ECLI:NL:RBZWB:2024:346
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. Dijkman
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft eerder op 2 januari 2024 een spoedmachtiging verleend, die gold tot 16 januari 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 januari 2024 waren de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig, terwijl de moeder niet verscheen. De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord, maar zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door zowel de vader als de moeder. De ondertoezichtstelling van [minderjarige] is eerder ingesteld door de rechtbank Rotterdam en is inmiddels verlengd. De kinderrechter heeft in haar beoordeling gekeken naar de zorgen die er zijn over [minderjarige], waaronder haar problematiek, het niet accepteren van gezag en haar wegloopgedrag. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige].
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend met ingang van 16 januari 2024 en tot 9 maart 2024, en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2024, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.