ECLI:NL:RBZWB:2024:3373
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde van een woning in het kader van onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 15 mei 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande semibungalow, vastgesteld op € 343.000 per 1 januari 2021. De belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en vond de waarde te hoog. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 29 maart 2024, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was, en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd werd door een gemachtigde.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde op een juiste manier heeft vastgesteld, gebruikmakend van de vergelijkingsmethode. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen, die zijn gebruikt voor de waardebepaling, voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen en dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank wijst de stelling van de belanghebbende dat de WOZ-waarde met 24% is gestegen ten opzichte van het voorgaande belastingjaar af, omdat deze niet in lijn is met de wetgeving.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.