In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 31 augustus 2022. De heffingsambtenaar had bij beschikking van 23 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak, een appartement in [plaats], vastgesteld op € 424.000. Tegelijkertijd werd aan belanghebbende de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022 opgelegd. Het bezwaar van belanghebbende werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 12 april 2024 behandeld, maar partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.
Belanghebbende, eigenaar van het appartement, maakt aanspraak op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke behandeltermijn voor de bezwaar- en beroepsfase in eerste aanleg twee jaar bedraagt, te rekenen vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift op 6 maart 2022. De uitspraak van de rechtbank vond plaats op 24 mei 2024, wat betekent dat de redelijke termijn met drie maanden is overschreden. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding van € 50, gebaseerd op de overschrijding van de termijn.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Tevens wordt de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding en proceskosten aan belanghebbende. De rechtbank kent 1 punt toe voor de rechtsbijstand, met een vergoeding van € 218,75, te betalen door de Staat. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.