ECLI:NL:RBZWB:2024:3371

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
AWB 23_11606
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongeldigverklaring rijbewijs wegens alcoholmisbruik

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.J. van 't Hoff, had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen na een incident op 11 februari 2023, waarbij hij met een te hoog alcoholpromillage werd aangetroffen. Het CBR had op basis van een rapport van psychiater [psychiater 1] geconcludeerd dat eiser niet meer voldeed aan de eisen voor rijgeschiktheid. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en een contra-expertise overgelegd van psychiater [psychiater 2], die tot een andere conclusie kwam. De rechtbank oordeelt dat het CBR terecht het rapport van psychiater [psychiater 1] heeft gevolgd, omdat dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en de conclusies logisch zijn. De rechtbank concludeert dat eiser nog steeds een procesbelang heeft, ondanks dat zijn rijbewijs inmiddels weer geldig is verklaard, omdat hij jaarlijks een onderzoek moet ondergaan. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs door het CBR terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11606

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. J.J. van 't Hoff),
en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 23 november 2023 over het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs.
1.2
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens het CBR drs. [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de ongeldigverklaring van het rijbewijs. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4.1
Verbalisanten van de politie-eenheid Oost-Nederland hebben op 11 februari 2023 waargenomen dat een persoon in een personenauto met hoge snelheid door de bebouwde kom van [plaats 2] reed. Ter controle hebben de verbalisanten de bestuurder doen stilhouden en een onderzoek ingesteld. De verbalisant heeft de bestuurder gevorderd mee te werken aan een voorlopig onderzoek naar uitgeademde lucht. Het ademtestapparaat gaf een alcoholindicatie G/F aan. De bestuurder is vervolgens geïdentificeerd als eiser. Eiser is vervolgens bevolen om medewerking te verlenen aan een ademanalyse. Het onderzoeksresultaat van de ademanalyse bedroeg 789 ug/l. De politie heeft mededeling aan het CBR gedaan dat het vermoeden bestaat dat eiser niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid en/of lichamelijke/geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig.
4.2
Het CBR heeft met het besluit van 16 februari 2023 aan eiser een onderzoek opgelegd naar zijn rijgeschiktheid. Daarbij is de geldigheid van zijn rijbewijs geschorst.
4.3
Op 23 mei 2023 heeft het onderzoek naar de rijgeschiktheid van eiser plaatsgevonden, uitgevoerd door [psychiater 1] . [psychiater 1] heeft geconcludeerd dat er voldoende aanwijzingen zijn voor alcoholmisbruik in de zin der wet. Het lijkt [psychiater 1] aannemelijk dat eiser met het alcoholmisbruik in de zin der wet is gestopt per 12 februari 2023 en dat sprake is van alcoholmisbruik in volledige kortdurende remissie.
4.4
Met het besluit van 6 juli 2023 heeft het CBR het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard, omdat hij niet geschikt zou zijn om te rijden wegens alcoholmisbruik in de zin der wet. Eiser blijft ongeschikt, totdat eiser is gestopt met het alcoholmisbruik in de zin der wet en het een jaar blijft volhouden.
4.5
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 10 juli 2023. Eiser heeft daarbij een contra-expertise overgelegd van [psychiater 2] van 12 juni 2023.
4.6
Met het bestreden besluit heeft het CBR het bezwaar ongegrond verklaard.
Procesbelang
5.1
De rechtbank beoordeelt ambtshalve of eiser nog een procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Eiser heeft zijn rijbewijs inmiddels teruggekregen. Eiser diende namelijk het gestelde alcoholmisbruik in de zin der wet de stoppen en dit een jaar vol te houden. Eiser heeft zich op 12 februari 2024 in dat kader opnieuw laten beoordelen door [psychiater 2] . [psychiater 2] heeft beoordeeld dat eiser een jaar lang is gestopt met het alcoholmisbruik in de zin der wet. Het CBR heeft daarom het rijbewijs van eiser weer geldig verklaard.
5.2
Een persoon heeft enkel procesbelang, indien hetgeen hij of zij verlangt nog kan worden bereikt met de procedure. Eisers rijbewijs is geldig verklaard en hij kan niet met terugwerkende kracht zijn rijbewijs terugkrijgen. Ter zitting heeft het CBR echter toegelicht dat eiser door het gestelde alcoholmisbruik in de zin der wet voorlopig jaarlijks een onderzoek moet laten uitvoeren en hij zijn rijbewijs telkens voor de duur van één jaar terugkrijgt. Indien zijn rijbewijs niet ongeldig was verklaard, zou zijn rijbewijs geldig zijn voor onbepaalde tijd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiser nog een procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
Onderzoeken
6.1
Het CBR heeft het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard en heeft hieraan het rapport van psychiater [psychiater 1] ten grondslag gelegd. [psychiater 1] heeft geconcludeerd dat er voldoende aanwijzingen zijn om te concluderen dat ten tijde van de aanhouding sprake was van alcoholmisbruik in de zin der wet. [psychiater 1] legt daaraan ten grondslag dat eiser in staat was door te drinken tot een toxisch alcoholpromillage van 1,829 ‰ en daarbij in staat bleek een auto te besturen. Eiser heeft verklaard dat hij om de week alcohol drinkt en niet meer dan zes alcoholeenheden op een avond. Op de betreffende avond was hij in staat door te drinken tot zeventien eenheden alcohol. Het vastgestelde alcoholpromillage kan leiden tot een coma. Experts van Jellinek hebben namelijk vastgesteld dat een promillage van meer dan 1,8‰ al tot een coma kan leiden. Uit het proces-verbaal volgt niet dat eiser niet in staat was zijn voertuig te besturen en hij is in staat geweest om een afstand van ten minste twee tot drie kilometer af te leggen. Volgens [psychiater 1] is er sprake van alcoholtolerantie, met daarbij onderrapportage over het reguliere alcoholgebruik. Daarnaast heeft [psychiater 1] er waarde aan gehecht dat eiser voorafgaand aan de aanhouding zijn rijbewijs nodig had voor werk. Hij heeft dus het risico genomen door de auto te besturen terwijl hij alcohol had gedronken.
6.2
Naar aanleiding van het onderzoek door [psychiater 1] heeft eiser een contra-expertise laten uitvoeren door [psychiater 2] . [psychiater 2] heeft geconcludeerd dat geen sprake is van alcoholmisbruik in de zin der wet. [psychiater 2] heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser heeft verklaard zich niet goed in staat te hebben gevoeld om te rijden. Hij is vervolgens na enkele kilometers aangehouden wegens slingerend rijgedrag. Hij baalt er van dat hij impulsief is gaan rijden, omdat hij werkt als inkoper bij een autobedrijf. Verder heeft eiser verklaard dat hij voor de aanhouding één keer per twee weken sociaal vier à vijf flesjes bier dronk. Na maximaal twee alcoholeenheden merkt hij dat hij heeft gedronken. Als hij geen alcohol gebruikt heeft hij geen ontwenningsverschijnselen. Hij drinkt nooit meer of vaker dan hij van plan was. Alcohol is voor hem onderdeel van sociale gezelligheid. Hij heeft nooit verzuimd door alcoholgebruik en hij heeft nooit, buiten de aanhouding, alcohol gebruikt in potentiële gevaarlijke omstandigheden en is nooit in aanraking geweest met politie vanwege alcoholgebruik. Ook is in zijn omgeving nooit ontevredenheid geuit vanwege zijn alcoholgebruik.
Ongeldigverklaring rijbewijs
7.1
Eiser heeft betoogd dat het CBR ten onrechte het rapport van [psychiater 1] ten grondslag heeft gelegd aan het bestreden besluit. Eiser heeft een contra-expertise overgelegd waaruit volgt dat ten tijde van de aanhouding geen sprake was van alcoholmisbruik in de zin der wet. [psychiater 1] heeft zich enkel gebaseerd op het proces-verbaal en op het bij aanhouding vastgestelde alcoholgehalte. Daarnaast heeft [psychiater 1] de veronderstelde tolerantie onvoldoende onderbouwd. Er kan geen waarde worden gehecht aan wat eiser heeft verklaard tijdens het verhoor, aangezien hij sociaal-wenselijk wilde verklaren. Er was sprake van een incidentele uitschieter. Eiser was namelijk thuisgekomen van een bruiloft en kreeg telefoon dat er wat aan de hand was met zijn schoonvader. In paniek is hij samen met zijn vriendin in de auto gestapt. Daarnaast drinkt hij normaal gesproken niet zoveel. Bovendien stelt [psychiater 1] ten onrechte dat uit de website van Jellinek volgt dat een alcoholvergiftiging kan plaatsvinden bij een promillage van 1,8‰, nu dat bij volwassenen pas aan de orde is bij 4‰.
7.2
Een bestuursorgaan, in dit geval het CBR, mag afgaan op het psychiatrisch rapport dat aan hem is uitgebracht, nadat het is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor de wettelijk adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Indien de belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het rapport afgaan. Zo nodig vraagt het de adviseur een reactie op wat de belanghebbende over het advies heeft aangevoerd. [1]
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) kan de bestuursrechter zich niet inhoudelijk over de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin kan uitlaten. Het is niet aan de bestuursrechter, maar ook niet aan het CBR om voor het psychiatrisch oordeel een eigen oordeel in de plaats te stellen. [2]
Het diagnosticeren van stoornissen in het gebruik van alcohol in het kader van CBR-keuringen is gericht op het algemene belang van de verkeersveiligheid. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [3] volgt dat de diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ ten behoeve van CBR-zaken een beschrijvende diagnose is waarbij alle gegevens worden gebruikt die wijzen in de richting van problemen rond alcoholgebruik, terwijl aanwijzingen dat het onwaarschijnlijk is dat bij betrokkene sprake is van met alcoholgebruik gerelateerde problemen niet aanwezig zijn. Om tot een diagnose te kunnen komen heeft de psychiater de anamnese, het lichamelijk en psychiatrisch onderzoek, en het laboratoriumonderzoek als instrumenten tot zijn beschikking.
7.3
Het rapport van [psychiater 1] is gebaseerd op informatie uit het proces-verbaal. [psychiater 1] mocht naar het oordeel van de rechtbank uitgaan van de juistheid daarvan, aangezien het proces-verbaal op ambtsbelofte is opgemaakt. Uit het proces-verbaal volgt dat eiser heeft verklaard dat hij zichzelf in staat vond om te rijden en dat hij alleen is aangehouden wegens het rijden met een hoge snelheid. In tegenstelling tot hetgeen [psychiater 2] in zijn rapport stelt, is eiser niet aangehouden wegens slingerend rijgedrag. Het rijden met een hoge snelheid is geen typisch intoxicatieverschijnsel van het drinken van alcohol. [psychiater 1] heeft er daarnaast waarde aan gehecht dat eiser een afstand van ten minste twee tot drie kilometer – wat later zelfs elf kilometer bleek te zijn – heeft af kunnen leggen, ondanks het hoge alcoholpromillage. [psychiater 2] gaat er ten onrechte vanuit dat eiser maar een afstand van enkele kilometers heeft afgelegd. Aan het rapport van [psychiater 2] kan daarom niet de waarde worden gehecht die eiser eraan hecht, aangezien [psychiater 2] uitgaat van verkeerde uitgangspunten. [psychiater 2] komt door zijn uitgangspunten ten onrechte tot de conclusie dat eiser niet in staat was om het voertuig te besturen en er dus geen sprake was van alcoholtolerantie. Het CBR heeft daarom terecht geen doorslaggevende waarde toegekend aan het rapport van [psychiater 2] .
7.4
Wat eiser voor het overige heeft ingebracht tegen het rapport van [psychiater 1] , leidt niet tot een ander oordeel over de bruikbaarheid van dat rapport. Eiser stelt terecht dat uit de website van Jellinek niet volgt dat een alcoholpromillage van 1,8‰ al kan leiden tot een coma bij volwassenen en dat het rapport van [psychiater 1] in zoverre niet klopt. Jellinek spreekt bij volwassenen namelijk pas bij een alcoholpromillage van 4‰ van een dergelijke situatie. Dit doet echter niet af aan de bruikbaarheid van het rapport van [psychiater 1] . Zonder de constatering dat sprake was van een dusdanig hoog alcoholgehalte dat sprake had kunnen zijn van een comasituatie, kan het rapport de conclusie dat sprake is alcoholtolerantie namelijk alsnog dragen.
7.5
[psychiater 1] heeft geconstateerd dat eiser in staat was door te drinken tot een alcoholpromillage van 1,829‰ en in staat bleek kilometers lang te rijden, waarvan in ieder geval door de bebouwde kom met hoge snelheid, zonder intoxicatieverschijnselen. Eiser heeft tijdens het onderzoek verklaard normaal gesproken vier tot vijf flesjes bier te drinken. [psychiater 1] heeft in redelijkheid hieruit de conclusie kunnen trekken dat sprake is van alcoholtolerantie met onderrapportage tijdens het onderzoek. Daarnaast heeft [psychiater 1] in redelijkheid betrokken dat eiser het risico heeft genomen dat hij zijn rijbewijs kwijt zou raken, toen hij met alcohol op achter het stuur is gestapt. Hij zou voor lief hebben genomen dat hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk. De rechtbank is van oordeel dat het CBR mocht afgaan op de juistheid van het psychiatrisch rapport van [psychiater 1] .
7.6
Aangezien het CBR mocht uitgaan van de juistheid van het rapport en de daaruit voortvloeiende conclusie dat sprake is van alcoholmisbruik in de zin der wet, is de rechtbank van oordeel dat het CBR het rijbewijs van eiser terecht ongeldig heeft verklaard. Op grond van artikel 134, tweede lid, van de WVW besluit het CBR namelijk tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft.

Conclusie en gevolgen

8 Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het CBR terecht het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 28 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994 (WVW)
Artikel 130, eerste lid, van de WVW
Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Artikel 131 van de WVW
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling genomen.
Artikel 134 van de WVW
1. Het CBR stelt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de bevindingen van de deskundige of deskundigen, de uitslag van het onderzoek vast. Van deze uitslag doet het CBR mededeling aan betrokkene. Indien een of meer deskundigen bij hun bevindingen hebben aangetekend dat inzage daarvan naar hun oordeel kennelijk ernstig nadeel voor betrokkene zou opleveren, deelt het CBR de bevindingen schriftelijk mede aan de door betrokkene aangewezen vertrouwensarts.
2. Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
3. Indien het CBR voornemens is het rijbewijs ongeldig te verklaren, deelt het dit mede aan de houder, tevens onder mededeling van de bevoegdheid van betrokkene om binnen twee weken een tweede onderzoek te verlangen. De aan dit tweede onderzoek verbonden kosten, waarvan de hoogte door het CBR wordt vastgesteld, komen ten laste van betrokkene. De artikelen 132 en 133 alsmede het eerste en het vierde lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing. De in de eerste volzin bedoelde mededeling wordt niet gedaan, indien het rijbewijs van de houder inmiddels op grond van artikel 123b ongeldig is geworden.
[…]
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 27, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen.
Regeling eisen geschiktheid rijvaardigheid 2000
Artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid rijvaardigheid 2000
De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Artikel 8.8 van de bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.
Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: Afdeling 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3484.
2.Zie bijvoorbeeld: Afdeling 28 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:213.
3.Zie bijvoorbeeld: Afdeling 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3484. .