 juli 2021 alsmede het door partijen op 17 april 2021 gesloten ouderschapsplan en bepaalt dat [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2017 te [geboorteplaats] , haar hoofdverblijf heeft bij de vrouw;
5.2
bepaalt dat de vrouw de man,
voorlopig,eens per maand schriftelijk informeert over belangrijke gebeurtenissen rondom de minderjarige, waarbij informatie wordt gegeven over haar schoolprestaties, gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen, medicijngebruik, hobby’s en activiteiten en waarbij ook kopieën van schoolrapporten worden gegeven;
5.3
bepaalt dat het gezag over [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2008 te [geboorteplaats] , voortaan aan de vrouw alleen toekomt;
5.4
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
houdt iedere verdere beslissing aan tot een nader te plannen mondelinge behandeling in
februari 2025;
5.6
verzoekt de GI uiterlijk twee weken voor voornoemde mondelinge behandeling een schriftelijk verslag in te dienen, een en ander zoals overwogen in r.o. 4.11.
Deze beschikking is gegeven door mr. Zuijdweg en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Botttinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.