Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2016.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 8 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in een kort geding uitspraak gedaan over de vordering van een vrouw om vervangende toestemming te verkrijgen van de man voor een vakantie met hun minderjarige kind naar Turkije. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.C. Nuijten, vorderde dat de man, haar ex-partner, schriftelijk toestemming zou verlenen voor de vakantie van 19 tot en met 29 april 2024. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.S. Yap, had eerder toestemming gegeven, maar deze ingetrokken. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 april 2024 werd de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was om advies te geven.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vorderingen vaststond. De Raad had aangegeven dat de man zich oprecht zorgen maakte om de minderjarige, maar de voorzieningenrechter vond de zorgen niet ernstig genoeg om de vakantie te verbieden. De vrouw had voldoende aangetoond dat zij voor de veiligheid van de minderjarige zou zorgen. De voorzieningenrechter verleende de vrouw vervangende toestemming voor de vakantie en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De gevorderde dwangsom werd afgewezen, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van communicatie tussen ouders en het herstel van vertrouwen, vooral in het belang van de minderjarige. De voorzieningenrechter moedigde partijen aan om samen te werken aan de opvoeding en zorg voor hun kind.