ECLI:NL:RBZWB:2024:3383

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
10710897 CV EXPL 23-2358 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkoming in de nakoming van een koop- en aannemingsovereenkomst met buitengerechtelijke ontbinding en ongedaanmakingsverplichtingen

In deze zaak heeft eiseres, een particulier, een koop- en aannemingsovereenkomst gesloten met gedaagde, een B.V., voor het egaliseren en betegelen van de vloer in haar woning. De overeenkomst werd op 7 mei 2023 gesloten, waarbij eiseres een aanbetaling deed van € 1.000,00. Gedaagde begon de werkzaamheden, maar er ontstonden problemen met de levering van de tegels, wat leidde tot vertraging. Eiseres heeft herhaaldelijk gevraagd naar de voortgang van de werkzaamheden, maar gedaagde reageerde niet adequaat. Op 26 juni 2023 heeft eiseres gedaagde in gebreke gesteld, maar ook hierop volgde geen reactie. Uiteindelijk heeft de gemachtigde van eiseres op 2 augustus 2023 de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden.

Eiseres vordert in deze procedure terugbetaling van het door haar betaalde bedrag van € 3.940,63, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde voert verweer en stelt dat er geen tekortkoming is, omdat de werkzaamheden niet op de afgesproken datum afgerond hoefden te zijn. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde in verzuim is geraakt door niet te reageren op de ingebrekestelling en dat eiseres de overeenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiseres toe, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, en veroordeelt gedaagde in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10710897 \ CV EXPL 23-2358
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. K.J.M.L. Stokmans,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 november 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling gehouden op 3 april 2024, alsmede de door mr. Stokmans geheel voorgedragen pleitnota.
1.2.
[gedaagde] is op de mondelinge behandeling van 3 april 2024, hoewel op de bij de wet voorgeschreven wijze opgeroepen, niet verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben op 7 mei 2023 een koop- en aannemingsovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft [gedaagde] zich verplicht om de vloer in de woonkamer en in de hal van [eiseres] te egaliseren en te betegelen. [eiseres] had op grond van de overeenkomst een betalingsverplichting. Op grond van de door [gedaagde] verstuurde offertes, ging het om de volgende bedragen:
  • € 2.940,63 ten behoeve van de tegels;
  • € 1.977,62 voor het uitvoeren van het werk.
2.2.
Op 8 mei 2023 heeft [eiseres] een aanbetaling gedaan van € 1.000,00 aan [gedaagde] .
2.3.
[gedaagde] is tussen 11 en 14 mei 2023 begonnen met de werkzaamheden.
2.4.
[eiseres] heeft bij een derde partij tegels uitgezocht. Deze tegels zouden vervolgens besteld worden door [gedaagde] . De kosten van de tegels zijn door [eiseres] op 11 mei 2023 betaald aan [gedaagde] .
2.5.
In mei 2023 heeft [eiseres] via WhatsApp meermaals aan [gedaagde] gevraagd wanneer de door haar te verrichten werkzaamheden zouden worden afgerond.
2.6.
[eiseres] schrijft op 17 mei 2023:
“Van vrijdag 26 t/m maandag 28 mei zijn we met de verhuizing bezig. Weet dat de tegels er in moeten liggen voor 26 mei.”
2.7.
De leverancier van de tegels heeft [eiseres] eind mei 2023 laten weten dat de levering van de tegels vertraging had opgelopen.
2.8.
In juni 2023 heeft [eiseres] meermaals aan [gedaagde] gevraagd wanneer zij de werkzaamheden kwam afronden.
2.9.
[eiseres] heeft contact opgenomen met de leverancier van de tegels. De leverancier heeft telefonisch aan haar bevestigd dat de tegels nog niet door [gedaagde] waren betaald. De tegels waren besteld op afroepbasis, zodat toestemming van [gedaagde] nodig was om de tegels vrij te geven.
2.10.
[eiseres] heeft op 19 juni 2023 aan [gedaagde] gevraagd om de tegels bij haar af te (laten) leveren. [gedaagde] heeft hierop gereageerd dat het gebruikelijk is dat vloertegels pas worden geleverd bij de aanvang van de werkzaamheden. Vroegtijdige levering kon, volgens [gedaagde] , leiden tot beschadigingen tijdens verplaatsing en/of diefstal.
2.11.
Op 26 juni 2023 heeft [eiseres] een ingebrekestelling gestuurd naar [gedaagde] . [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd.
2.12.
De gemachtigde van [eiseres] heeft op 2 augustus 2023 de overeenkomst tussen partijen buitengerechtelijk ontbonden. Ook hierop is door [gedaagde] niet gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, na wijziging van eis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden vanaf 2 augustus 2023;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 3.940,63 aan hoofdsom,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2023, althans de datum van dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 628,07 aan buitengerechtelijke incassokosten;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt – samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat zij en [gedaagde] een gemengde overeenkomst (koopovereenkomst en aannemingsovereenkomst) hebben gesloten.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst. [gedaagde] heeft namelijk niet de afgesproken werkzaamheden uitgevoerd en heeft niet de bestelde materialen geleverd. [gedaagde] is in verzuim komen te verkeren, zodat [eiseres] de overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft kunnen ontbinden.
Gelet op deze ontbinding is er een ongedaanmakingsverplichting ontstaan voor [gedaagde] , op grond waarvan zij het door [eiseres] betaalde bedrag van € 3.940,63 moet terugbetalen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .
[gedaagde] voert aan dat nooit tussen partijen is overeengekomen dat de werkzaamheden op 26 mei 2023 zouden zijn afgerond.
[gedaagde] heeft diverse werkzaamheden verricht, waaronder: het uitmeten van de hoogteverschillen in de dekvloer, het schoonmaken van de ondergrond, de verwijdering van losse stukken en het aanbrengen van voorstrijk. Ook zijn de naden bij het schuifraam dichtgemaakt.
Door problemen bij de leverancier van de tegels ontstond er enige vertraging. Ook hebben de werkzaamheden in verband met een vochtprobleem in de woning enige tijd stilgelegen.
Verder heeft [eiseres] het restant van de door [gedaagde] verstuurde factuur van 18 juni 2023 (€ 2.512,45 inclusief btw) niet voldaan.
[eiseres] heeft de heer [naam] (directeur van [gedaagde] ) ten slotte meermaals onheus bejegend en zich schuldig gemaakt aan smaad en laster. [gedaagde] heeft hierdoor schade geleden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij een overeenkomst hebben gesloten op grond waarvan [gedaagde] tegels zou leveren en de vloer van de woning van [eiseres] zou betegelen. Partijen verschillen echter van mening over het antwoord op de vraag of [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en of [eiseres] daarom de overeenkomst terecht heeft ontbonden.
Tekortkoming en verzuim
4.2.
Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is. Dit staat in artikel 6:265 lid 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.3.
[gedaagde] erkent dat de werkzaamheden en de levering van de tegels vertraging hebben opgelopen. De kantonrechter begrijpt dat dit volgens [gedaagde] geen tekortkoming oplevert, omdat de reden van de vertraging was gelegen in omstandigheden die buiten zijn invloedssfeer liggen. [gedaagde] wijst in dit kader op problemen bij de leverancier van de tegels en vochtproblematiek in de woning van [eiseres] . De kantonrechter gaat aan dit verweer voorbij. Uit de overgelegde stukken blijkt dat ook nadat de tegels geleverd konden worden, [gedaagde] niet tot actie is overgegaan. Daarbij wordt de door [gedaagde] aangevoerde vochtproblematiek door [eiseres] betwist. [eiseres] verklaart dat er sprake was van enig optrekkend vocht, maar dat dit snel was verholpen. Gelet op deze betwisting, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om nader te onderbouwen waarom de vochtproblematiek in haar optiek dusdanig ernstig was dat de werkzaamheden geen verdere doorgang konden vinden. Een dergelijke onderbouwing heeft zij niet gegeven. Dit betekent dat er geen beletsel was voor [gedaagde] om de werkzaamheden af te ronden en de vloer te leggen. Desondanks heeft zij de vloer niet gelegd, en ondanks het feit dat [eiseres] er meermaals op heeft aangedrongen om de werkzaamheden af te ronden.
4.4.
Het is niet gesteld of gebleken dat nakoming van de werkzaamheden op het moment dat [eiseres] overging tot ontbinding van de overeenkomst, blijvend of tijdelijk onmogelijk was. De bevoegdheid voor [eiseres] om de overeenkomst te ontbinden, ontstaat dus pas als [gedaagde] in verzuim is. Van verzuim is sprake als de schuldenaar in gebreke is gesteld door een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming is gegeven, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Dit staat in artikel 6:82 lid 1 BW. Verzuim treedt zonder ingebrekestelling in, wanneer een voor de nakoming bepaalde termijn is verstreken, zonder dat is nagekomen, tenzij blijkt dat de termijn een andere strekking heeft. Dit staat in artikel 83, sub a, BW.
4.5.
[eiseres] stelt dat tussen partijen een einddatum voor de werkzaamheden (zijnde 26 mei 2023) is overeengekomen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit onvoldoende komen vast te staan. Deze datum wordt weliswaar door [eiseres] genoemd in haar WhatsAppbericht van 17 mei 2023, maar nergens blijkt uit dat [gedaagde] hiermee akkoord is gegaan.
Dit neemt echter niet weg dat [eiseres] op 26 juni 2023 een ingebrekestelling heeft gestuurd naar [gedaagde] , waarin zij haar een nakomingstermijn van twee weken heeft gegeven. Door op deze ingebrekestelling geheel niet te reageren en de werkzaamheden niet binnen de gestelde, redelijke termijn uit te voeren, verkeert [gedaagde] in verzuim.
Buitengerechtelijke ontbinding
4.6.
Aangezien er sprake was van een tekortkoming én van verzuim aan de zijde van [gedaagde] , heeft [eiseres] de tussen partijen bestaande overeenkomst rechtsgeldig ontbonden. De gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden gegeven.
Ongedaanmakingsverplichtingen
4.7.
De buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst heeft ex artikel 6:271 BW tot gevolg dat partijen worden bevrijd van de daardoor getroffen verbintenissen en dat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties ontstaat. Door [eiseres] is aangetoond dat zij reeds een bedrag van € 3.940,63 aan [gedaagde] heeft betaald. [eiseres] vordert dit bedrag terug.
[gedaagde] voert aan dat zij werkzaamheden heeft verricht. Daarnaast heeft [gedaagde] de factuur van 18 juni 2023 in het geding gebracht. Deze factuur is, volgens [gedaagde] , verzonden naar [eiseres] , maar nooit door [eiseres] betaald.
De waarde van de prestatie van [gedaagde]
4.8.
Ten aanzien van de door [gedaagde] gewerkte uren, overweegt de kantonrechter als volgt. [gedaagde] voert weliswaar aan dat zij al diverse werkzaamheden heeft uitgevoerd, maar heeft in dit kader niet gesteld welke waarde daaraan gekoppeld dient te worden. [eiseres] stelt dat [gedaagde] inderdaad enkele werkzaamheden heeft verricht, maar dat de waarde van deze werkzaamheden nihil is. Deze stelling is door [gedaagde] niet weersproken, zodat de kantonrechter van deze waardering zal uitgaan. [eiseres] is voor de door [gedaagde] geleverde prestatie daarom niets verschuldigd.
Verrekening
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] door middel van de factuur van 18 juni 2023 een beroep doet op verrekening ex artikel 6:127 BW.
Desgevraagd heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij deze factuur nooit heeft ontvangen. Daarnaast betwist [eiseres] dat de op de factuur genoemde uren daadwerkelijk zijn gewerkt en/of dat de genoemde producten zijn geleverd. Aangezien er op deze verklaring van [eiseres] geen verweer is gevoerd door [gedaagde] , gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de verklaring. Dit leidt ertoe dat het beroep van [gedaagde] op verrekening wordt afgewezen.
Tussenconclusie
Dit leidt ertoe dat [gedaagde] , in het kader van de op haar rustende ongedaanmakingsverplichting, het door [eiseres] betaalde bedrag van € 3.940,63 aan haar dient terug te betalen.
Wettelijke rente
4.9.
[eiseres] vordert wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 11 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De wettelijke rente zal als niet weersproken worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiseres] heeft vergoeding van btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat [eiseres] geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw.
De hoogte van de door [eiseres] gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten (€ 628,07) is conform het Besluit en zal daarom worden toegewezen.
Conclusie
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
3.940,63
- buitengerechtelijke incassokosten
628,07
+
Totaal
4.568,70
Proceskosten
4.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2,00 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.053,42
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomst buitengerechtelijk is ontbonden vanaf 2 augustus 2023 conform art. 6:265 BW,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 4.568,70, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de hoofdsom van € 3.940,63, met ingang van 11 juli 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.053,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.