In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, die op 28 januari 2022 de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende heeft vastgesteld op € 341.000. Belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen de oorspronkelijke waardebepaling van € 397.000, die was vastgesteld op 1 januari 2020. Na een ingebrekestelling door belanghebbende, heeft de heffingsambtenaar de termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar verlengd. De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2023 behandeld, waarbij partijen overeenstemming bereikten over de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen, maar nog verdeeld waren over het recht op een dwangsom. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar tijdig uitspraak heeft gedaan en dat belanghebbende geen recht heeft op een dwangsom. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.