ECLI:NL:RBZWB:2024:3357

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/419913 / FA RK 24-1090
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Provisioneel verzoek tot vaststelling van een voorlopige zorgregeling voor minderjarigen

Op 8 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beschikking gegeven in een provisionele procedure betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.A.G. van Acker, verzocht om een omgangsregeling waarbij de kinderen van vrijdagavond of zaterdagochtend tot dinsdagavond bij hem zouden verblijven, inclusief overnachtingen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. de Dobbelaere-Woets, verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de huidige regeling, waarbij de kinderen op zaterdag en zondag overdag en op maandag- en dinsdagavond bij de man zijn, moet worden voortgezet. De vrouw heeft zorgen over het gedrag van de man, waaronder drugsgebruik en agressie, en wil dat de omgang veilig gebeurt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek en heeft de huidige omgangsregeling voorlopig voortgezet. De rechtbank heeft partijen aangespoord om in overleg met de gecertificeerde instelling (GI) een veiligheidsplan op te stellen en heeft bepaald dat de omgangsregeling in de komende maanden moet worden uitgebreid, met als doel dat de kinderen ook bij de man kunnen overnachten. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de regeling onmiddellijk kan ingaan, ondanks een eventueel hoger beroep. De beslissing is mondeling uitgesproken door mr. De Beer, met mr. Van der Meer als griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/419913 / FA RK 24-1090
datum uitspraak: 8 april 2024
beschikking betreffende provisioneel verzoek ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.A.G. van Acker te Sint Jansteen,
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. I. de Dobbelaere-Woets te Terneuzen.
Als informant wordt aangemerkt:
de
Stichting Jeugdbescherming west Zeeland, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd in Middelburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 15 februari 2024 ontvangen verzoek, met bijlagen;
- het op 20 maart 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 8 april 2024, gezamenlijk met de behandeling van het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen, bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/420124 / JE RK 24-443, in welke zaak bij separate beschikking is beslist en waarbij de minderjarigen onder toezicht zijn gesteld van de GI met ingang van 8 april 2024 en tot 8 april 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een zittingsvertegenwoordiger namens de Raad en een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad uit welke relatie de navolgende thans nog minderjarige kinderen zijn geboren:
-
[minderjarige 1] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2020
;
-
[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2021.
2.2
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3
De vrouw oefent van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarigen uit.
2.4
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.

3.Het verzoek

3.1
De man verzoekt bij wege van provisioneel verzoek een omgangs- en contactregeling te bepalen zoals onder randnummer 16 in het verzoekschrift is beschreven, dan wel een regeling welke de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren en waarbij de minderjarigen wekelijks een aantal dagen achtereenvolgens bij de man verblijven.
3.2
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man en verzoekt dit verzoek af te wijzen.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Door en namens de man wordt in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende, kort samengevat, aangevoerd. Partijen proberen al langere tijd via [vereniging] tot afspraken over een ouderschapsplan te komen. De vrouw heeft een zorgregeling opgesteld en alhoewel de man deze regeling te belastend voor de kinderen vindt heeft hij zich hier toch aan gehouden. Er is vaak discussie tussen partijen over de omgang. De vrouw wil vaak dat niet de man maar een derde de kinderen haalt en brengt terwijl de man dat juist zelf wil doen. Op 12 februari jl. stond de man voor de deur bij de vrouw maar toen kreeg hij de kinderen niet mee. De vrouw wil de afspraken omtrent de omgangs steeds maar voor de korte duur van 2 maanden maken. De man heeft er juist behoefte aan dat er afspraken over de omgang gemaakt worden voor langere tijd zodat hij hiermee rekening kan houden bij zijn werkgever. Momenteel verblijven de kinderen op zaterdag en zondag overdag van 08:45 uur tot 19:15 uur en op maandagavond en dinsdagavond van 17:00 uur tot 20:30 uur bij de man. De kinderen blijven nooit bij de man overnachten. De man wil dat heel graag maar daar geeft de vrouw geen toestemming voor. De man verzoekt vaststelling van een omgangsregeling waarbij de kinderen van vrijdagavond of zaterdagochtend tot dinsdagavond 19:15 uur, dus met overnachting, bij de man zijn en waarbij de kinderen worden opgehaald door de ouder waar ze verblijven.
4.2
Door en namens de vrouw wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij voorstellen over de omgang tussen de man en de kinderen steeds in overleg met Veilig Thuis heeft opgesteld. De vrouw is niet tegen contact tussen de man en de kinderen maar wil dat dit veilig gebeurt. De man is bekend met drugsgebruik en de vrouw weet dat hij zijn agressie vaak niet onder controle heeft. Daarom wil de vrouw niet dat de kinderen bij hem overnachten. Voordat de omgang uitgebreid kan worden moet eerst het gedrag van de man duidelijk zijn. Ook moet hij hulp accepteren voor zijn problematiek. Daarnaast is er opvoedondersteuning bij de man nodig. De huidige omgangsregeling tussen de man en de kinderen loopt tot deze mondelinge behandeling. Er zijn nog geen afspraken gemaakt over hoe de omgang na de mondelinge behandeling eruit gaat zien.
4.3
De GI voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat de ouders voornamelijk veel met zichzelf bezig zijn maar dat het hier zou moeten gaan om de kinderen. De kinderen hebben recht op onbelast contact met allebei de ouders. De GI vindt de vele overdrachtsmomenten waar momenteel sprake van is niet in het belang van de kinderen.
4.4
De Raad geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat de ouders over en weer veel verwijten maken. Het is aan de GI om samen met de ouders een veiligheidsplan te maken waarin voldoende waarborgen zitten. De Raad adviseert om de omgangsregeling zoals die tot nu liep verder voort te zetten. Het is aan de GI, binnen het kader van de uitgesproken ondertoezichtstelling, om samen met de ouders afspraken te maken over de verdere opbouw van de omgang tussen de man en de kinderen. Het is daarbij raadzaam om te kijken naar de overdrachtsmomenten, want de vele overdrachtsmomenten die de huidige regeling nu bevat acht de Raad niet in het belang van de kinderen. Aan de ene kant geven deze vele wisselingen de moeder het idee dat ze ook ’s nachts zicht heeft op de kinderen maar aan de andere kant vergroten de vele wisselingen de kans dat er conflicten tussen de ouders ontstaan. De Raad vindt dat de kinderen ook tijd bij hun vader nodig hebben in de vorm van overnachtingen.
Inhoudelijke beoordeling
4.5
Ingevolge artikel 223 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan tijdens een aanhangig geding iedere partij verzoeken dat de rechter een voorlopige voorziening, zoals een voorlopige omgangsregeling, zal treffen voor de duur van het geding. Een voorlopige voorziening zoals hier bedoeld, kan pas worden verzocht indien en nadat de bodemprocedure aanhangig is gemaakt, terwijl het incidentele verzoek moet samenhangen met het verzoek in de hoofdzaak.
4.6
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het provisionele verzoek aan deze criteria wordt voldaan, zodat de man ontvankelijk is in zijn verzoek.
4.7
Ingevolge artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Op grond van lid 2 van dat artikel stelt de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
4.8
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afspraken gemaakt over de omgang tussen de man en de minderjarigen. Partijen zijn overeengekomen dat zij de omgangsregeling die zij tot nu toe hebben uitgevoerd, zullen blijven uitvoeren. Dit betekent dat er omgang tussen de man en de minderjarigen zal zijn op zaterdag en zondag van 08:45 uur tot 19:15 uur en op maandagavond en dinsdagavond van 17:00 uur tot 20:30 uur, waarbij de man het vervoer van de kinderen voor zijn rekening neemt. Partijen hebben afgesproken dat de kinderen bij de deur worden afgezet en dat er daarbij kort afscheid wordt genomen. Er zal geen gesprek tussen de ouders plaatsvinden. De rechtbank vindt het van belang dat partijen de komende acht maanden in overleg met de GI afspraken maken over uitbreiding van de omgang. Er moet worden toegewerkt naar een omgangsregeling die minder overdrachtsmomenten bevat en waarbij de omgang wordt uitgebreid naar ook contact tussen de man en de minderjarigen in de avonden en tijdens overnachtingen. De rechtbank zal bepalen dat er wordt toegewerkt naar een omgangsregeling waarbij er contact zal zijn tussen de man en de minderjarigen:
- de ene week van zaterdag 08:45 uur tot maandag- of dinsdagavond 19:15 uur, met overnachtingen;
- de andere week van maandag 08:45 uur tot dinsdag- of woensdagavond 19:15 uur, met overnachtingen.
4.9
Het is aan de GI om samen met de ouders de komende periode een veiligheidsplan op te stellen waarin onder andere de afspraken worden vastgelegd over de wijze waarop de overdrachtsmomenten van de minderjarigen moet worden vormgegeven.
4.1
Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.
4.11
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de man en genoemde minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2020 en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2021 v
oorlopiggerechtigd zijn tot omgang met elkaar op de wijze zoals in r.o. 4.8 nader is omschreven;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is mondeling en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024 door mr. De Beer, in aanwezigheid van mr. Van der Meer als griffier, en op schrift gesteld op 19 april 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.