ECLI:NL:RBZWB:2024:3420

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
C/02/416468 / JE RK 23-2105
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van minderjarige in belang van ontwikkeling en perspectiefbesluit

Op 10 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks positieve stappen van de moeder, een langere plaatsing in een pleeggezin noodzakelijk is voor het welzijn van [minderjarige]. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft in de afgelopen periode verschillende verbeteringen laten zien, zoals het naleven van omgangsafspraken en deelname aan hulpverlening. Echter, er zijn ook zorgen over haar stabiliteit en middelengebruik, wat de kinderrechter heeft meegenomen in de beoordeling.

De kinderrechter heeft de GI (Stichting Jeugdbescherming Brabant) de mogelijkheid gegeven om de minderjarige tot 12 januari 2025 in een pleeggezin te plaatsen. Dit besluit is genomen om meer duidelijkheid te krijgen over het perspectief van [minderjarige] en om de moeder de kans te geven haar leven op orde te krijgen. De kinderrechter heeft benadrukt dat er niet te lang gewacht kan worden met het geven van duidelijkheid aan [minderjarige], die regelmatig vraagt naar haar toekomst. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De kinderrechter heeft de betrokken partijen aangespoord om open te staan voor de mogelijkheid dat [minderjarige] in de toekomst deels bij de moeder en deels bij de pleegmoeder kan opgroeien. Dit biedt ruimte voor een flexibele en toekomstgerichte benadering van de zorg voor [minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/416468 / JE RK 23-2105
Datum uitspraak: 10 mei 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
locatie Tilburg,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. N. van Vliet te Breda,
[de pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1
Het verdere procesverloop bestaat uit de volgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 12 januari 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van de GI van 3 mei 2024, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
1.2
Op 10 mei 2024 heeft de kinderrechter de behandeling van de zaak voortgezet tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij zijn aanwezig en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI;
- de pleegmoeder.

2.De feiten

2.1
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2
[minderjarige] verblijft sinds 23 juli 2022 in het huidige perspectief biedende pleeggezin.
2.3
Bij beschikking van 19 januari 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 19 januari 2023 tot 19 januari 2024. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een pleeggezin met ingang van 19 januari 2023 tot 19 oktober 2023.
2.4
Laatstelijk, bij de in deze zaak gegeven beschikking van 12 januari 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 19 januari 2024 tot 12 januari 2025. Het resterende deel van het verzoek verlenging ondertoezichtstelling is afgewezen. Tevens heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in een pleeggezin met ingang van 12 januari 2024 tot 12 mei 2024. Het resterende deel van het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing heeft de kinderrechter aangehouden, in afwachting van een schriftelijke update van de GI.

3.Het resterende verzoek

3.1
Thans ligt nog ter beoordeling voor het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin te verlenen voor de resterende periode, zijnde tot 12 januari 2025. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het (nadere) standpunt van de GI

4.1
Bij brief van 3 mei 2024 voert de GI, samengevat, aan dat de partner van de moeder inmiddels niet meer in hechtenis verblijft. Er zijn verschillende escalaties geweest tussen de moeder en haar partner. Het beeld komt hieruit naar voren dat zij sterk op elkaar reageren met wederzijds geweld. Aan de omgangsmomenten tussen de moeder en [minderjarige] zijn voorwaarden verbonden, waarmee de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] centraal staat. Ten aanzien van de omgang is [minderjarige] regelmatig teleurgesteld in haar moeder, doordat zij te laat kwam of niet aanwezig was. Vanaf het moment dat de GI de moeder basale voorwaarden heeft gesteld, gaat het beter. Het lukt de moeder om zich aan de omgangsafspraken te houden en zij werkt mee aan urinetests voorafgaand aan de omgang. De moeder is verhuisd. Hiervan had de moeder veel stress. De woningbouwvereniging heeft noodzaak gezien om met de moeder een laatste kansovereenkomst te sluiten. De moeder is hiermee akkoord gegaan. [minderjarige] en de pleegmoeder zijn samen de nieuwe woning van de moeder gaan bekijken. Dat bezoek verliep prettig. Naar aanleiding van een groot overleg met ketenpartners is besloten de moeder een laatste kans te geven. Sinds de laatste escalatie tussen de moeder en haar partner in februari 2024 is het rustig gebleven tussen hen. De moeder heeft een afspraak gemaakt voor een intakegesprek bij Fivoor, waarbij diagnostiek en behandeling van de problematiek van de moeder voorop staan. Daarnaast staat de moeder onder toezicht van verslavingsreclassering Novadic Kentron. In april 2024 is gebleken dat de moeder nog steeds positief test op flakka. Afspraken met reclassering komt de moeder na. De GI ziet dat [minderjarige] zich goed ontwikkelt in het pleeggezin. De hechting is op gang gekomen en [minderjarige] laat zich door de pleegmoeder troosten. Duidelijkheid en voorspelbaarheid blijven voor [minderjarige] belangrijk. De GI heeft nog zorgen over de nabije toekomst. [minderjarige] laat gedrag zien wat kan duiden op hechtings- of traumaproblematiek. Bekeken moet worden of [minderjarige] aangemeld moet worden voor traumabehandeling. Dit kan pas starten wanneer het perspectief van [minderjarige] duidelijk is. Hoewel de aanvaardbare termijn inmiddels is verstreken, hetgeen blijkt uit de in toenemende mate door [minderjarige] gevraagde duidelijkheid over haar perspectief, is het dilemma dat de moeder de kans moet krijgen om haar leven op orde te krijgen, waarna een afweging over het perspectief gemaakt kan worden. Hiervoor is onder andere nodig dat inzicht wordt verkregen in de problematiek van de moeder middels diagnostiek. Daarnaast moet duidelijk worden of de moeder zich duurzaam aan alle gestelde voorwaarden kan houden. Nu de nog instabiele situatie van de moeder een perspectiefonderzoek niet toelaat, verzoekt de GI het resterende deel van het verzoek toe te wijzen aangezien deze periode minimaal nodig is om meer helderheid en duidelijkheid te verkrijgen ten aanzien van het perspectief van [minderjarige] en de mogelijkheden die de moeder heeft.
4.2
In aanvulling op het schriftelijke standpunt licht de GI, kort samengevat, nog toe dat de verhuizing bij de moeder tot veel stress en spanning heeft geleid. De moeder is hulp aangeboden, echter heeft zij hiervan geen gebruik gemaakt. De GI hoopt dat de moeder met haar verhuizing een nieuwe start kan maken en zij zich aan de gestelde voorwaarden weet te houden. Daarbij hoopt de GI ook dat de moeder ten aanzien van de omgang haar kansen grijpt en [minderjarige] hierin niet (opnieuw) teleurgesteld wordt. De moeder moet een eerlijke kans krijgen om haar leven te stabiliseren. Zij moet laten zien dat zij voor veiligheid en stabiliteit kan zorgen. Wanneer er opnieuw escalaties plaatsvinden, dan heeft dit gevolgen voor het perspectiefbesluit. De GI begrijpt dat de moeder [minderjarige] graag alleen ziet, zonder aanwezigheid van een begeleider. Hieraan wordt gewerkt. Het eerstvolgende omgangsmoment is de moeder, behoudens de start en afsluiting, alleen met [minderjarige] .

5.Het (nadere) standpunt van de moeder

5.1
Door en namens de moeder is, samengevat, naar voren gebracht dat er in de afgelopen periode verschillende stappen door de moeder zijn gezet. De moeder komt de omgang goed na en houdt zich aan de afspraak om vooraf een urinetest af te laten nemen. Met uitzondering van 12 april 2024, is alles goed verlopen. De moeder zou de omgang met [minderjarige] graag in duur en frequentie uitbreiden. Tevens wenst zij omgang te hebben op een andere locatie, bijvoorbeeld bij haar thuis, al dan niet in aanwezigheid van de pleegmoeder. Op die manier kan de moeder laten zien dat zij haar rol als moeder kan vervullen. De komende periode moet hier vanuit de GI aandacht voor zijn. Daarnaast houdt de moeder zich ook aan de afspraken met de reclassering en is zij bezig met Fivoor waar wordt gekeken naar diagnostiek en begeleiding. De voorwaarde van de woningbouw dat de partner van de moeder niet in de woning mag zijn, is voor de moeder onduidelijk. De vraag is of deze voorwaarde ook inhoudt dat hij niet mag langskomen. Als de moeder zich niet aan de voorwaarden van de woningbouw houdt, raakt zij haar woning kwijt, hetgeen gevolgen heeft voor de toekomst met [minderjarige] . Nu alles rondom de verhuizing van de moeder is geregeld, ziet de moeder ruimte om verdere stappen te zetten. In de tussentijd dient de plaatsing van [minderjarige] in het pleeggezin te worden gewaarborgd. De moeder zal zich dan ook niet verzetten tegen de toewijzing van het resterende deel van het verzoek.
Verder wenst de moeder voor hier en nu opgemerkt te hebben dat, wanneer blijkt dat het perspectief van [minderjarige] niet bij haar ligt, er ook kan worden gedacht aan de mogelijkheid dat de opvoedingstaken gedeeld worden tussen het pleeggezin en de moeder, een en ander heeft de kinderrechter eerder overwogen in rechtsoverweging 5.10 van de beschikking van 12 januari 2024. Desgevraagd laat de moeder weten dat zij nog steeds een relatie heeft met haar partner. De laatste tijd gaat het goed tussen hen. De partner van de moeder volgt zijn eigen therapie. Dat er sprake was van spanningen en escalaties tussen de moeder en haar partner ontkent zij niet.
5.2
De pleegmoeder brengt, samengevat, naar voren dat er ten opzichte van de laatste mondelinge behandeling van januari 2024 weinig veranderingen zijn. Het gaat goed met [minderjarige] . Zij vond het leuk om de nieuwe woning van de moeder te zien, maar was wel teleurgesteld dat de omgang eenmaal niet doorging en de moeder niet mee ging eten. [minderjarige] reageert dan boos op de pleegmoeder, maar kan zich vervolgens ook inleven hoe de situatie voor anderen is. Dit is knap voor een kind van haar leeftijd.

6.De (nadere) beoordeling

Wat zegt de wet?
6.1
Op grond van artikel 1:265b lid 1 BW kan de rechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Wat vindt de kinderrechter?
6.2
Op basis van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling staat voor de kinderrechter niet ter discussie dat de plaatsing van [minderjarige] in het pleeggezin middels een machtiging tot uithuisplaatsing moet worden geborgd. [minderjarige] wordt nog steeds in haar ontwikkeling bedreigd en een langere plaatsing in het pleeggezin is in haar belang. De kinderrechter heeft zich ervan vergewist dat de moeder zich hiertegen niet verzet.
6.3
Hoewel de kinderrechter ziet dat de moeder in de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet - waaronder dat zij zich houdt aan afspraken met de reclassering, de woningbouw en de GI, zij een intake bij Fivoor heeft gehad, zij zich aan omgangsafspraken houdt en er tussen de moeder en haar partner sinds februari 2024 geen escalaties meer hebben plaatsgevonden - ziet de kinderrechter ook zorgen. De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat, hoewel de moeder zich meewerkend opstelt, zij zich niet lijkt te realiseren in welke kwetsbare positie zij zich begeeft, waarbij de kinderrechter niet alleen doelt op de relatie tussen de moeder en haar partner, maar ook op haar kwetsbaarheid ten aanzien van middelengebruik.
6.4
De GI heeft schriftelijk en mondeling toegelicht dat de moeder een laatste kans wordt geboden ten aanzien van de perspectiefbepaling van [minderjarige] . De kinderrechter kan zich hierachter scharen. De kinderrechter hoopt dat de moeder alle kansen die haar geboden worden zal aangrijpen om te laten zien in welk opzicht zij een rol in het leven van [minderjarige] kan vervullen. De kinderrechter sluit aan bij de stelling van de GI dat op dit moment geen definitief perspectiefbesluit kan worden genomen, gelet op de nog instabiele situatie van de moeder. Anderzijds geeft de kinderrechter de GI mee dat, gelet op de aanvaardbare termijn, er ook niet te lang kan worden gewacht met het geven van duidelijkheid aan [minderjarige] . Zij vraagt de pleegmoeder nu al regelmatig naar haar toekomst.
Zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken, dient er de komende periode te worden ingezet op een perspectiefbesluit. Daarbij benadrukt de kinderrechter nogmaals dat het zo kan zijn dat het perspectief van [minderjarige] niet ofwel bij de moeder, ofwel bij de pleegmoeder alleen hoeft te zijn. Er moet ook gekeken worden naar de mogelijkheid dat [minderjarige] in de toekomst deels bij de moeder en deels bij de pleegmoeder opgroeit. Positief is dat alle betrokkenen hiervoor open blijven staan.
6.5
De kinderrechter zal het resterende deel van het verzoek in zijn geheel toewijzen, nu de GI verwacht dat dit de minimale benodigde periode is om tot duidelijkheid over het perspectief van [minderjarige] te komen. De moeder verzet zich hiertegen niet.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.6
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
6.7
Dit leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin, met ingang van 12 mei 2024 tot 12 januari 2025;
7.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2024 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
Deze beschikking is schriftelijk vastgesteld op 21 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.