ECLI:NL:RBZWB:2024:3454

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
24/3170
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake verlenging begunstigingstermijn last onder dwangsom voor vereniging met tennis- en padelbanen

Op 22 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een voorlopige voorziening. Verzoeker, die woont nabij een vereniging met tennis- en padelbanen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena. Dit besluit, genomen op 7 maart 2024, betrof de verlenging van de begunstigingstermijn van een last onder dwangsom die aan de vereniging was opgelegd vanwege overtredingen van geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Verzoeker ervaart geluidsoverlast door het gebruik van de padelbanen en verzocht de voorzieningenrechter om de verlenging van de begunstigingstermijn te schorsen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een spoedeisend belang heeft, omdat de verlenging van de begunstigingstermijn leidt tot voortdurende geluidsoverlast. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college op 7 maart 2024 niet bevoegd was om de begunstigingstermijn te verlengen, aangezien deze termijn al was verstreken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en de verlenging van de begunstigingstermijn geschorst tot uiterlijk twee weken na de beslissing op bezwaar of totdat uit deskundigenonderzoek blijkt dat aan de geluidsnormen wordt voldaan.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter het college opgedragen om het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden en heeft het college in de proceskosten van verzoeker veroordeeld. Deze uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/3170
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 mei 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. N.M. Buddingh-Ubink),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena(het college).
Als derde partij is aangemerkt:
[vereniging] ,uit [plaats] (de vereniging).

Inleiding

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van 7 maart 2024 over het verlengen van de begunstigingstermijn van een last onder dwangsom die is opgelegd aan de vereniging. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter op 9 april 2024 verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 mei 2024 op zitting behandeld. Verzoeker was samen met mr. M.P.M. de Rooij (kantoorgenoot gemachtigde) aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] . Namens de vereniging was [naam 2] aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Wat zijn de feiten?

Verzoeker woont aan [adres 1] in [plaats] . De vereniging is gevestigd aan [adres 2] te [plaats] . De vereniging heeft zes tennisbanen op die locatie gewijzigd naar vijf tennisbanen en twee padelbanen.
Op 9 juni 2023 heeft de vereniging een melding ingediend op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit), voor het wijzigen van een inrichting.
Op 7 augustus 2023 heeft verzoeker het college verzocht om handhavend op te treden. Verzoeker ervaart geluidsoverlast als gevolg van het gebruik van de padelbanen. Verzoeker heeft verzocht om handhavend op te treden tegen het handelen in strijd met de geluidsnormen uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit en het zonder melding op grond van artikel 2.10 van het Activiteitenbesluit wijzigen van de inrichting.
In de periode van 12 tot en met 26 september 2023 heeft de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) geluidmetingen uitgevoerd. Uit die geluidmetingen is gebleken dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit ter plaatse van de woning van verzoeker in de avondperiode met 4 dB(A) wordt overschreden. Dit is neergelegd in een akoestisch rapport van de OMWB van 29 september 2023.
Bij brief heeft het college vervolgens aan de vereniging medegedeeld voornemens te zijn om een last onder dwangsom op te leggen vanwege de overtreding van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit en vanwege het niet indienen van een volledige melding op grond van artikel 2.10 van het Activiteitenbesluit.
Bij besluit van 1 december 2023 (verzonden op 13 december 2023) heeft het college aan de vereniging een last onder dwangsom opgelegd vanwege deze overtredingen. Het college heeft de vereniging gelast om de overtredingen uiterlijk twaalf weken na de verzenddatum te beëindigen en beëindigd te houden. De vereniging kon die overtredingen beëindigen door zorg te dragen voor het indienen van een volledige melding en door de padelbanen niet te gebruiken, totdat een volledige melding is ingediend en is aangetoond dat (vb. door middel van maatregelen) aan de geluidnormen kan worden voldaan.
De vereniging heeft daar bezwaar tegen gemaakt en heeft het college verzocht om de begunstigingstermijn te verlengen tot tenminste 1 juli 2024. De vereniging heeft daar een akoestisch onderzoek bijgevoegd van [B.V.] van 30 januari 2024.
Bij besluit van 7 maart 2024 (bestreden besluit) heeft het college – mede op basis van dat akoestisch onderzoek – besloten om de begunstigingstermijn te verlengen tot zes weken na de beslissing op het bezwaar.
Verzoeker heeft daar op 9 april 2024 bezwaar tegen gemaakt en heeft de voorzieningenrechter op diezelfde dag verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

2. Wat is het wettelijk kader?

2.1
De last onder dwangsom is opgelegd vanwege overtreding van het Activiteitenbesluit. Als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het Activiteitenbesluit op 1 januari 2024 vervallen. Uit artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijkt dat het oude recht van toepassing blijft op een bestuurlijke sanctie die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is opgelegd voor een overtreding die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft plaatsgevonden.
2.2
De inrichting van de vereniging is een inrichting [1] type B. [2] Artikel 2.10 en 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer waren op een dergelijke inrichting van toepassing.
2.3
Het college was bevoegd om handhavend op te treden tegen overtreding van die bepalingen op grond van artikel 5.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In artikel 5:32a, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat: bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.
3. Welke gronden heeft verzoeker aangevoerd?
Verzoeker verzoekt de voorzieningenrechter om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist. Verzoeker stelt dat het college de begunstigingstermijn niet heeft mogen verlengen tot zes weken na de beslissing op het bezwaar van de vereniging tegen de last onder dwangsom. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft verzoeker – kort samengevat – de volgende argumenten aangevoerd. Volgens verzoeker is de datum waarop de begunstigingstermijn eindigt te onzeker, omdat het niet zeker is dat het college binnen de wettelijke beslistermijn op het bezwaar zal beslissen. Verzoeker heeft daaraan toegevoegd dat de vereniging voldoende tijd heeft gekregen om maatregelen te treffen en/of vergunningen aan te vragen om de overtredingen en overlast te beëindigen. In de last onder dwangsom stond ook dat de initiële begunstigingstermijn ruim voldoende zou moeten zijn en recht zou doen aan het belang van omwonenden. Daarnaast heeft verzoeker aangevoerd dat een maatregel beschikbaar is die direct doorgevoerd kan worden om de overtreding van de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit te beëindigen: het niet gebruiken van de padelbanen na 19:00 uur. Volgens verzoeker blijkt uit het bestreden besluit niet dat het college rekening heeft gehouden met de belangen van verzoeker en andere omwonenden.
4. Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
4.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’ dat vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de beslissing op bezwaar niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen.
4.2
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat verzoeker een spoedeisend belang heeft. Aan de vereniging is een last onder dwangsom opgelegd vanwege het overtreden van geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. De begunstigingstermijn is verlengd tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Iedere dag dat de begunstigingstermijn langer loopt is een dag dat de geluidsnormen kunnen worden overschreden en dat verzoeker geconfronteerd wordt met de daarmee samenhangende en door middel van verschillende onderzoeken vastgestelde geluidsoverlast.
5. Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5.1
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.
5.2
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het college op 7 maart 2024 niet meer bevoegd was om de begunstigingstermijn te verlengen. In de last onder dwangsom is de vereniging gelast om de overtredingen te beëindigen en beëindigd te houden ‘binnen twaalf weken na de verzenddatum van de beschikking’. De beschikking is verzonden op 13 december 2023. Dat betekent dat de begunstigingstermijn liep tot en met 6 maart 2024 en na die dag is verstreken. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [3] blijkt dat een verstreken begunstigingstermijn niet meer kan worden verlengd door een bestuursorgaan. Gelet daarop was het college op 7 maart 2024 niet meer bevoegd om de begunstigingstermijn te verlengen. De voorzieningenrechter volgt het standpunt van het college niet dat het bestreden besluit moet worden gezien als een besluit op grond van artikel 6:19 van de Awb, waarin de last onder dwangsom van 1 december 2023 is ingetrokken en is vervangen. Uit het besluit van 7 maart 2024 blijkt namelijk uitsluitend dat het ziet op een verlenging (onder voorwaarden) van de begunstigingstermijn en blijkt niet dat de last onder dwangsom (gedeeltelijk) is ingetrokken. Daarnaast zou die opvatting ertoe leiden dat voornoemde jurisprudentie van de ABRvS wordt omzeild. Ten overvloede heeft de voorzieningenrechter overwogen dat de begunstigingstermijn langer was vastgesteld dan noodzakelijk om de overtredingen te kunnen opheffen. De overtreding van artikel 2.10 van het Activiteitenbesluit is al beëindigd en de overtreding van de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit kon worden beëindigd binnen enkele uren of maximaal één dag door geen gebruik meer te maken van de padelbanen.
5.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. De voorzieningenrechter heeft de verlenging van de begunstigingstermijn bij besluit van 7 maart 2024 geschorst tot uiterlijk twee weken ná de beslissing op bezwaar dan wel – als dat eerder is – totdat uit onderzoek van een deskundige is gebleken dat aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan.
5.4
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient het college aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden. Verder veroordeelt de voorzieningenrechter het college in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,-, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het besluit van 7 maart 2024 (tot verlenging van de begunstigingstermijn) tot uiterlijk twee weken na de beslissing op bezwaar dan wel – als dat eerder is – totdat uit onderzoek van een deskundige is gebleken dat aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 187,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024 door mr. T. Peters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo in samenhang met artikel 1.1, derde lid, van de Wabo en artikel 1.1, eerste en vierde lid, van de Wm. Krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wm aangewezen als inrichting die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken in artikel 2.1, eerste lid, van het Bor in samenhang met bijlage 1 bij het Bor, onderdeel C en categorie 19.1, onder c en e. Niet als vergunningplichtig aangewezen in categorie 19.4.
2.Artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit.
3.ABRvS 29 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:295, r.o. 8.1 en ABRvS 30 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3294, r.o. 16.