ECLI:NL:RBZWB:2024:3474

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
02-009512-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak tegen minderjarige verdachte van gewapende woningoverval

Op 28 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die beschuldigd werd van betrokkenheid bij een gewapende woningoverval op 12 juni 2022. De zaak werd behandeld met gesloten deuren op 14 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.J.M. van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met een ander een woningoverval had gepleegd, waarbij de aangever met een mes was bedreigd.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, de medeverdachte en de aangever zorgvuldig gewogen. De verdachte ontkende enige betrokkenheid bij de woningoverval en verklaarde dat hij de woning was binnengegaan met de bedoeling om de aangever op te halen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de plannen van de medeverdachte en dat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank constateerde dat er tegenstrijdigheden waren in de verklaringen van de aangever en de medeverdachte, wat leidde tot onduidelijkheid over de rol van de verdachte.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als (mede)pleger van de woningoverval aan te merken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij betrokken was bij de gewapende woningoverval. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M.A.H. Kempen, en is openbaar gemaakt op 28 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-009512-23
vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. N. van Vliet, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 14 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.J.M. van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 12 juni 2022 samen met een ander een woningoverval heeft gepleegd, waarbij [aangever] (hierna: [aangever] ) met een mes is bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de gewapende woningoverval en baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaringen van [aangever] en de verklaring van de medeverdachte waaruit blijkt dat verdachte een rol heeft gehad bij de woningoverval.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de consistente verklaring van verdachte dat hij [aangever] wilde ophalen om naar buiten te gaan en dat hij niet wist dat medeverdachte een mes bij zich had, laat staan dat hij dat mes die dag zou gebruiken bij een woningoverval. Verdachte heeft steeds ontkend dat hij iets heeft weggenomen uit de woning en werd verrast door wat medeverdachte deed. [aangever] zelf heeft ongeveer een maand na het incident een verklaring afgelegd die op essentiële punten afwijkt van zijn verklaring die hij later bij de rechter-commissaris heeft afgelegd. Ook wijst de verdediging op de in het proces-verbaal opgenomen WhatsApp-conversatie waaruit volgens haar blijkt dat verdachte het mes niet heeft vastgehad. De verdediging verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank kan op basis van het dossier vaststellen dat er op 12 juni 2022 een gewapende woningoverval heeft plaatsgevonden waarbij er aan [aangever] een mes is getoond en waarbij er spullen uit de woning zijn meegenomen. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte als (mede)pleger kan worden aangemerkt bij deze woningoverval. Verdachte heeft, kort samengevat, verklaard dat hij de woning met medeverdachte is binnengegaan met de bedoeling om [aangever] op te halen om buiten te gaan spelen en/of te gaan zwemmen. Hij schrok van het feit dat medeverdachte ineens een mes trok en om geld vroeg. Verdachte was in shock en is bij [aangever] gebleven toen de medeverdachte in de woning op zoek ging naar spullen. Hij ontkent enige betrokkenheid te hebben gehad bij de woningoverval. Daar tegenover staan wisselende verklaringen van de medeverdachte en [aangever] over het aandeel dat verdachte zou hebben gehad bij deze woningoverval. Zo verklaart [aangever] bij de politie dat de verdachte het mes in zijn bijzijn aan de medeverdachte heeft gegeven en dat de medeverdachte vervolgens bij hem is blijven staan met het mes. Later bij de rechter-commissaris verklaart [aangever] echter eerst dat verdachte in het geheel geen mes heeft vastgehad en dat verdachte ook degene is geweest die bij hem is gebleven toen de medeverdachte in het huis op zoek ging naar spullen. Het is de rechtbank uit het dossier niet gebleken dat verdachte en de medeverdachte samen een plan hadden gemaakt voor een woningoverval of dat zij daarover vooraf hebben gesproken. Daarnaast is onvoldoende duidelijk geworden wie wat deed en wie het mes vasthield tijdens de woningoverval. Het kan daarbij ook zijn gegaan, zoals door verdachte is verklaard. Deze onduidelijkheid brengt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte als (mede)pleger bij de woningoverval betrokken is geweest.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.H. Kempen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. D.H. Hamburger en mr. R. Combee, rechters, in tegenwoordigheid van R. Rozendaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 mei 2024.
Mr. Kempen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

6.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 12 juni 2022 te Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen,
- een telefoon en/of
- een hoeveelheid geld (te weten 40 euro),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [aangever]
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of
- om geld te vragen en/of
- de woorden toe te voegen -zakelijk weergegeven- dat hij niet moest stressen en/of dat hij rustig
moest blijven, althans woorden en/of (een) da(a)d(en) van gelijke aard en/of strekking,
in elk geval een dreigende situatie te creëren;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)