ECLI:NL:RBZWB:2024:3351

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/420817 / JE RK 24-559
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Zuijdweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezinsproblematiek en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 april 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017. De Raad voor de Kinderbescherming Zuidwest Nederland heeft op 2 april 2024 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], voor de duur van twaalf maanden. De ouders van [minderjarige], de moeder en de vader, zijn beiden betrokken bij de procedure. De moeder is bijgestaan door haar advocaat, mr. M.C. Buntsma, en de vader door mr. W.A. Lensink. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 8 april 2024 gehouden, waarbij de ouders, vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige]. De ouders zijn niet in staat om samen beslissingen te nemen in het belang van hun kind, en de vader heeft psychische instabiliteit vertoond. De moeder kampt met gezondheidsproblemen, wat de situatie verder compliceert. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de hulpverlening in het vrijwillig kader onvoldoende is geweest en dat er een neutrale derde nodig is om de regie te voeren en ondersteuning te bieden in de contacten tussen de ouders.

De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en [minderjarige] onder toezicht gesteld van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, met ingang van 8 april 2024 en tot 8 april 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter heeft de beslissing mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor belanghebbenden om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420817 / JE RK 24-559
Datum uitspraak: 8 april 2024
beschikking ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING ZUIDWEST NEDERLAND,
hierna te noemen: de Raad,
locatie Middelburg,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2017 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.C. Buntsma te Middelburg,
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
thans gedetineerd in de PI Vught,
advocaat: mr. W.A. Lensink te Goes.
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
gevestigd te Eindhoven.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift van de Raad van 2 april 2024 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 2 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
8 april 2024.
1.3.
Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI.
1.4.
Op voornoemde mondelinge behandeling zijn tevens de verzoeken van de moeder tot wijziging van het gezag, het hoofdverblijf en de zorgregeling behandeld, bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/414823 / FA RK 23-4778.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vader maar verblijft bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. Het raadsrapport is helder en de ouders zijn het beiden eens met een ondertoezichtstelling. Een neutrale derde kan knopen doorhakken als dat nodig is en zorgt ervoor dat de belangen van [minderjarige] gewaarborgd blijven. De Raad is van mening dat het contact tussen [minderjarige] en de vader zo snel mogelijk hersteld moet worden. De GI kan zich als regievoeder buigen over de zorgregeling, waarin gekeken moet worden naar een opbouw van het contact, in het tempo van [minderjarige] . Hetzelfde geldt voor het gezag en de informatieregeling. Van belang is dat door de GI de meest wenselijke vorm hiervan wordt onderzocht. Het is verstandig dat de vader begeleid wordt door de GI.
4.2.
Door en namens de moeder wordt naar voren gebracht dat zij instemt met een ondertoezichtstelling. De hulpverlening is al vanaf de scheiding betrokken. Zij kunnen nu niet doorpakken. Het gaat dan om belangrijke zaken met betrekking tot [minderjarige] . De impulsiviteit en onberekenbaarheid van de vader zorgen ervoor dat hij niet inziet wat echt nodig is voor [minderjarige] . Er hebben zich stressvolle situaties voorgedaan. Bij de moeder is MS geconstateerd. Het gaat nu goed met haar, maar de ziekte hangt als het zwaard van Damocles boven haar hoofd. Door een ondertoezichtstelling zijn zaken makkelijker te realiseren, waaronder de informatieregeling. De moeder vindt het fijn als iemand met haar meekijkt, bijvoorbeeld door de mail die de moeder naar de vader stuurt altijd naar de jeugdbeschermer te sturen. De moeder wil niet meer gebombardeerd worden met mails van de vader.
4.3.
Door en namens de vader wordt naar voren gebracht dat hij ook instemt met een ondertoezichtstelling. Volgens de vader kunnen daarmee problemen worden getackeld. Een goede bijkomstigheid is dat de GI in geval van een ondertoezichtstelling steunt biedt aan beide partijen, waarin de vader hoopt dat er met name wordt gekeken naar het belang van [minderjarige] . Een ondertoezichtstelling zal een positief effect hebben op de onderlinge band tussen de vader en [minderjarige] . Ook voor wat betreft de informatieregeling. De vader heeft nu af en toe schriftelijk contact met [minderjarige] , maar uit die brieven blijkt niet hoe het gaat op school. Om die reden heeft de vader behoefte aan informatie over [minderjarige] van de moeder zelf. Binnen de ondertoezichtstelling is het aan de GI om op deze punten regie te voeren. De vader stemt desgevraagd in met het overleggen van zijn persoonlijkheidsonderzoek aan de GI.
4.4.
Door de GI wordt naar voren gebracht dat zij de ondertoezichtstelling kunnen uitvoeren. De ondertoezichtstelling blijft in de regio van Zeeland en niet Almere zoals in het verzoek van de Raad vermeld staat. Op dit moment is er nog geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar. De ondertoezichtstelling wordt binnen het instroomteam opgepakt. Zodra er een vaste jeugdbeschermer beschikbaar is wordt de zaak overgedragen. Normaal gesproken geldt hiervoor een termijn van zes weken. De GI verzoekt in het bezit te worden gesteld van de uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek van de vader.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat op basis van de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat aan de gronden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. De kinderrechter zal dat in het hiernavolgende toelichten.
5.3.
Tussen de ouders is al langere tijd geen sprake van een vorm van positieve communicatie. Het lukt de ouders niet om gezamenlijk te praten over beslissingen die genomen moeten worden in het belang van [minderjarige] . De vader is het afgelopen jaar psychisch onstabiel gebleken en heeft daarin ook onvoldoende openheid van zaken gegeven richting de hulpverlening. Het is zorgelijk dat [minderjarige] onrust voelt vanuit de onduidelijkheid die zij ervaart in de relatie met haar vader. Die onstabiliteit kan het voor [minderjarige] moeilijk maken om te vertrouwen op haar vader. De kinderrechter is het met de Raad eens dat er spoedig gekeken moet worden welke mogelijkheden er zijn om het contact tussen [minderjarige] en haar vader op te bouwen. In de opbouw dient rekening gehouden te worden met het tempo van [minderjarige] . De kinderrechter deelt de zorgen van de Raad ook ten aanzien van de moeder. Lichamelijk gezien kampt de moeder met klachten die voortkomen uit haar MS-diagnose. Stress kan deze lichamelijke klachten verergeren. De kinderrechter vindt dan ook dat er aandacht moet zijn voor de draagkracht en draaglast van de moeder in het verdere hulpverleningstraject.
5.4.
De kinderrechter komt, gelet op het voorgaande, tot de conclusie dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De hulpverlening in het vrijwillig kader is onvoldoende geweest om deze zorgen onder de eigen verantwoordelijkheid van de ouders weg te nemen. De ouders hebben een neutrale derde nodig die regie voert en verdere ondersteuning biedt in de contacten tussen de moeder en de vader.
5.5.
De kinderrechter zal het - door partijen onweersproken - verzoek toewijzen voor de verzochte duur. Daarbij neemt de kinderrechter de gronden en doelen van de Raad over, zoals weergegeven in de raadsrapportage op pagina 22, te weten:
- [minderjarige] groeit op in een liefdevolle, stabiele en veilige omgeving waarin zij in haar ontwikkeling wordt gestimuleerd;
- [minderjarige] heeft een positief, voorspelbaar, liefdevol en veilig contact met vader binnen de mogelijkheden die er vanuit vader zijn;
- [minderjarige] heeft duidelijkheid over wat er bij vader speelt en wat zij van hem kan verwachten, passend bij haar leeftijd en ontwikkeling is dit aan haar uitgelegd;
-Moeder heeft een steunend netwerk, zowel formeel als informeel, zodat zij mensen heeft om op terug te vallen als zij ergens mee zit;
-Moeder ervaart voldoende momenten om lichamelijk en emotioneel te ontspannen en tot rust te komen ter bewaking van haar draaglast en draagkracht balans;
-Vader werkt mee aan de afname van het PO en de adviezen die daaruit voort komen;
-Vader krijgt ondersteuning bij het verkrijgen van inzicht in keuzes en besluiten die gemaakt worden.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering te Eindhoven met ingang van 8 april 2024 en tot 8 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024 door mr. Zuijdweg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink als griffier, en op schrift gesteld op 7 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.