In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld en de GI, Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verzocht om deze te verlengen met zes maanden. De moeder van [minderjarige] heeft verweer gevoerd tegen deze verlenging, waarbij zij aangaf dat de ondertoezichtstelling haar veel stress bezorgt en dat zij altijd heeft meegewerkt aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de zorgen van de GI en de Raad over de ontwikkeling van [minderjarige] en de samenwerking met de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] en dat het noodzakelijk is dat de GI betrokken blijft bij de opvoeding. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten.