ECLI:NL:RBZWB:2024:3453

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
11089837 \ VV EXPL 24-23 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid kantonrechter in kort geding bij bouwwerkzaamheden en wateroverlast

In deze zaak hebben eisers de Gemeente Schouwen-Duiveland in kort geding gedagvaard vanwege bouwwerkzaamheden aan een naastgelegen pand, die volgens hen niet volgens de regels zijn uitgevoerd. Eisers, eigenaren van een pand dat last heeft van lekkage door deze werkzaamheden, vorderen dat de Gemeente maatregelen neemt om de wateroverlast te verhelpen. De kantonrechter heeft op 27 mei 2024 geoordeeld dat zij onbevoegd is om deze zaak te behandelen, omdat de vorderingen een sterk bestuursrechtelijk karakter hebben en niet onder de bevoegdheid van de kantonrechter vallen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor behandeling in kort geding en dat er aparte bestuursrechtelijke procedures voor deze zaken bestaan. Eisers zijn in het ongelijk gesteld en zijn veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente, vastgesteld op € 543,00. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11089837 \ VV EXPL 24-23
Vonnis in kort geding van 27 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[eiser 2],
te [plaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen in mannelijk enkelvoud te noemen: [eisers] ,
procederend in persoon,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE SCHOUWEN-DUIVELAND,
te Zierikzee,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Gemeente,
gemachtigde: mr. A. Schreijenberg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- het herstelexploot;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de mondelinge behandeling van 24 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Na het sluiten van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is eigenaar van het pand aan de [adres 1] te [plaats 2] en verhuurt dit pand.
2.2.
De heer [naam 2] en mevrouw [naam 1] zijn eigenaren van het pand aan de [adres 2] te [plaats 2] .
2.3.
Het College van burgemeester en wethouders van de Gemeente heeft geconstateerd dat er een verbouwing plaatsvond aan de [adres 2] , zonder de daartoe vereiste omgevingsvergunning en dat bij die bouwwerkzaamheden asbest is vrijgekomen. Het College van burgemeester en wethouders heeft naar aanleiding hiervan een bouw- en gebruikstop opgelegd en daaraan een dwangsom gekoppeld.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert bij voorlopige voorziening het volgende:
“Gedaagde te veroordelen om middels last onder bestuursdwang, c.q. de woning in beheer te nemen en binnen 14 dagen voorzieningen te treffen die de water overlast van [adres 1] beëindigen op straffe van € 500,00 per dag indien hier later dan 14 dagen, aan wordt voldaan.
Gedaagde de woning binnen 14 dagen natodraad aan te laten brengen boven de erfscheiding tussen [adres 1] en [adres 2] tot 2.50 mtr. op straffe van € 500,00 per dag indien hier later dan de 14 dagen aan wordt voldaan zodat insluiping stopt.
Gedaagde te veroordelen om het Rijksmonument in oude staat, onder haar beheer, te laten herstellen nu een verzoek tot legaliseren is afgewezen en zodoende uitgesloten is de situatie te legaliseren zodat regenwater overlast stopt. Productie 19.
Gedaagde te veroordelen de in Woo gevraagde documenten binnen 7 dagen te verstrekken op straffe van € 500,00 per dag later dan 7 dagen.
Gedaagde te veroordelen om gevolg te geven aan de gedragscode bestuurders van de Gemeente Schouwen-Duiveland en het handboek integriteit voor politieke ambtsdragers van decentrale overheden. De wethouder dient verantwoordelijkheid te nemen en een voorbeeldfunctie te zijn in het opvolgen van wet en regelgeving. Zij moet bereid zijn verantwoording af te leggen, aan de burger, in dit geval eiser. In de democratische rechtsstaat dient eenieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede) verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. De wethouder dient geen plaats te hebben binnen het college B&W Schouwen-Duiveland indien zij geen verklaring aan eiser af kan leggen waarom er illegaal is gebouwd in het rijksmonument en zij bewust waterschade, breekschade (gat in muur), constructieschade (zinken goot met potnagels), opstalschade (kapotte dakpannen) en mogelijk gezondheidsschade (asbest) heeft berokkend. Als wethouder heeft zij de bevoegdheid/neemt zij de maat aan iedere burger die zich niet aan de wet houdt.
Gedaagde te veroordelen tot het innen van € 30.000,00 of anders € 10.000,00 bij eigenaren van [adres 2] daar er een overtreding op 26-02-2024 heeft plaatsgevonden van Pruductie 1.
Gedaagde te veroordelen in de proces en griffie kosten van de procedure.”
3.2.
[eisers] legt – samengevat en voor zover de kantonrechter begrijpt – het volgende ten grondslag aan zijn vorderingen. De eigenaren van het pand [adres 2] hebben werkzaamheden laten verrichten aan hun pand, waardoor lekkage is ontstaan in het pand [adres 1] . Doordat de gemeente een bouw- en een gebruikstop heeft opgelegd, kunnen de eigenaren van [adres 2] geen werkzaamheden verrichten om de oorzaak van de lekkage op te lossen. Het woongenot en het gebruiksgenot van de huurders van [adres 1] kan daardoor niet worden hersteld. De gemeente dient op grond van artikel 2.79 APV [adres 2] in beheer te nemen, zodat de schade door regenwater beëindigd kan worden. [eisers] wil daarnaast op grond van Woo inzage in stukken zodat zij de eigenaren van [adres 2] aansprakelijk kan stellen voor de schade. De Gemeente heeft dit vooralsnog geweigerd.
De eigenaren van [adres 2] hebben zonder toestemming de schutting/erfafscheiding tussen de panden weggehaald en daarvoor een trap geplaatst om materieel te kunnen verplaatsten. De gemeente dient natodraad aan te brengen boven de erfscheiding tussen [adres 1] en [adres 2] , zodat insluiping wordt beëindigd.
De Gemeente dient op grond van artikel 2.3a lid 1 Wabo te handhaven.
De Gemeente dient gebruik te maken van de vijfde trede van de Escalatieladder Wet aanpak woonoverlast, gedragsaanwijzing als last onder bestuursdwang middels het opdracht geven tot voorkomen van de lekkage en het terug brengen van het Rijksmonument in oude staat.
De Gemeente handelt in strijd met het gelijkheidsbeginsel, door een lagere dwangsom op te leggen aan de eigenaren van [adres 2] . De Gemeente dient de dwangsom te verhogen naar € 30.000,00. Daarnaast dient de Gemeente de opgelegde dwangsom direct te vorderen, nu de heer [naam 2] op 26 februari 2024 heeft erkend de gebruikstop te hebben genegeerd.
3.3.
De Gemeente heeft – samengevat en voor zover relevant – het volgende verweer gevoerd. [eisers] kan niet in zijn vorderingen worden ontvangen, althans deze moeten worden afgewezen, omdat hij de mogelijkheid heeft bestuursrechtelijke rechtsmiddelen aan te wenden. Indien de vorderingen van [eisers] waren gericht aan het gemeentebestuur, zouden deze gekwalificeerd worden als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Daarop zou het gemeentebestuur een besluit nemen, waarna [eisers] een rechtsingang heeft bij de bestuursrechter. Daarnaast bestaat voor [eisers] – bij spoedeisendheid – de mogelijkheid zich te wenden tot de voorzieningenrechter van de sector bestuursrecht van de rechtbank.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is om deze zaak te behandelen. De kantonrechter is bevoegd een zaak in kort geding te behandelen als zij die zaak ook in een bodemprocedure zou mogen behandelen (artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, hierna: Rv). In welke zaken de kantonrechter in een bodemprocedure bevoegd is, volgt uit artikel 93 e.v. Rv. Deze zaak behoort niet tot de daar bedoelde zaken.
4.2.
Deze zaak betreft geen zogenoemde aardvordering (bijvoorbeeld een huurzaak of een arbeidszaak) en is ook geen zaak waarvan specifiek in de wet is bepaald dat de kantonrechter bevoegd is (artikel 93 sub c en d Rv). In de aard van de vorderingen van [eisers] ligt verder besloten dat deze deels vorderingen van onbepaalde waarde betreffen. In artikel 93 sub b en artikel 94 lid 1 Rv is bepaald dat de kantonrechter zulke vorderingen slechts behandelt en beslist als er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vorderingen samen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000,00. Dergelijke aanwijzingen ontbreken in dit geval.
4.3.
De kantonrechter heeft op de mondelinge behandeling partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de bevoegdheid van de kantonrechter om kennis te kunnen nemen van de vorderingen van [eisers] mede gelet op het bestuursrechtelijk karakter van deze vorderingen.
4.4.
[eisers] heeft aangevoerd dat de zaak een spoedeisend karakter heeft, dat de Gemeente de bestuursrechtelijke weg heeft afgesneden en dat de kantonrechter om die reden bevoegd is. De Gemeente betwist gemotiveerd dat de bestuursrechtelijke weg is afgesneden en stelt zich op het standpunt dat de burgerlijke rechter onbevoegd is in deze zaak.
4.5.
De kantonrechter oordeelt zich om meerdere redenen niet bevoegd om de vorderingen te behandelen. Allereerst is niet voldaan aan de hiervoor onder 4.1. en 4.2. genoemde voorwaarden. Daarnaast hebben de vorderingen een sterk bestuursrechtelijk karakter, waarvoor aparte bestuursrechtelijke procedures gelden. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de zaak. De ingestelde vorderingen en de aard van deze kort geding procedure verzetten zich tegen een verwijzing van de zaak naar een andere (bevoegde) rechter.
Proceskosten
4.6.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en zal om die reden worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de zijde van de Gemeente tot vandaag vast op € 543,00 aan salaris gemachtigde, conform de Aanbeveling tarieven kort gedingen kantonzaken en handelszaken.

5.De beslissing

De kantonrechter
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van [eisers] ;
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot vandaag vastgesteld op € 543,00;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2024.