ECLI:NL:RBZWB:2024:3399

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
22/4819
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar inzake de onroerendezaakbelasting

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 13 september 2022. De heffingsambtenaar had bij beschikking van 23 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak te [plaats 2] vastgesteld op € 105.000, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt en stelde dat de waarde verlaagd moest worden tot € 85.000. Na een inpandige opname op 17 juli 2023 verlaagde de heffingsambtenaar de waarde tot € 80.000.

De rechtbank heeft het beroep op 12 april 2024 behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren. Voor de zitting kwamen partijen overeen dat de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2021 € 80.000 bedraagt, en de aanslag is dienovereenkomstig verminderd. De heffingsambtenaar heeft toegezegd het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden bij intrekking van het beroep.

De rechtbank oordeelt dat belanghebbende onvoldoende belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep, aangezien de heffingsambtenaar al tegemoet is gekomen aan zijn verzoek. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, maar verplicht de heffingsambtenaar wel om het griffierecht te vergoeden, omdat het beroep heeft geleid tot een vermindering van de vastgestelde waarde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4819

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats 1] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 13 september 2022.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 23 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats 2] (de woning) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 105.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Schouwen-Duiveland voor het jaar 2022 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. In het beroep stelt belanghebbende dat de waarde verminderd moet worden tot € 85.000. Op 17 juli 2023 heeft de heffingsambtenaar de waarde na een inpandige opname verlaagd tot € 80.000.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

Procesbelang
2. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of belanghebbende voldoende belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak is er pas sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat belanghebbende met het indienen van beroep nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor hem feitelijke betekenis kan hebben.
2.1.
Ruim voor de zitting zijn partijen overeengekomen dat de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2021 € 80.000 bedraagt. Hieraan is ook uitvoering gegeven en de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het kalenderjaar 2022 is dienovereenkomstig verminderd. Ook staat de overeengekomen waarde vermeld op het WOZ-waardeloket en is de gewijzigde WOZ-waarde doorgegeven aan het Waterschap Scheldestromen en de Belastingdienst. De heffingsambtenaar heeft toegezegd het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden bij intrekking van het beroep.
2.2.
Het beroep van belanghebbende richt zich ook tegen het (naar hij stelt) onbehoorlijk handelen van de gemeente en Sabewa Zeeland bij het heffen van waterschapsbelastingen. Hij heeft aangegeven dat hij geen juridische mogelijkheid meer heeft om het griffierecht af te dwingen als hij zijn beroepschrift intrekt. Ter zitting heeft belanghebbende verzocht om vergoeding van zijn reiskosten van € 41,40 en verletkosten van € 400. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar aangegeven niet meer bereid te zijn het door belanghebbende betaalde griffierecht te vergoeden. Ook is de heffingsambtenaar niet bereid om de reis- en verletkosten te vergoeden.
2.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende onvoldoende belang bij een beoordeling van zijn beroep. Uit de gang van zaken blijkt dat de heffingsambtenaar (meer dan) geheel aan belanghebbende is tegemoetgekomen. Bij intrekking van het beroep was de heffingsambtenaar verplicht het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden op grond van het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Gelet op het feit dat belanghebbende een administratiekantoor drijft, kon belanghebbende van deze bepaling op de hoogte zijn en daarom ziet de rechtbank geen reden een vergoeding toe te kennen voor de gestelde proceskosten voor het bijwonen van de zitting. Voor een vermindering van de waterschapsbelasting kan belanghebbende zich wenden tot Sabewa Zeeland.
2.4.
Het beroep is niet-ontvankelijk. De heffingsambtenaar wordt niettemin opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden omdat het beroep heeft geleid tot een vermindering van de vastgestelde waarde.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Damen, griffier, op 24 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.