ECLI:NL:RBZWB:2024:3423

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
C/02/416472 / JE RK 23-2107
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een jeugdbeschermingszaak

Op 10 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een jeugdbeschermingszaak betreffende de minderjarige [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd tot 17 januari 2025. De kinderrechter uitte ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige], die in een onveilige situatie verkeert door de problematiek van zijn ouders en de grootouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders en grootouders onvoldoende meewerken aan de hulpverlening en dat er sprake is van een negatieve invloed op [minderjarige]. De kinderrechter heeft de betrokken partijen aangespoord om samen te werken met de jeugdbeschermers en de noodzakelijke hulpverlening te accepteren. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ondanks een eventueel hoger beroep. De kinderrechter heeft ook een brief aan [minderjarige] geschreven om hem op de hoogte te stellen van de situatie en de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/416472 / JE RK 23-2107
Datum uitspraak: 10 mei 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Eindhoven,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.C.A.E. Verschuren te Gilze,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
[de pleegouders],
de grootouders vaderszijde, tevens de pleegouders,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. G. Demir te Breda.

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1
Het verdere procesverloop bestaat uit de volgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 14 maart 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- het e-mailbericht met bijlagen (producties 5 tot en met 13) van mr. Verschuren van 6 mei 2024;
- de brief met bijlage van de GI van 22 april 2024, ingekomen bij de griffie op 6 mei 2024, waaronder ook nieuwe verzoeken betreffende gedeeltelijke gezagsuitoefening door de GI.
1.2
Op 10 mei 2024 heeft de kinderrechter de behandeling van de zaak voortgezet
tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren.
Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigsters van de GI, tevens de betrokken jeugdbeschermers, vergezeld door hun teamleider;
- opa, tevens pleegvader, bijgestaan door zijn advocaat.
1.3
Volledigheidshalve merkt de kinderrechter op dat de moeder de mondelinge behandeling niet volledig heeft bijgewoond. Zij heeft de zittingszaal meerdere keren verlaten om tot rust te komen.
1.4
Hoewel daartoe correct opgeroepen zijn de vader en de oma, tevens pleegmoeder, niet bij de mondelinge behandeling verschenen. De moeder heeft desgevraagd aangegeven dat de vader vanwege problemen met zijn voet niet naar de rechtbank kon komen. Ook de oma kon vanwege gezondheidsproblemen en de zorg voor [minderjarige] niet bij de mondelinge behandeling aanwezig zijn. In overleg met alle aanwezigen, heeft de kinderrechter besloten om de mondelinge behandeling voort te zetten bij afwezigheid van de vader en de oma.
1.5
Omdat de kinderrechter recent en eerder in deze zaak met [minderjarige] heeft gesproken, is [minderjarige] niet opnieuw voor een kindgesprek uitgenodigd.
1.6
Gelet op de nauwe samenhang tussen dit resterende verzoek en de verzoeken van de GI betreffende gedeeltelijke uitoefening gezag door de GI ten aanzien van aanmelding bij een onderwijsinstelling en medische behandeling, met respectievelijk zaaknummers C/02/ 422225 JE RK 24-858 en C/02/422224 JE RK 24-857, zijn de zaken gelijktijdig behandeld. In de zaken ten aanzien van de gedeeltelijke uitoefening gezag door de GI wordt bij separate beschikking beslist.

2.De feiten

2.1
Bij beschikking van 11 januari 2023 zijn de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 17 maart 2024. Het verzoek van de GI is voor het overige aangehouden en voor verdere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
2.2
Vervolgens heeft de meervoudige kamer de zaak bij beschikking van 7 februari 2024 (terug)verwezen naar de enkelvoudige kamer, onder aanhouding van het verzoek.
2.3
Laatstelijk, bij beschikking van 14 maart 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 17 maart 2024 tot 17 mei 2024. Tevens heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (zijnde de grootouders vaderszijde) verlengd van 17 maart 2024 tot 17 mei 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden in afwachting van schriftelijk bericht van de GI, zoals is weergegeven onder 5.10 van die beschikking.
2.4
[minderjarige] verblijft op basis voormelde machtiging(en) in het netwerkpleeggezin van zijn grootouders.

3.Het (resterende) verzoek

3.1
Aan de orde is nog het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de resterende duur, te weten tot 17 januari 2025.

4.Het (nadere) standpunt van de GI

4.1
Bij brief van 22 april 2024 voert de GI, samengevat, het volgende aan.
Op 20 maart 2024 heeft er een intakegesprek bij [onderwijsinstelling] plaatsgevonden. Dit gesprek is goed verlopen. Op 29 maart 2024 heeft [onderwijsinstelling] positief geadviseerd voor zowel een plaatsing binnen de dagopname als de 24-uurs zorg. Van een daadwerkelijke aanmelding is het echter nog niet gekomen, omdat de ouders aanvullende vragen hadden en geen toestemming gaven voor inschrijving van [minderjarige] . De GI vindt het zorgelijk dat de ouders nog steeds een zeer beperkte mate van medewerking tonen. Daarbij komt dat de GI zich grote zorgen maakt over [minderjarige] . Sinds januari 2024 gaat hij niet meer naar school. Hij krijgt drie keer per week, één uur, les in de thuissituatie bij de grootouders. De tweede screening van de grootouder heeft door wachtlijstproblematiek nog altijd niet plaatsgevonden, zodat er nog steeds sprake is van een negatieve screening. De grootouders en de ouders geven geen openheid van zaken over ontwikkelingen binnen het gezin. De GI heeft drie meldingen gekregen van Veilig Thuis over escalaties op 23 april 2024. Politie is betrokken geraakt voor meldingen over agressie en middelengebruik in bijzijn van [minderjarige] en onveiligheid waarvan [minderjarige] getuige was. De ouders zijn daarbij verbaal agressief geweest richting de politie. De grootouders geven aan dat er niets aan de hand is. Het is niet de bedoeling en schadelijk dat [minderjarige] dagen met de ouders doorbrengt, terwijl zij geen woning of zinvolle daginvulling hebben. Dat de ouders en grootouders ruzie maken in bijzijn van [minderjarige] acht de GI eveneens schadelijk. De GI vraagt zich af in hoeverre de ondertoezichtstelling nog uitvoerbaar is gelet op de houding van de ouders en de grootouders. Zeer verontrustend is ook de wachtlijst bij [onderwijsinstelling] . Ten tijde van het advies gaf [onderwijsinstelling] aan dat er pas na de zomervakantie plek is voor [minderjarige] . De GI acht het noodzakelijk dat [minderjarige] een passend zorg- en onderwijsaanbod krijgt binnen [onderwijsinstelling] , maar gezien wordt dat de ouders en grootouders hieraan niet (volledig) meewerken. Daarom ziet de GI reden om aanvullende verzoeken te doen ten aanzien van gedeeltelijke uitoefening van het gezag, te weten aanmelding bij een onderwijsinstelling en toestemming voor een medische behandeling.
4.2
In aanvulling op de brief is namens de GI tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, nog het volgende aangevoerd. De wachtlijst van [onderwijsinstelling] is vermoedelijk verder opgelopen, nu [minderjarige] nog steeds niet is aangemeld. Dit baart veel zorgen. Ondanks dat nu is geregeld dat [minderjarige] in de tussentijd onderwijs krijgt in de thuissituatie, is dit maar erg beperkt en bij lange na niet genoeg. De GI stelt dat er duidelijkheid moet komen over de aanmelding van [minderjarige] bij [onderwijsinstelling] . Er moeten hierover beslissingen worden genomen. Niet helpend daarbij is dat er overleg plaatsvindt tussen de ouders en [onderwijsinstelling] , terwijl de GI daarin niet wordt betrokken. De afgelopen periode heeft de GI samen met het netwerk hard gewerkt om een plaatsing bij [onderwijsinstelling] te realiseren. Zo is er de intake geweest en zijn nadere vragen beantwoord. De ouders stellen echter steeds weer nieuwe vragen en blijven weerstand tonen. De ouders beroepen zich op de mogelijkheid om speciaal onderwijs in te zetten, maar dit is geen optie. Des te belangrijker is dat [minderjarige] wordt aangemeld bij [onderwijsinstelling] en op de wachtlijst komt. Een toezegging van de ouders is, gelet op hun houding, niet genoeg. Er moet een duidelijk plan komen anders is de GI genoodzaakt om een overplaatsing van [minderjarige] te verzoeken. Dat is wat niemand wil. De GI vindt het belangrijk om maatwerk te blijven bieden, maar dit moet ook werkbaar zijn. Gelet op dit alles is de GI genoodzaakt geweest een verzoek te doen tot gezagsuitoefening door de GI voor aanmelding bij een onderwijsinstelling en een medische behandeling.
Dat het op dit moment niet veilig is voor [minderjarige] bij de grootouders blijkt uit recente meldingen vanuit Veilig Thuis en de politie. Op 30 april 2024 is er nog een melding gedaan, waaruit volgt dat [minderjarige] en de ouders om 00:30 uur in Haarlem waren en dat de moeder onder invloed was, waarbij zij nauwelijks op haar benen kon staan. Dit maakt dat er vraagtekens kunnen worden gezet van de plaatsing van [minderjarige] bij de grootouders. Zij kunnen geen weerstand bieden aan de ouders. Zolang [minderjarige] nog niet naar [onderwijsinstelling] kan, moeten er in de tussentijd afspraken komen over omgang tussen [minderjarige] en de ouders. Veiligheid staat hierbij voorop. Hoewel hierover eerder al afspraken waren gemaakt die op zeker moment niet meer werden nagekomen, is de GI bereid hier opnieuw naar te kijken. Het is aan de ouders en de grootouders om zich aan de afspraken te gaan houden. Het inschakelen van de politie om de ouders buiten de deur te houden op momenten dat ze niet bij [minderjarige] zouden moeten zijn, is geen alternatief omdat [minderjarige] daarvan dan getuige is. Ook is de GI bereid opnieuw gesprekken te voeren met de ouders, echter, dit moet gaan over hoofdzaken. Te vaak gaat het over randzaken en wordt er door de ouders van alles bij betrokken wat op dat moment niet (meer) ter zake doet. Gesprekken verzanden vervolgens in discussies en herhaling van wat eerder is besproken. De GI is bezig met financiering van het verblijf van [minderjarige] bij de grootouders. Een moeilijkheidsfactor daarbij is dat er nog geen positieve screening ligt. De GI blijft zich hier desondanks voor inzetten.
4.3
De teamleider van de jeugdbeschermers vult hierop nog aan dat de casus van dit gezin steeds intern wordt besproken. Het is de GI bekend dat er bij de ouders sprake is van wantrouwen. Er zal echter geen wisseling van jeugdbeschermers plaatsvinden. De huidige jeugdbeschermers zijn al lang betrokken. Daarnaast heeft de GI niet de indruk dat een wisseling van jeugdbeschermers helpend zal zijn. Zij zetten zich intensief en op een passende manier in. Het is aan de ouders en de grootouders om de samenwerking met de jeugdbeschermers aan te gaan. Het is voor de GI iedere keer wachten op (aanvullende) gesprekken of zittingen, waardoor het voor de jeugdbeschermers moeilijk is om hun taak uit te oefenen.

5.Het (nadere) standpunt van belanghebbenden

5.1
Door en namens de moeder heeft mr. Verschuren bij e-mailbericht van 6 mei 2024 en tijdens de mondelinge behandeling het volgende aangevoerd. Op 22 april 2024 hebben de ouders het advies van [onderwijsinstelling] ontvangen. Zij staan in beginsel niet negatief tegenover het advies. Echter, zij zijn van mening dat het intakegesprek van woensdag 21 maart 2024, waarbij de ouders, mr. Verschuren en de opa aanwezig waren, geen volledig beeld kan hebben gegeven van wat [minderjarige] nodig heeft. Dit was slechts een korte screening. De ouders hebben het dossier bij [onderwijsinstelling] opgevraagd. Vervolgens hebben de ouders bij [onderwijsinstelling] een tweede gesprek aangevraagd, wat niet eerder gepland kon worden dan 22 mei 2024. De ouders willen [minderjarige] opnieuw, uitgebreider, laten screenen. Of hieruit een nieuw advies komt, is nog niet bekend.
Op basis van het huidige advies dient [minderjarige] drie dagen in de week van 7:00 uur tot 17:00 uur bij [onderwijsinstelling] aanwezig te zijn en twee dagen in de week van 7:00 uur tot 18:00 uur. De ouders begrijpen niet waarom dit noodzakelijk is. Bovendien zijn zij bang dat [minderjarige] de binding met zijn vriendjes zal verliezen. Volgens de ouders zijn er nog andere opties voorhanden, bijvoorbeeld een basisschool gericht op speciaal onderwijs met ambulante traumatherapie.
Ten aanzien van de woonsituatie van de ouders wordt opgemerkt dat zij op dit moment leven in een tentje naast de snelweg. Volgens de moeder is de GI verantwoordelijk voor de woonsituatie van de ouders en heeft de GI zich niet aan afspraken gehouden. Team CAS is, zoals eerder, ook betrokken en kon de ouders een plek bij Traverse of SMO [plaats] bieden. De ouders zijn het hier niet mee eens. Als laatste redmiddel is er een gesprek met de wethouder aangevraagd.
Het is nu voor de ouders duidelijk dat er geen wissel komt van jeugdbeschermers. Er moet dan wel weer communicatie tussen de ouders en de GI op gang komen. Daarvoor is het belangrijk dat er een plan van aanpak komt waarin duidelijk staat wat van de ouders wordt verwacht en wat wel of niet mag.
De genoemde Veilig Thuis meldingen worden door de GI niet onderbouwd. Onduidelijk is dus wat er daadwerkelijk is gebeurd.
Na een korte schorsing van de mondeling behandeling, bericht mr. Verschuren dat de ouders kunnen instemmen met een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor drie maanden, onder aanhouding van het overige en het plannen van een nieuwe mondelinge behandeling.
5.2
Door de opa en namens de grootouders wordt, kort samengevat, het volgende aangevoerd. De grootouders zijn het niet eens met de lange dagen die [minderjarige] bij [onderwijsinstelling] zou moeten zijn. Hij kan dan thuis niet meer met zijn vriendjes spelen. Ook tijdens de vakanties zou [minderjarige] naar [onderwijsinstelling] moeten, terwijl zijn vriendjes dan vrij zijn. De grootouders zijn het dus niet eens met een plaatsing van [minderjarige] bij [onderwijsinstelling] in de vorm zoals dit nu is geadviseerd. Daarnaast hebben de grootouders hun vraagtekens bij de doelmatigheid van de plaatsing bij [onderwijsinstelling] . Gevraagd wordt immers om commitment van ouders en grootouders, maar dit ontbreekt nu.
De opa erkent dat de ouders vaak bij de grootouders thuis komen. Het beste zou zijn als de ouders zich aan de afspraken gaan houden en wegblijven op momenten dat ze daar niet zouden moeten zijn. De grootouders zijn niet in staat om hierin verandering te brengen, zonder dat er door de GI duidelijke kaders worden gesteld. Eerdere afspraken en schriftelijke aanwijzingen aan de ouders zijn door de GI losgelaten. Als de ouders [minderjarige] willen zien, moeten zij van tevoren bellen. Het is vervolgens aan de grootouders om te bepalen of de ouders [minderjarige] kunnen bezoeken. Als dat niet kan, moeten de ouders dit accepteren. Daarnaast lopen de grootouders tegen financiële problemen aan. De screening bij de grootouders thuis is opnieuw aangevraagd, maar deze heeft nog niet plaatsgevonden. Dit kan volgens de opa nog twee of drie maanden duren.
De grootouders verzetten zich niet tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en van de machtiging tot uithuisplaatsing. Er zijn in de afgelopen periode weinig dingen veranderd, wat maakt dat de plaatsing van [minderjarige] bij de grootouders moet voortduren.

6.De (nadere) beoordeling

Wat zegt de wet?
6.1
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.2
Volgens het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
6.3
Op grond van artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
6.4
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Wat vindt de kinderrechter?
6.5
De kinderrechter kan kort zijn.
Gelet op de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling kan de kinderrechter niet anders dan concluderen dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De in de beschikking van 14 maart 2024 omschreven situatie is geenszins verbeterd. Sterker nog, de kinderrechter maakt zich in toenemende mate zorgen. De kinderrechter neemt daarbij onder andere in aanmerking:
- de door de GI geschetste incidenten;
- de zorgelijke meldingen van Veilig Thuis;
- de terugkerende politiebetrokkenheid;
- de zorgen over middelengebruik door de ouders;
- dat [minderjarige] dagelijks belast blijft worden met volwassenzaken;
- dat de ouders continu bij de grootouders over de vloer komen, [minderjarige] buiten de afgesproken tijden zien en meenemen, en de grootouders hiertegen geen weerstand kunnen bieden;
- het stagneren van de aanmelding van [minderjarige] bij [onderwijsinstelling] ;
- het uitblijven van aanmelding voor passend onderwijs;
- de weerstand van de ouders én de grootouders tegen de GI en de hulpverlening;
- de wijze van communiceren door de ouders met de GI, hulpverlening en overige instellingen;
- het wantrouwen van de ouders richting de GI, hulpverlening en overige instellingen;
- de woonsituatie van de ouders;
- het gebrek aan zelfinzicht bij de ouders;
- het bagatelliseren van de ernst van de situatie door de ouders én de grootouders.
6.6
Gelet op bovengenoemde punten van zorg én het tijdsverloop in deze zaak - waarvoor de kinderrechter kortheidshalve verwijst naar de eerder in deze zaak gegeven beschikkingen - kan de kinderrechter niet anders dan concluderen dat een verlenging van beide maatregelen noodzakelijk is. Dit betekent dat het resterende deel van het verzoek van de GI in zijn geheel wordt toegewezen. De kinderrechter ziet geen reden om de maatregelen in duur te beperken. Gelet op de forse, aanhoudende en toenemende zorgen is duidelijk dat de maatregelen zeker nog tot 17 januari 2025 nodig zijn. Bovendien geeft de kinderrechter hiermee richting alle betrokkenen een duidelijk signaal dat er nú moet worden doorgepakt.
Voor de ouders betekent dit dat zij zich richting de GI meewerkend opstellen, gegeven adviezen opvolgen, zich aan afspraken houden, hun wijze van communiceren aanpassen en ervoor openstaan om een nieuwe start te maken.
Voor de grootouders betekent dit eveneens dat zij zich meewerkend opstellen, gegeven adviezen opvolgen, zich aan afspraken houden, door de GI geschetste kaders over de omgang tussen [minderjarige] en de ouders handhaven en de samenwerking met de GI blijven aangaan.
Ook voor de GI is er de komende periode (weer) veel werk te verrichten. In elk geval dat zij hulpverlening zullen blijven inzetten én monitoren, de aanmelding van [minderjarige] bij [onderwijsinstelling] blijven prioriteren en, zoals besproken, opnieuw duidelijke kaders schetst voor de omgang tussen de ouders en [minderjarige] en - zo nodig - verdergaande maatregelen (zoals een schriftelijke aanwijzing) inzet.
6.7
Bovenstaande betekent dat de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de grootouders worden verlengd tot 17 januari 2025.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.8
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Tot slot enkele woorden gericht aan de ouders, de grootouders en [minderjarige]
6.9
De kinderrechter beseft dat zij de moeder tijdens de mondelinge behandeling streng heeft toegesproken en dat deze beschikking bij de ouders hard kan binnenkomen. De vertrouwensband met de ouders heeft hierdoor mogelijk een deuk gekregen, maar de kinderrechter zal zich blijven inzetten voor verbetering van de situatie van [minderjarige] .
De kinderrechter wil nogmaals benadrukken dat zij oog heeft voor de moeilijke situatie van de ouders. Ook weet de kinderrechter dat er geen sprake is van onwil, maar van onmacht. Tegelijkertijd moet de kinderrechter het belang van [minderjarige] voorop blijven stellen. De kinderrechter maakt zich ontzettend veel zorgen over [minderjarige] . Hij is volledig vastgelopen in zijn ontwikkeling en wordt dagelijks blootgesteld aan de problemen van en rondom de ouders. Dat is ontzettend schadelijk voor [minderjarige] en daarom moet de kinderrechter nu bepaalde beslissingen nemen. Verder is het nu echt nodig dat de ouders hun wantrouwen richting de jeugdbeschermers opzij zetten en de samenwerking aangaan. De jeugdbeschermers zijn niet de vijand. Zij doen er alles aan om de noodzakelijke hulpverlening te regelen maar worden daarin beperkt door de opstelling van de ouders. Doorgaan op deze manier is geen optie.
De kinderrechter kan de problemen van de ouders helaas niet oplossen, hoe graag zij dat ook zou willen. De harde realiteit is dat de ouders vanuit hun huidige situatie geen woning zullen krijgen. Dat is een aantal jaar geleden wel gelukt, maar toen was de situatie van de ouders anders. Zij verbleven al een tijd bij Traverse, werkten samen met hun persoonlijk begeleiders en konden vanuit daar doorstromen. De kinderrechter hoopt dat de ouders kunnen inzien dat er op dit moment maar een paar zeer beperkte opties zijn: Traverse of SMO [plaats] . En ook dat ze daarbij hulp voor hun persoonlijke problematiek moeten gaan accepteren. De ouders hebben eerder laten zien dat wel te kunnen. De kinderrechter gunt [minderjarige] én de ouders een toekomst samen, maar dat is op dit moment nog lang niet aan de orde. Eerst zullen de ouders hun eigen leven weer op de rails moeten krijgen. De kinderrechter is bereid daarin mee te denken, maar de ouders zijn uiteindelijk zélf verantwoordelijk.
De kinderrechter ziet dat de grootouders erg hun best doen om [minderjarige] de zorg te geven die hij nodig heeft. Dat is ontzettend zwaar. De kinderrechter begrijpt ook dat de grootouders het liefst weer gewoon opa en oma voor [minderjarige] willen zijn. Daarom is het belangrijk dat [minderjarige] de juiste zorg en behandeling gaat krijgen. Ook moet hij zo snel mogelijk weer naar school. Dat zal een hele verandering en best moeilijk zijn voor [minderjarige] . Daarom is het nodig dat de grootouders [minderjarige] daarbij steunen, ook als dat betekent dat [minderjarige] een tijdje minder met vriendjes in de buurt kan spelen. Het is niet goed en ook niet helpend voor [minderjarige] als hij te horen krijgt dat de grootouders het er niet mee eens zijn. Dat maakt het nog moeilijker voor [minderjarige] . Ook voor de grootouders is het nodig dat zij hun wantrouwen richting de jeugdbeschermers opzij zetten en de samenwerking aangaan.
Omdat [minderjarige] dit keer niet bij de kinderrechter is geweest, krijgt hij een brief waarin hij het volgende leest:
Beste [minderjarige] ,
Een tijdje geleden heb ik weer met mama en opa gepraat. [naam 1] en [naam 2] van Leger des Heils waren daar ook bij.
Omdat jij dit keer niet op de rechtbank bent geweest, krijg je deze brief.
Ik weet dat jij het liefst weer bij papa en mama wilt wonen. Maar dat kan nu niet. Daarom blijf je nog bij opa en oma.
Je wilt ook graag weer naar school. Dat wil iedereen graag voor jou. Bij jouw vorige school is nu geen plek. Daarom kijken we of je naar [onderwijsinstelling] kunt. Ik hoop dat dit snel duidelijk is. Dan kun je weer nieuwe dingen gaan leren.
Als je de volgende keer weer met mij wilt praten, dan mag dat.
Groeten van de kinderrechter,

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 17 mei 2024 tot 17 januari 2025;
7.2
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (zijnde het netwerkpleeggezin van zijn grootouders vaderszijde) met ingang van 17 mei 2024 tot 17 januari 2025;
7.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2024 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.