Uitspraak
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 oktober 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de producties 8 tot en met 15 van [eiseres] , ingekomen ter griffie op 11 maart 2024;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling gehouden op 21 maart 2024.
2.De feiten
- in maart 2018 zijn ze naar Les Deux Alpes gegaan;
- van 11 augustus 2018 tot en met 3 september 2018 zijn ze naar Bali gegaan; en
- van 21 juli 2019 tot en met 4 augustus 2019 zijn ze naar Fuerteventura gegaan.
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Afbetaling schuld 500/4000 + La Cubanita”. Hieruit valt af te leiden dat tussen partijen een betalingsafspraak tot stand is gekomen. Tevens volgt uit deze omschrijving dat [gedaagde] de hoogte van de door [eiseres] gestelde vordering (te weten: € 4.000,00) heeft erkend. De hoogte van de ‘Bali-schuld’ bedraagt daarom, met inachtneming van de aflossing van € 500,00, in beginsel € 3.500,00.
(…) de boete wordt betaald.”. [gedaagde] heeft dus toegezegd om de boete te betalen. De hoogte van de boete is door [eiseres] – door overlegging van de betreffende beschikking – voldoende onderbouwd en is tevens niet betwist door [gedaagde] .
“Omschrijving: Afbetaling schuld 500/4000 + La Cubanita”) volgt dat dit de eerste betaling inzake de ‘Bali-schuld’ is geweest. Dit betekent dat de voorgaande betalingen (ofwel: de betalingen van 20 maart 2018 tot en met 10 november 2018) in dit kader irrelevant zijn en niet voor verrekening in aanmerking komen.