ECLI:NL:RBZWB:2024:3452

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
10958554 CV EXPL 24-706 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure huurders tegen verstekvonnis van ontruiming en huurachterstand

In deze zaak hebben de huurders, [huurder 1] en [huurder 2], verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 25 oktober 2023, waarin zij zijn veroordeeld tot ontruiming van hun woning en betaling van een huurachterstand. De huurders hebben op 20 februari 2024 de verzetdagvaarding bij exploot aan Alwel, de verhuurder, laten betekenen. Alwel heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de huurders, stellende dat zij niet tijdig verzet hebben ingesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurders op 16 december 2023 bekend waren met het verstekvonnis, waardoor de termijn voor verzet op 20 februari 2024 is verstreken. De kantonrechter heeft de huurders niet-ontvankelijk verklaard in hun verzet en het verstekvonnis van 25 oktober 2023 van kracht gelaten. Tevens zijn de huurders veroordeeld in de proceskosten van Alwel, die zijn begroot op € 474,00, te vermeerderen met eventuele kosten van betekening indien de huurders niet tijdig aan de veroordelingen voldoen. Het vonnis is uitgesproken op 22 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10958554 \ CV EXPL 24-706
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van

1.[huurder 1] ,

te [plaats] ,
2.
[huurder 2],
te [plaats] ,
eisende partijen in verzet,
oorspronkelijk gedaagden,
hierna samen te noemen: de huurders,
gemachtigde: mr. I. Stolting,
tegen
STICHTING ALWEL,
te Roosendaal,
gedaagde partij in verzet,
oorspronkelijk eiseres,
hierna te noemen: Alwel,
gemachtigde: mr. M. Helmer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 maart 2024 en de daarin genoemde stukken,
- de brief van mr. M. Helmer van 11 april 2024 met producties 5 tot en met 9,
- de mondelinge behandeling van 24 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de door mr. M. Helmer overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De huurders huren van Alwel met ingang van 13 september 2022 een woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: het gehuurde).
2.2.
Bij verstekvonnis van 25 oktober 2023 van de kantonrechter in Middelburg met zaaknummer 10760050 CV EXPL 23-3201 (hierna: het verstekvonnis), zijn de huurders onder meer veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis en betaling van een huurachterstand. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.3.
Bij exploot van 23 januari 2024 heeft Alwel het verstekvonnis laten betekenen. De ontruiming is aangezegd tegen 27 februari 2024.
2.4.
Bij vonnis in kort geding van 15 maart 2024 van de kantonrechter in Middelburg met zaaknummer: 10921472 VV EXPL 24-6 (hierna: het kortgedingvonnis) is de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis afgewezen.
2.5.
De huurders hebben op 20 februari 2024 de verzetdagvaarding bij exploot aan Alwel laten betekenen.

3.Het geschil

3.1.
De huurders komen in verzet tegen het verstekvonnis van 25 oktober 2023. De huurders vorderen van de bij het verstekvonnis tegen hen uitgesproken veroordeling te worden ontheven, met veroordeling van Alwel in de kosten van het verzet, te vermeerderen met de wettelijke rente en afwikkelingskosten.
3.2.
Alwel voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de huurders in hun vordering en het eerder gewezen verstekvonnis te bekrachtigen, met veroordeling van de huurders in de proceskosten. Zij voert – samengevat – aan dat de huurders niet tijdig verzet hebben ingesteld.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De huurders zijn niet-ontvankelijk
4.1.
De kantonrechter moet eerst nagaan of het verzet tijdig is ingesteld. Artikel 143 lid 2 Rv bepaalt onder meer dat het verzet moet worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na het plegen door de veroordeelde van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is. Het is voldoende dat de huurders bekend zijn met de vordering van wie, waartoe en door welk gerecht zij zijn veroordeeld (HR 9 januari 1987, ECLI:NL:HR:1987:AG5501).
4.2.
Anders dan de huurders beweren, is er sprake van een daad van bekendheid, waarbij het volgende wordt overwogen. Op 16 november 2023 heeft mevrouw [huurder 1] bij Alwel online een betalingsvoorstel ingediend, slechts enkele weken na het verstekvonnis. Alwel merkt op dat zij vermoedt dat dit naar aanleiding van het verstekvonnis is, iets wat door de huurders niet wordt betwist. Daarbij blijkt uit de producties, die Alwel heeft overgelegd, dat er in december 2023 tussen partijen is gecommuniceerd over het verstekvonnis. In het dossier zit een notitie van een telefoongesprek van de gemachtigde van Alwel met ‘deb 2’, de heer [huurder 2] , op 14 december 2023, waarin staat dat hij een aanbetaling op de achterstand van € 500,00 haalbaar acht. Op 15 december 2023 heeft de gemachtigde van Alwel per e-mail aan de huurders geschreven: “
In bovengenoemd kunnen wij in navolging op ons telefoongesprek en onze e-mail van 14 december 2023 het volgende melden. (…) Cliënte is bereid een betalingsregeling te accepteren ter voorkoming van executie van het verkregen ontruimingsvonnis, wanneer vandaag een betaling van € 500,00 wordt gedaan aan ons kantoor…” Hierdoor is het duidelijk dat de huurders in ieder geval in december 2023 op de hoogte waren van de toegewezen vordering van Alwel en wisten dat zij bij verstek waren veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Met het doen van een betalingsvoorstel wilden zij ontruiming voorkomen. Uit het kort gedingvonnis van 15 maart 2024 blijkt dat mevrouw [huurder 1] tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk heeft verklaard dat zij in december 2023 bekend waren met het verstekvonnis.
4.3.
De kantonrechter stelt dan ook vast dat de termijn voor verzet in ieder geval op 16 december 2023 is gaan lopen, zodat die op 20 februari 2024 is verstreken. Dit betekent dat de huurders te laat zijn in hun verzet en niet-ontvankelijk zullen worden verklaard. Als gevolg daarvan zal de kantonrechter het geschil niet inhoudelijk behandelen en blijft het verstekvonnis van 25 oktober 2023 van kracht.
De proceskosten
4.4.
De huurders zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Alwel in verzetprocedure worden begroot op:
- salaris gemachtigde
399,00
(1,00 punt × € 339,00)
- nakosten
135,00
Totaal
474,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in oppositie
5.1.
verklaart de huurders niet-ontvankelijk in het door hen ingestelde verzet,
5.2.
veroordeelt de huurders in de kosten van het verzet, aan de zijde van Alwel begroot op € 474,00, te vermeerderen met de kosten van betekening als de huurders niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.