ECLI:NL:RBZWB:2024:3424

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
C/02/422574 JE RK 24-928
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
  • mr. A.M.C.J. Dekkers-de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Spoedmachtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstig verstoord gedrag en politiebetrokkenheid

Op 22 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een spoedmachtiging verleend voor gesloten jeugdhulp aan een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die gediagnosticeerd is met hechtingsproblematiek, PTSS, ouder-kind problematiek en antisociaal gedrag. De kinderrechter oordeelde dat er sprake was van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig belemmeren. De ouders van [minderjarige] hebben schriftelijk ingestemd met het verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk, dat de spoedmachtiging heeft aangevraagd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van [minderjarige] zo zorgelijk is dat onmiddellijke jeugdhulp noodzakelijk is, en dat een mondelinge behandeling niet kon worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor haar.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de ernstige gedragsproblemen van [minderjarige], die onder andere tot politiebetrokkenheid hebben geleid. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] in het verleden al hulp heeft ontvangen, maar dat haar situatie recentelijk is verslechterd. De ouders zijn niet in staat om de situatie te beheersen, en de moeder heeft zelfs aangegeven bang te zijn voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft daarom besloten om de spoedmachtiging te verlenen voor de duur van twee weken, met de mogelijkheid tot verlenging na een mondelinge behandeling.

De kinderrechter heeft ook de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de zaak, gezien de zorgelijke ontwikkeling van [minderjarige] en de ambivalente houding van de vader ten aanzien van de hulpverlening. De kinderrechter heeft de griffier gelast om de Raad voor de Kinderbescherming op te roepen voor de mondelinge behandeling, die zal plaatsvinden op een later moment. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/422574 JE RK 24-928
Datum uitspraak: 22 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE WAALWIJK, zetelende te Waalwijk ,
hierna te noemen: het college,
namens deze ingediend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, zetelende te Tilburg,
betreffende,
[minderjarige] ,
geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondelinge verzoek van 22 mei 2024;
- het schriftelijke verzoek met bijlagen van het college van 22 mei 2024, ingekomen ter griffie op 22 mei 2024, waaronder:
- het e-mailbericht van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van 22 mei 2024, waaruit blijkt dat hij instemt met het spoedverzoek en dat hij [minderjarige] zal bezoeken nadat zij is geplaatst bij [accommodatie] ;
- de schriftelijke instemming van de ouders met gezag van 22 mei 2024.
1.2
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd: mr. A.M.C.J. Dekkers-de Jong te Tilburg.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken.
3.2
Door de ouders is schriftelijk ingestemd met het door het college gedane verzoek.
3.2
De gedragswetenschapper heeft op 22 mei 2024 per e-mail ingestemd met het verzoek en zegt toe [minderjarige] te zullen onderzoeken wanneer zij bij [accommodatie] geplaatst is.

4.De beoordeling

4.1
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet, dient onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk te zijn indien naar het oordeel van de kinderrechter:
a. jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren;
b. de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken; en
c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
4.2
Op grond van het bepaalde in artikel 800 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking betreffende een machtiging tot uithuisplaatsing aanstonds worden afgegeven, indien de mondelinge behandeling niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de minderjarige.
4.3
Uit het mondelinge verzoek en de schriftelijke bevestiging daarvan blijkt dat [minderjarige] gediagnosticeerd is met hechtingsproblematiek, PTSS, ouder-kind problematiek en antisociaal gedrag. [minderjarige] heeft forse hinder ondervonden van de al jaren durende ex-partnerstrijd tussen haar ouders. [minderjarige] is getuige geweest van ingrijpende gebeurtenissen, waarbij sprake was van geweld.
4.4
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat bij [minderjarige] sprake is van forse opgroei- en opvoedproblemen. De kinderrechter neemt hierbij in aanmerking dat [minderjarige] als gevolg van genoemde problematiek ernstig beschadigd is. Zo laat zij bij beide ouders zelfbepalend gedrag zien en kan zij erg agressief reageren als zij moet schakelen tussen haar beide ouders. Na hiervoor hulpverlening te hebben gehad van Sterk Huis, is [minderjarige] in 2022 weer in beeld gekomen bij gemeente Waalwijk omdat zij vastloopt in het onderwijs, voor langere periode is geschorst van school en [minderjarige] niet mee kon komen bij het OPDC traject. Vanuit Sterk Huis is MST ingezet, om de moeder verdere handvaten te geven. De ouder-kind relatie tussen de vader en [minderjarige] blijft invloed hebben op haar gedrag. In juli 2023 komt het zorgelijke bericht dat [minderjarige] zichzelf in coma heeft gedronken en sinds september 2023 gaat [minderjarige] niet meer naar school. Diagnostisch onderzoek door GGZ Breburg is niet van de grond gekomen. Daarnaast is de situatie zeer complex en zijn zorgaanbieders voorzichtig met het aannemen van de casus. De afgelopen maanden is het negatieve gedrag van [minderjarige] sterk toegenomen. Zij laat ernstig verstoord gedrag zien, komt regelmatig in beeld bij de politie wegens dreiging, fysiek geweld en overlast en ook dan laat zij brutaal en agressief gedrag zien. Recent heeft [minderjarige] haar moeder aangevallen en zij is zeer bepalend in haar gedrag. De moeder heeft geen grip meer op [minderjarige] en zij lijkt bang van haar te zijn. In de avond/nacht van [datum 2] 2024 is de situatie bij de moeder thuis geëscaleerd, omdat de moeder geen toestemming aan [minderjarige] gaf om haar verjaardag met alcohol te vieren. Politiebetrokkenheid was noodzakelijk.
4.5
De kinderrechter is op grond van de hiervóór beschreven, uiterst zorgelijke en verontrustende omstandigheden van oordeel dat een mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] . De kinderrechter neemt daarbij in aanmerking dat niet langer kan worden ingestaan voor zowel de veiligheid van [minderjarige] als de veiligheid van haar omgeving.
4.6
De kinderrechter heeft zich ervan vergewist dat op het moment dat het college het mondelinge verzoek deed, op [datum 2] 2024 om 02:45 uur, er geen gekwalificeerde gedragswetenschapper beschikbaar was en dat het college daarom geen schriftelijke instemming kon verzorgen. De kinderrechter heeft in het belang van [minderjarige] én haar omgeving het mondelinge verzoek toegewezen, omdat een schriftelijke instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, gelet op de zorgelijke en spoedeisende situatie niet kon worden afgewacht. Door het college is toegezegd dat er alsnog, vóór de mondelinge behandeling van het verzoek, een schriftelijk instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper zal worden overgelegd. Volledigheidshalve merkt de kinderrechter in dit kader nog op dat zij kennis heeft genomen van het e-mailbericht van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van [datum 2] 2024, waarin hij verklaart in te stemmen met het spoedverzoek en [minderjarige] nader te zullen onderzoeken zodra zij is geplaatst.
4.7
Het college, [minderjarige] en haar advocaat en de ouders worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de hierna genoemde mondelinge behandeling van het verzoek. In afwachting van deze mondelinge behandeling zal de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp, gelet op de zwaarte van de maatregel, voor de duur van twee weken worden verleend. Verdere beslissingen op het verzoek zal de kinderrechter pas nemen nadat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden.
4.8
Gelet op de forse zorgen ziet de kinderrechter ook aanleiding om de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Breda, te betrekken om de kinderrechter over het resterende deel van het verzoek te adviseren, een en ander op grond van het bepaalde in artikel 810 Rv. Daarbij speelt een rol dat de vader ambivalent lijkt in het geven van toestemming voor het verblijf van [minderjarige] binnen de gesloten jeugdhulp. Ook heeft de vader geen toestemming verleend voor het uitvoeren van een PO bij [minderjarige] toen dat bij de afsluiting van MST eind 2023 werd geadviseerd, waardoor er geen PO heeft kunnen plaatsvinden. Gelet hierop en op de zorgelijke ontwikkeling van [minderjarige] de afgelopen jaren, vraagt de kinderrechter zich af of hulpverlening in het vrijwillig kader nog voldoende is.
4.9
Tot slot merkt de kinderrechter op dat zij deze beschikking niet eerder kon afgeven, nu de processtukken door het college pas vier uur na afloop van de gestelde termijn (zijnde de volgende ochtend vóór 12.00 uur) zijn ingediend. De kinderrechter verzoekt het college het werkproces zodanig aan te passen dat dergelijke termijnoverschrijdingen in de toekomst worden voorkomen.
4.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1
verleent een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp met ingang van 22 mei 2024 voor de duur van twee weken, zijnde tot 5 juni 2024, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek;
5.2
bepaalt dat het college, [minderjarige] en haar advocaat en de ouders zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, bij kinderrechter mr. Van Leuven, in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10 te Breda, van
[datum 1] 2024 te [uur];
5.3
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die mondelinge behandeling voor het college, [minderjarige] en haar advocaat en de ouders.
5.4
gelast de griffier om de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Breda, per separate brief op te roepen voor voormelde mondelinge behandeling onder toezending van de processtukken;
5.5
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024 door mr. Phillips, kinderrechter.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 mei 2024 door mr. Phillips, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.