Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Stichting Jeugdbescherming west Zeeland,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 16 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van negen maanden, omdat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de aanhoudende conflicten tussen hun ouders. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet in staat om op constructieve wijze met elkaar te communiceren, wat leidt tot een schadelijke situatie voor de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2024 waren beide ouders aanwezig, samen met hun advocaten en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen klem zitten tussen hun ouders en dat de vrijwillige hulpverlening tot nu toe onvoldoende effect heeft gehad. De ouders zijn niet in staat om hun onderlinge strijd te beëindigen, wat leidt tot structurele stress voor de kinderen. De kinderrechter heeft de doelen van de ondertoezichtstelling vastgesteld, waaronder het verbeteren van de communicatie tussen de ouders en het beschermen van de kinderen tegen de gevolgen van de conflicten. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, ondanks mogelijke hoger beroep.
De kinderrechter heeft de beslissing op schrift gesteld op 24 mei 2024, en het hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch. De ondertoezichtstelling is ingegaan op 16 april 2024 en duurt tot 16 januari 2025.