Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 22 februari 2024;
- het e-mail bericht van vader van 2 maart 2024;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 11 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, als gecertificeerde instelling, had verzocht om de ondertoezichtstelling met negen maanden te verlengen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren, maar de vader niet. De kinderrechter heeft de minderjarigen naar hun mening gevraagd, waarbij [minderjarige 2] haar zorgen over de verhuizing van haar vader naar [plaats 2] heeft geuit.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarigen is en dat de hulpverlening die nodig is, voldoende wordt geaccepteerd. De ouders hebben zelf afspraken gemaakt over de omgang, en de communicatie tussen hen is verbeterd. De kinderrechter concludeert dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 BW, niet zijn voldaan. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, wat betekent dat de ondertoezichtstelling op 25 april 2024 zal eindigen.