ECLI:NL:RBZWB:2024:3358

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 april 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/420124 / JE RK 24-443
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van een gezinsconflict met betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming

Op 8 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de spanningen tussen de ouders. De ouders zijn in een conflict verwikkeld dat leidt tot een onveilige opvoedsituatie voor de kinderen, die hierdoor niet in staat zijn om zich op een gezonde manier te ontwikkelen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 april 2024 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, bijgestaan door hun advocaten. De moeder uitte haar zorgen over de meerwaarde van de ondertoezichtstelling, terwijl de vader instemde met het verzoek en bereid was om samen te werken aan een oplossing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening in het vrijwillige kader onvoldoende effect heeft gehad en dat er regievoering nodig is om de ouders te helpen bij het verbeteren van hun communicatie en samenwerking.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn vervuld en heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarigen goedgekeurd, met de verwachting dat de ouders met hulp van de gecertificeerde instelling (GI) stappen vooruit kunnen zetten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling gaat in op 8 april 2024, met een looptijd tot 8 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420124 / JE RK 24-443
Datum uitspraak: 8 april 2024
beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming¸
Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2020 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2021 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. I. de Dobbelaere-Woets te Middelburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.A.G. van Acker te Sint Jansteen,
Als informant wordt aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Zeeland,
hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 13 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
Op voornoemde mondelinge behandeling is tevens het provisioneel verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling met de minderjarigen behandeld, bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/419913 / FA RK 24-1090.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij hun moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek. De minderjarigen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd omdat zij worden belast met spanningen tussen de ouders en er in deze strijd sprake is van dreigend contactverlies met een van beide ouders. De minderjarigen groeien niet op in een rustige, voorspelbare en veilige opvoedomgeving waarbij zij onbelast contact hebben met hun beider ouders. Met periodes hebben de minderjarigen geen contact met hun vader en dit is schadelijk voor hun ontwikkeling. Als de situatie tussen de ouders zich zo voor blijft doen dan zullen de minderjarigen dusdanig in beslag worden genomen door de spanningen tussen de ouders dat zij onvoldoende toekomen aan hun ontwikkelingstaken, zoals het aanleren van sociale vaardigheden, het ontwikkelen van vertrouwen in anderen en het benutten van steunfiguren. De ouders zijn voldoende bereid maar onvoldoende in staat om de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren,
omdat er onvoldoende vertrouwen is tussen hen en ze zorgen uitspreken over onveiligheid in de opvoedsituatie bij de ander. De ingezette vrijwillige hulpverlening heeft onvoldoende zicht kunnen krijgen op de opvoedsituaties en heeft de bedreigde ontwikkeling niet kunnen wegnemen. De ouders kunnen niet gezamenlijk rond de tafel om de zorgen over de minderjarigen zelfstandig weg te nemen. Overdrachtsmomenten kunnen niet door henzelf worden vormgegeven. Regievoering is nodig om ervoor te zorgen dat de ouders zich aan de afspraken houden en dat dit soort situaties veranderen.
4.2.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij zich afvraagt welke meerwaarde een ondertoezichtstelling voor de kinderen heeft. Wat kan een ondertoezichtstelling in deze situatie veranderen nu alleen de moeder met het gezag over de kinderen is belast. De moeder is bang dat de ondertoezichtstelling voor nog meer belasting van de kinderen en van haar gaat zorgen. De afgelopen periode zijn de kinderen al zo veel in aanraking geweest met diverse hulpverleners. Bij de moeder is sprake van inzet van IPT en er zijn pogingen gedaan om veiligheidsafspraken te maken via Veilig Thuis. De moeder heeft het idee dat zij er al alles aan doet om de situatie ten goede te keren maar het is belangrijk dat vader zich ook gaat inzetten.
4.3.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij het eens is met een ondertoezichtstelling van de kinderen. De vader is bereid om overal aan mee te werken, ook al oefent hij het gezag over de kinderen niet uit. Er is nu al heel veel hulpverlening ingezet en daar werkt de vader ook aan mee. De vader heeft al verschillende keren aan de moeder gevraagd om haar toestemming te geven voor gezamenlijk gezag maar de moeder houdt de boot af. Hij wil graag op de hoogte gehouden worden over de kinderen. Ook ervaart de vader problemen met betrekking tot de omgang tussen hem en de kinderen. Hij ziet de kinderen vier dagen in de week maar ze mogen niet bij hem overnachten. De afspraken over de omgang worden min of meer opgelegd door de vrouw en gelden steeds slechts voor een beperkte periode. De vader wil graag een vastomlijnde omgangsregeling maar het lukt niet in onderling overleg hier afspraken over te maken. De vader ervaart dat hij nu meer een gastouder is dan daadwerkelijk ouder van de kinderen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] omdat zij klem zitten tussen de ouders. Deze situatie duurt inmiddels al te lang en de hulpverlening die vanuit het vrijwillig kader is ingezet is onvoldoende gebleken om het loyaliteitsconflict waar de minderjarigen in zitten, te verminderen. Het is nodig dat er regievoering komt vanuit de GI om de ouders weer in de juiste richting te krijgen, zeker nu het de ouders zelf onvoldoende lukt om constructieve afspraken met elkaar te maken. Het is belangrijk dat de ouders de komende periode onder regie van de GI gaan werken aan hun onderlinge verstandhouding, aan het wegnemen van het wantrouwen tussen hen en aan het verbeteren van hun onderlinge communicatie. De kinderrechter verwacht van beide ouders dat zij zich hiervoor actief gaan inzetten. De kinderrechter geeft de GI mee om samen met de ouders te gaan kijken hoe de omgang tussen de vader en de minderjarigen moet worden vormgegeven. De GI moet hierbij aandacht hebben voor het opbouwen van het contact tussen de vader en de minderjarigen zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken en op de wijze zoals is vastgelegd in de beschikking omtrent het provisioneel verzoek van de man, bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/419913 / FA RK 24-1090. De kinderrechter verwacht dat de ouders met behulp van de GI flinke stappen vooruit kunnen zetten en vindt de door de GI verzochte duur van 12 maanden voor de ondertoezichtstelling reëel.
5.3.
De kinderrechter zal daarom [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 8 april 2024 tot 8 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2024 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van der Meer als griffier, en op schrift gesteld op 19 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.