In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2024 een beschikking gegeven in een provisionele verzoekprocedure met betrekking tot de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.A. Grosfeld, verzocht om een omgangsregeling en een informatieregeling, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Schietekatte, verweer voerde tegen deze verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw het eenhoofdig ouderlijk gezag over het kind uitoefent en dat het kind bij haar verblijft. De rechtbank heeft de verzoeken van de man in behandeling genomen en de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de procedure.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de man en de vrouw een affectieve relatie hebben gehad, waaruit het minderjarige kind is geboren. De vrouw heeft echter de man geblokkeerd op communicatieplatforms en er is geen contact tussen hen. De man heeft verzocht om een omgangsregeling, waarbij hij wekelijks contact met het kind wil hebben. De vrouw heeft verweer gevoerd en aangegeven dat zij eerst met de man in gesprek wil gaan voordat er omgang kan plaatsvinden. De Raad heeft de wens van de vrouw om in gesprek te gaan met de man ondersteund, maar ook benadrukt dat het contact tussen de man en het kind op korte termijn moet worden opgestart.
De rechtbank heeft na overleg tussen partijen besloten dat de man en het kind eenmaal per week contact zullen hebben, met de mogelijkheid om dit uit te breiden naarmate de situatie vordert. Tevens is bepaald dat de vrouw de man op de hoogte moet houden van belangrijke gebeurtenissen rondom het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de regeling direct kan ingaan, ondanks mogelijke hoger beroep.