ECLI:NL:RBZWB:2024:3365

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/420419 / JE RK 24-499
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen in het kader van contactherstel tussen ouders

Op 8 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden, in plaats van een jaar, om de situatie van de kinderen beter te kunnen monitoren en om het contactherstel tussen de vader en de kinderen te bevorderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat er een gebrek aan samenwerking en vertrouwen tussen de ouders bestaat. De vader heeft wisselende standpunten over contactherstel, wat de situatie bemoeilijkt. De kinderrechter heeft begrip voor de moeilijke situatie van de vader, maar benadrukt dat het in het belang van de kinderen is dat hij stappen zet richting contactherstel. De kinderrechter houdt vinger aan de pols en zal de situatie in de gaten houden, met een nieuwe mondelinge behandeling gepland voor begin november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/420419 / JE RK 24-499
Datum uitspraak: 8 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. B. van Haeften te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 21 maart 2024;
  • de brief met bijlagen van de GI van 12 april 2024;
  • de brief met bijlagen van de GI van 15 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de GI;
  • een zittingsvertegenwoordigster van de Raad.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 3] wonen bij hun moeder. [minderjarige 2] woont bij zijn vader maar verblijft bij zijn moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 mei 2023 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voorlopig onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 17 mei 2023 en tot 17 augustus 2023.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 augustus 2023 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot 15 mei 2024.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 27 oktober 2023 is het contact tussen de vader en [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geschorst tot de mondelinge behandeling op 22 november 2023, tenzij de GI op basis van de verkregen informatie beoordeelt dat het contact voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] veilig kan plaatsvinden. Het resterende deel van het verzoek van de GI is aangehouden tot de hiervoor genoemde mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft voorts het verzoek van de GI om zonder voorafgaand horen van de belanghebbenden op het verzoek te beslissen, afgewezen.
2.6.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 29 november 2023 is het contact tussen de vader en [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geschorst tot de mondelinge behandeling op 21 december 2023, tenzij de GI op basis van de verkregen informatie beoordeelt dat het contact voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] veilig kan plaatsvinden. Het resterende deel van het verzoek van de GI is aangehouden tot de hiervoor genoemde mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft voorts de vrouw in haar verzoek om vervangende toestemming te verlenen om de kinderen hun speltherapie bij [praktijk] te kunnen laten voortzetten niet-ontvankelijk verklaard.
2.7
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 5 januari 2024 is het contact tussen de vader en [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , voor de duur van drie maanden, tot 5 april 2024, geschorst tenzij de GI op basis van de verkregen informatie beoordeelt dat het contact voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] veilig kan plaatsvinden. Het meer of anders verzochte is afgewezen.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van en jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar is noodzakelijk. De kinderen zitten enorm klem tussen hun ouders. Vanwege meldingen van mogelijk seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader is het contact tussen de vader en de kinderen stopgezet. Sinds oktober 2023 is er geen contact meer geweest tussen de vader en de kinderen. De vader is wisselend in zijn standpunt of hij het contact met de kinderen weer wil herstellen. Het komende jaar moet erop gericht zijn om de contacten tussen de vader en de kinderen weer op een veilige manier te herstellen en om te onderzoeken op welke manier de ouders hun opvoedersrol op zich kunnen nemen en af kunnen stemmen in het belang van de kinderen. In de vorige beschikking van de kinderrechter is een duidelijke opdracht geformuleerd om te werken aan contactherstel tussen de vader en de kinderen. Op grond van die opdracht heeft de GI een plan van aanpak opgesteld dat op 12 april jl. naar de ouders is toegestuurd. De moeder heeft ingestemd met dit plan van aanpak, de vader heeft er nog niet op gereageerd. De GI zou gisteren een gesprek met de kinderen hebben over de volgende stap in het traject van contactherstel maar dat gesprek is niet doorgegaan omdat niet duidelijk is hoe de vader op dit moment tegen contactherstel aankijkt. Het is belangrijk dat de kinderen commitment van hun vader krijgen. De GI heeft psycho-educatie aangeboden aan de vader om te kunnen laten zien wat zijn wisselende houding ten opzichte van contactherstel doet richting de kinderen. Ook is aan de vader uitgelegd dat het niet belangrijk is om te weten waar de onveiligheid die de kinderen momenteel ervaren, vandaan komt maar dat verder moet worden gewerkt vanuit het gegeven dat die onveiligheid nu eenmaal wordt ervaren. Deze wijze van aanpak komt misschien niet overeen met hoe de vader in deze zaak staat en dat bemoeilijkt deze zaak. Het is belangrijk dat de kinderen weten waar ze aan toe zijn en wat het uiteindelijke besluit van de vader is met betrekking tot het contactherstel. Zo kunnen de kinderen worden geholpen bij het contactherstel dan wel kan er worden ingezet op het verwerken van de boodschap dat er geen contact meer met hun vader zal zijn. Er zijn eerder vier werkhypotheses uitgezet. Uit onderzoek dat is gedaan is geen uitsluitsel gekomen over één van de vier werkhypothesen. De ouders blijven zich aan deze werkhypothesen vasthouden terwijl het voor de kinderen van belang is dat er gekeken wordt naar wat zij nodig hebben om zich prettig en goed te ontwikkelen.
4.2.
De vader voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat hij vindt dat de situatie op dit moment slechter is dan op het moment dat de ondertoezichtstelling werd uitgesproken. Van de ondertoezichtstelling heeft hij geen profijt ervaren, de verstandhoudingen zijn alleen maar meer op scherp gezet. De vader vraagt zich af wat er de afgelopen maanden is gebeurd. Er zijn ook veel wisselingen geweest van jeugdbeschermer hetgeen de zaak ook geen goed heeft gedaan. Er wordt vooral veel negatief over vader in de stukken gerapporteerd terwijl er ook een positief verslag over hem van IPT voorhanden is. Daar leest hij in de stukken van de GI niets over. De vader vraagt zich af wat een verlenging van de ondertoezichtstelling voor zin heeft. De afgelopen periode is de ondertoezichtstelling verlengd om de vier hypotheses die zijn gesteld, uit te zoeken maar nu blijkt dat dit helemaal niet gebeurt. Het systeem waar de kinderen nu in zitten is niet goed voor hen. De vader heeft geen vertrouwen meer in de huidige GI. Hij weet niet of hij de stap naar contactherstel gaat maken omdat hij daar geen vertrouwen meer in heeft. De vader ziet dan ook niets in het plan van de GI.
4.3.
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij achter het plan van aanpak van de GI staat. Het is belangrijk dat er nu stappen gezet gaan worden. De kinderen trekken zich de situatie erg aan en geven zichzelf de schuld van de situatie. De kinderen verkeren in onzekerheid over de vraag of er nu wel of geen contact met hun vader zal komen. De moeder vindt het jammer dat de speltherapie voor de kinderen is gestopt. De kinderen hebben namelijk een uitlaatklep nodig om over de situatie te kunnen praten. Het gaat gelukkig beter met de kinderen maar er zijn op de school van [minderjarige 2] nog wel zorgen over hem. De moeder voert geen verweer tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder vraagt zich wel af wat de doelen van de ondertoezichtstelling nog zijn als het niet komt tot contactherstel. Het is belangrijk dat de vader duidelijk gaat worden in zijn wens met betrekking tot het contactherstel. Mocht het niet komen tot contactherstel dan vindt de moeder een verlenging van een jaar te lang. In dat geval zou een verlenging van zes maanden meer in de rede liggen.
4.4.
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat hij van mening is dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd. De kinderen hebben iemand nodig die boven de situatie blijft hangen en het belang van de kinderen voorop blijft stellen. De Raad is zoekende naar wat op dit moment het beste is voor de kinderen. Er ligt nu een plan van aanpak maar de vader kan nog steeds niet de stap zetten om mee te werken. Het verlies van contact met hun vader is namelijk schadelijk voor de kinderen. Het is belangrijk dat beide ouders zich achter het plan van aanpak van de GI scharen. Als niet allebei de ouders hun medewerking verlenen dan zal er niets van de grond komen. De Raad vraagt zich af wat de vader nodig heeft om de stap tot contactherstel te zetten. De Raad adviseert de vader in gesprek te gaan met de GI om te bespreken wat hij nodig heeft om ook daadwerkelijk de stap tot contactherstel te zetten. Want de kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid over het contact met hun vader.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De minderjarigen worden nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Er is nog steeds sprake van strijd tussen de ouders en enige constructieve samenwerking ontbreekt. Ook ontbreekt het nog steeds aan wederzijds vertrouwen tussen de ouders. Daarnaast verkeren de minderjarigen al langere tijd in onzekerheid over het contact met hun vader. Waar, zoals uit de stukken naar voren lijkt te komen, de vader enigszins positief stond tegenover contactherstel met de minderjarigen verklaart hij tijdens de mondelinge behandeling niet te weten of hij de stap tot daadwerkelijk contactherstel wel kan zetten. De vader kan of wil nog steeds geen duidelijk standpunt over het contactherstel innemen. De kinderrechter heeft begrip voor de moeilijke situatie waarin de vader verkeert maar is van mening dat de vader zich moet realiseren dat het in het belang van de minderjarigen is dat hij nu de stap tot contactherstel gaat zetten. De minderjarigen wachten op duidelijkheid. De kinderrechter begrijpt uit de toelichting van de GI dat het onderzoek dat de GI naar de vier werkhypothesen heeft verricht geen uitsluitsel heeft opgeleverd. Het is aan beide ouders om als vaststaand gegeven aan te nemen dat er geen uitsluitsel komt over waar de onveiligheid bij de minderjarigen nu exact vandaan komt. Het is belangrijk dat de ouders nu naar de toekomst gaan kijken en het verleden proberen los te laten. De minderjarigen hebben er last van dat ze geen contact hebben met hun vader. Het is in het belang van de minderjarigen noodzakelijk dat de vader gaat bewegen en mee gaat werken. Stilstaan is geen optie. Het plan van aanpak is juist ook zo ingericht om te voorkomen dat er dingen gebeuren waar geen zicht op is, zowel in de thuissituatie bij de moeder als bij de vader. Het plan van aanpak komt dan ook tegemoet aan de bezwaren en zorgen die er bij beide ouders bestaan. De kinderrechter drukt de vader op het hart om zijn medewerking te verlenen aan het plan van aanpak van de GI.
5.2.
De kinderrechter zal vinger aan de pols houden over het verdere verloop van de ondertoezichtstelling. Een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar vindt de kinderrechter daarvoor te lang. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling dan ook verlengen voor de duur van zes maanden. De behandeling van het restant van het verzoek van de GI zal worden aangehouden tot een nader te bepalen mondelinge behandeling begin november 2024.
5.3.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW), onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met ingang van 15 mei 2024 tot 15 november 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de beslissing op het restant van het verzoek van de GI aan tot een nader te bepalen mondelinge behandeling begin november 2024.
Deze beslissing is gegeven door mr. Dijkman, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024 in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.