ECLI:NL:RBZWB:2024:3366

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/420249 / FA RK 24-1269
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vastlegging voorlopige omgangsregeling en informatieregeling in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 april 2024 een beschikking gegeven in een provisionele verzoekprocedure met betrekking tot de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.A. Grosfeld, verzocht om een omgangsregeling en een informatieregeling, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Schietekatte, verweer voerde tegen deze verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw het eenhoofdig ouderlijk gezag over het kind uitoefent en dat het kind bij haar verblijft. De rechtbank heeft de verzoeken van de man in behandeling genomen en de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de procedure.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de man en de vrouw een affectieve relatie hebben gehad, waaruit het minderjarige kind is geboren. De vrouw heeft echter de man geblokkeerd op communicatieplatforms en er is geen contact tussen hen. De man heeft verzocht om een omgangsregeling, waarbij hij wekelijks contact met het kind wil hebben. De vrouw heeft verweer gevoerd en aangegeven dat zij eerst met de man in gesprek wil gaan voordat er omgang kan plaatsvinden. De Raad heeft de wens van de vrouw om in gesprek te gaan met de man ondersteund, maar ook benadrukt dat het contact tussen de man en het kind op korte termijn moet worden opgestart.

De rechtbank heeft na overleg tussen partijen besloten dat de man en het kind eenmaal per week contact zullen hebben, met de mogelijkheid om dit uit te breiden naarmate de situatie vordert. Tevens is bepaald dat de vrouw de man op de hoogte moet houden van belangrijke gebeurtenissen rondom het kind. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de regeling direct kan ingaan, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/420249 / FA RK 24-1269
datum uitspraak: 19 april 2024
beschikking betreffende provisionele verzoeken ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak van
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.J.A. Grosfeld te Oosterhout,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N. Schietekatte te Rotterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 15 maart 2024 ontvangen verzoek, met bijlagen;
- het op 16 april 2024 ontvangen F9-formulier van mr. Grosfeld, met bijlage;
- het op 16 april 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- het tijdens de mondelinge behandeling door mr. Grosfeld overgelegde aanvullende verzoek.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 19 april 2024. Bij die gelegenheid is verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat. Tevens is verschenen de advocaat van de vrouw. Ook was aanwezig een zittingsvertegenwoordigster namens de Raad.
Alhoewel correct opgeroepen is de vrouw niet verschenen.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
-
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2024.
2.2
De vrouw oefent van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige uit.
2.3
De minderjarige verblijft bij de vrouw.

3.Het verzoek

3.1
De man verzoekt bij wege van provisioneel verzoek, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een omgangs- en contactregeling te bepalen zoals onder randnummer 22 in het verzoekschrift is beschreven, dan wel een regeling welke de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren en waarbij de minderjarigen wekelijks een aantal dagen achtereenvolgens bij de man verblijven. Aanvullend verzoekt de man te bepalen dat de vrouw één keer per twee weken aan de man dient toe te sturen, al dan niet via zijn advocaat een goed gelijkende recente foto van [minderjarige] en informatie over zijn ontwikkeling, groei en bijzonderheden.
3.2
De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man en verzoekt dit verzoek af te wijzen.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Door en namens de man wordt in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. Partijen hebben elkaar in januari 2023 via een datingapp leren kennen en hebben een affectieve relatie gehad tot medio oktober 2023. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren. Alhoewel de vrouw sneller zwanger was dan partijen hadden verwacht, was de zwangerschap wel gepland. Op vaderdag hoorde de man van de vrouw dat hij vader zou worden. Hij was daar erg blij mee. De relatie van partijen is in oktober 2023 beëindigd. De man respecteerde de keuze van de vrouw om de relatie te beëindigen en heeft haar uit respect een paar weken met rust gelaten. De vrouw heeft dat uitgelegd als desinteresse van de man voor haar en de zwangerschap. De man heeft de vrouw sinds eind oktober 2023 niet meer gezien. De vrouw heeft de man geblokkeerd op Whatsapp. De man is niet betrokken geweest bij de geboorte van [minderjarige] . De man heeft [minderjarige] nog nooit gezien. Op 14 februari jl. heeft de man de vrouw een e-mail gestuurd met daarin de vraag hoe het met haar en [minderjarige] ging. De vrouw is niet bereid om daar vrijwillig aan mee te werken. Ook heeft de vrouw de man nergens meer over geïnformeerd. Ook niet over de geboorte. De man wil heel graag contact met [minderjarige] en hij realiseert zich dat dat contact moet worden opgebouwd. Omdat er momenteel geen enkel contact is tussen de man en [minderjarige] en de vrouw niet bereid is daar vrijwillig invulling aan te geven verzoekt de man bij wege van provisioneel verzoek vaststelling van een omgangsregeling zoals omschreven in randnummer 22 van het verzoekschrift, alsmede vaststelling van een informatieregeling.
4.2
Namens de vrouw wordt in het verweerschrift en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. Het klopt dat de vrouw al vrij snel na de start van de relatie tussen partijen zwanger bleek te zijn. Alhoewel de vrouw blij was met de zwangerschap ging zij er door de houding van de man toch aan twijfelen of zij met de man een kindje op de wereld wilde zetten. Tijdens de vakantie in Kroatië zijn de eerste strubbelingen tussen de man en de vrouw ontstaan. In het bijzijn van een kennis hebben partijen na de vakantie een gesprek met elkaar gehad waarin de vrouw de man heeft aangegeven minder vermijdend en meer daadkrachtig te zijn. De vrouw miste betrokkenheid van de man. De vrouw voelde zich door de man in de steek gelaten. De verstandhouding tussen partijen is volledig verstoord en er vindt op geen enkele wijze communicatie plaats tussen partijen. De vrouw heeft de man aangegeven in gesprek met hem te willen gaan nadat de bevalling achter de rug was. De man heeft hier geen gehoor aan gegeven en is toch onderhavige procedure gestart, hetgeen de vrouw veel stress op heeft geleverd. De vrouw vindt het belangrijk dat er contact tussen de man en [minderjarige] komt. De ontwikkeling van [minderjarige] moet hierbij op de voorgrond blijven staan. De vrouw acht het van belang dat, voordat er omgang is tussen [minderjarige] en de man, partijen eerst onder begeleiding met elkaar in gesprek zullen gaan. Wat de vrouw betreft kan de omgang tussen [minderjarige] en de man, nadat partijen met elkaar in gesprek zijn gegaan, beginnen gedurende eenmaal per week voor de duur van 45 minuten en dan bij de vrouw thuis. Deze omgang kan daarna geleidelijk worden uitgebreid.
4.3
De Raad voert tijdens de mondelinge behandeling aan dat hij de wens van de vrouw om met de man rond de tafel te gaan voor een gesprek begrijpelijk vindt. Het is wel van belang dat het contact tussen [minderjarige] en de man op korte termijn wordt opgestart. De Raad denkt aan het houden van een viergesprek in het bijzijn van advocaten. In dat eerste gesprek kan de lucht geklaard worden tot op een bepaalde hoogte en kunnen er afspraken gemaakt worden over het eerste contact tussen de man en [minderjarige] . De Raad vindt het in het belang van [minderjarige] dat er wordt gekozen voor frequente, korte contactmomenten. Voorstelbaar is een omgangsregeling van twee keer in de week gedurende één uur bij de vrouw thuis. De advocaten van partijen kunnen hen ondersteunen bij het aanmelden bij de hulpverlening. De Raad heeft de hoop dat het lukt om op korte termijn het eerste gesprek te faciliteren zodat op zo kort mogelijke termijn het eerste omgangsmoment tussen de man en [minderjarige] kan plaatsvinden.
4.4
De rechtbank heeft de mondelinge behandeling voor een korte periode geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen met elkaar te overleggen en de advocaat van de vrouw de gelegenheid te geven telefonisch contact met de vrouw te hebben. Partijen hebben tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling met elkaar overlegd. Na de schorsing van de mondelinge behandeling heeft de Raad naar voren gebracht dat partijen met elkaar zijn overeengekomen dat zij volgende week een eerste gesprek bij de piketmediator zullen hebben. Tijdens het gesprek bij de piketmediator zullen partijen afspraken maken over hun aanmelding voor hulpverlening bij De Gezinsmanager. De advocaat van de vrouw heeft aangegeven dat de vrouw akkoord is met vastlegging van de informatieregeling die door de man wordt verzocht en dat zij in kan stemmen met omgang tussen de man en [minderjarige] van één keer per week, bij haar thuis.
4.5
Ingevolge artikel 223 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan tijdens een aanhangig geding iedere partij verzoeken dat de rechter een voorlopige voorziening, zoals een voorlopige omgangsregeling, zal treffen voor de duur van het geding. Een voorlopige voorziening zoals hier bedoeld, kan pas worden verzocht indien en nadat de bodemprocedure aanhangig is gemaakt, terwijl het incidentele verzoek moet samenhangen met het verzoek in de hoofdzaak.
4.5
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het provisionele verzoek aan bovengenoemde criteria wordt voldaan, zodat de man ontvankelijk is in zijn verzoeken. De vrouw voert geen verweer tegen het verzoek van de man tot vastlegging van een informatieregeling. De rechtbank zal dit verzoek dan ook als onweersproken toewijzen. Ten aanzien van het verzoek van de man tot vaststelling van een omgangsregeling oordeelt de rechtbank als volgt. De vrouw heeft verklaard dat zij kan instemmen met omgang tussen de man en [minderjarige] gedurende één keer per week, op te starten na het eerste gesprek tussen partijen bij de piketmediator. Gelet op de nog jonge leeftijd van [minderjarige] vindt de rechtbank het van belang dat de omgang tussen [minderjarige] en de man zo snel mogelijk wordt uitgebreid. De rechtbank is van oordeel dat de omgang binnen een maand na de start van de omgangsmomenten kan en moet worden uitgebreid naar twee keer in de week. Partijen zijn daarnaast ook overeengekomen dat ze zich gaan aanmelden bij De Gezinsmanager voor het volgen van een hulpverleningstraject. De rechtbank verwacht dat partijen met behulp van de in te zetten hulpverlening afspraken zullen maken over verdere uitbreiding van de omgang tussen de man en [minderjarige] .
4.6.
Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.7.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de man en genoemde minderjarige [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2024, v
oorlopiggerechtigd zijn tot omgang met elkaar éénmaal per week, nader in onderling overleg door partijen te regelen, onder inachtneming van hetgeen hiervoor onder r.o. 4.5 is omschreven;
5.2.
bepaalt dat de vrouw de man eenmaal per twee weken schriftelijk informeert over belangrijke gebeurtenissen rondom de minderjarige, waarbij informatie wordt gegeven over zijn gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen, medicijngebruik, ontwikkeling, groei en overige bijzonderheden, waarbij ook een goed lijkende foto van de minderjarige wordt verstrekt;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2024 door mr. De Beer, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier en op schrift gesteld op 7 mei 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.