Op 15 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1984, niet bereid was om zich te laten horen en afstand heeft gedaan van het recht om gehoord te worden. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, waarbij verplichte zorg zou worden verleend, waaronder het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 mei 2024 waren de advocaat van de betrokkene, een begeleidster en een medewerker van het GGz ACT-team aanwezig. De begeleidster bevestigde dat de betrokkene niet aanwezig wilde zijn en dat de contacten met de bewindvoerder niet goed verliepen. De rechtbank heeft op basis van de overgelegde stukken en de medische verklaring vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor de betrokkene en de omgeving. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat een zorgmachtiging noodzakelijk is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.
De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend, die geldig is tot en met 15 mei 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door mr. De Kroon en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. Hoetjes als griffier.