ECLI:NL:RBZWB:2024:3515

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
C/02/419570 / FA RK 24-907
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het ouderlijk gezag wegens psychische onmogelijkheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2024 een beschikking gegeven over de schorsing van het ouderlijk gezag van de vader over de minderjarige [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het ouderlijk gezag van de vader te beëindigen, omdat hij door zijn psychische problematiek tijdelijk niet in staat is om het gezag uit te oefenen. De vader, die momenteel gedetineerd is, heeft eerder al het contact met de moeder, de GI en de Raad afgehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader, vanwege zijn psychische gesteldheid en de omstandigheden van zijn detentie, tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de Raad, terwijl de vader het verzoek betwist en stelt dat er een complot tegen hem gaande is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader van rechtswege is geschorst in zijn gezag over de minderjarige, en dat de moeder voortaan het eenhoofdig ouderlijk gezag zal uitoefenen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419570 / FA RK 24-907
Datum uitspraak: 27 mei 2024
Beschikking over vaststelling schorsing ouderlijk gezag
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
over de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2020 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden in deze zaak aan:
[de vader],
thans gedetineerd en verblijvende in de Penitentiaire Inrichting (PI) te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. B.P.J. van Riel te Breda,
[de moeder],
verblijvende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.M. d’Hont te Breda,
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de GI.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesdossier bevat de volgende stukken:
  • het verzoekschrift (pro forma) van 26 februari 2024, met bijlagen, ingekomen bij de griffie van de rechtbank op 27 februari 2024;
  • het gewijzigd verzoekschrift van 29 februari 2024;
  • het gewijzigd verzoekschrift van 20 maart 2024, met bijlagen;
  • het verweerschrift van de vader van 29 april 2024, met bijlagen.
1.2.
In het kader van de ‘Tijdelijke beleidsregel pilot kosteloze rechtsbijstand procedures in eerste aanleg met betrekking tot gezagsbeëindiging ex. de artikelen 1:266 juncto 1:267 BW’ heeft de rechtbank mr. Van Riel ambtshalve toegevoegd als advocaat van de vader in deze procedure.
1.3.
Op 2 mei 2024 heeft de rechtbank het verzoek, met gesloten deuren, mondeling behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Riel;
  • de moeder, bijgestaan door mr. D’Hont;
  • een vertegenwoordigster namens de Raad;
  • een vertegenwoordigster namens de GI.
1.4.
[minderjarige] is, gelet op haar jonge leeftijd, niet in de gelegenheid gesteld om haar mening over het verzoek kenbaar te maken.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 4 september 2023 van de kinderrechter van deze rechtbank is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 18 september 2023. Daarnaast is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot
18 september 2023. Deze maatregelen zijn nadien verlengd tot 4 december 2023.
2.2.
Op 14 september 2023 hebben de ouders in het gezagsregister doen aantekenen dat zij vanaf dat moment gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
Bij beschikking van 29 november 2023 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI tot 29 mei 2024.
2.4.
Daarnaast is bij afzonderlijke beschikking van 29 november 2023 de vader (geheel) geschorst in de uitoefening van het ouderlijk gezag over [minderjarige] , met dien verstande dat die schorsing van rechtswege eindigt op 29 februari 2024, tenzij voor het einde van deze termijn beëindiging van het gezag is verzocht. De schorsing loopt dan door totdat op dat verzoek tot beëindiging van het gezag is beslist.
2.5.
[minderjarige] verblijft momenteel bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt in zijn inleidende verzoekschrift van 26 februari 2024 om het ouderlijk gezag van de vader over [minderjarige] te beëindigen. Daarnaast adviseert de Raad om de GI te benoemen tot voogdes over [minderjarige] .
3.2.
De Raad heeft bij voormeld gewijzigd verzoekschrift van 29 februari 2024 zijn advies om de GI te benoemen tot voogdes ingetrokken, met dien verstande dat de moeder, na beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over [minderjarige] , voortaan van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag zal uitoefenen.
3.3.
De Raad heeft bij voormeld verzoekschrift van 20 maart 2024 zijn verzoek gewijzigd, in die zin dat de Raad nu verzoekt, naar de rechtbank begrijpt, om op grond van artikel 1:253r, eerste lid, onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang gelezen met artikel 1:253q BW voor recht te verklaren dat de vader van rechtswege in het ouderlijk gezag over [minderjarige] is geschorst, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.4.
Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van het (gewijzigde) verzoek, worden ingegaan.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft ter onderbouwing van zijn (gewijzigde) verzoek, samengevat, het volgende aangegeven. Bij voormelde beschikking van 29 november 2023 is de vader geschorst in zijn gezag over [minderjarige] , omdat hij vanwege zijn psychische problematiek al het contact met de moeder, de GI en de Raad afhield. Gedurende het onderzoek van de Raad in deze zaak, is de vader gedetineerd geraakt vanwege verdenking van poging moord dan wel poging doodslag op een buurjongen, waarbij die buurjongen ernstig gewond is geraakt. De vader verblijft momenteel op een psychiatrische afdeling van de PI te [plaats] . Gelet hierop is het, in tegenstelling tot de situatie in november 2023, op dit moment praktisch mogelijk om met de vader in gesprek te gaan. Echter, naar aanleiding van het onderzoek dat de Raad in deze zaak heeft verricht, is de Raad thans van mening dat de vader, vanwege zijn psychiatrische problematiek, tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen. Gebleken is dat de vader ervan overtuigd is dat er een complot gaande is tegen hem, waarbij mensen voornemens zijn om hem te vermoorden. De vader is ook erg wantrouwend richting instanties zoals de Raad, de politie en de rechtbank. De Raad acht een gezagsbeëindiging op dit moment (nog) niet nodig, omdat de vader nog onvoldoende heeft kunnen profiteren van een eventuele behandeling en medicatie gericht op het verbeteren van zijn psychische gesteldheid. Onduidelijk is wat de effecten hiervan zijn op zijn beschikbaarheid, bereikbaarheid en mogelijkheden om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen. Daarnaast is er nog onvoldoende zicht op het opvoedershandelen van de vader en zijn leerbaarheid hierin.
4.2.
Namens en door de vader is, samengevat, aangegeven dat hij het oneens is met al hetgeen er wordt gesteld over zijn psychische gesteldheid. Er is sprake van een complot tegen hem. De vader heeft als bijlage bij het verweerschrift een lijst met namen overgelegd met mensen die hem willen vermoorden. In verband met zijn vermeende psychische gesteldheid, ontvangt de vader momenteel dwangmedicatie en zal hij binnenkort worden onderzocht in het Pieter Baan Centrum. De vader wil graag zijn vaderrol weer oppakken. Nu de vader gedetineerd is, is hij goed bereikbaar voor de moeder en de GI, al dan niet via zijn advocaat. Het is dan ook mogelijk om met hem in gesprek te gaan, (gezags)beslissingen te nemen over [minderjarige] en een ouderschaps- en veiligheidsplan op te stellen. Ook hebben er tot nu toe geen situaties voorgedaan waarbij de vader de uitoefening van het gezamenlijk heeft belemmerd. De ernst van het feit waarvan de vader wordt verdacht, is niet van belang bij de beoordeling of de vader tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen. De vader is dan ook van mening dat niet wordt voldaan aan de vereisten voor schorsing van zijn gezag. Daarnaast acht de vader een schorsing van zijn gezag niet in het belang van [minderjarige] . Van belang is dat er sprake blijft van overleg tussen de ouders, hetgeen nu de vader in detentie verblijft juist zorgvuldig en verantwoord kan plaatsvinden. Zonder gezag kan de GI hem niet aanspreken in het kader van de ondertoezichtstelling. De vader acht het ook niet wenselijk om de rechtbank te moeten verzoeken om hem in het gezag te herstellen zodra er sprake is van een relevantie wijziging van omstandigheden, bijvoorbeeld indien er bij hem een diagnose is gesteld of hij een behandeling positief heeft afgerond. Gelet hierop wordt verzocht om de Raad niet-ontvankelijk te verklaren in zijn (gewijzigde) verzoek, dan wel dit verzoek af te wijzen.
4.3.
Namens en door de moeder is, samengevat, aangevoerd dat zij instemt met het (gewijzigde) verzoek van de Raad nu de vader, gezien zijn psychische gesteldheid, tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen. Nu de vader in detentie verblijft, is er bovendien sprake van een praktische onmogelijkheid voor de moeder om met de vader in gesprek te gaan en het gezamenlijk gezag uit te oefenen. Zij kan de vader immers niet bellen of anderszins op een snelle manier bereiken. De moeder vindt het ook belangrijk dat de situatie nu tot rust komt, zodat zij zich volledig kan richten op [minderjarige] . De moeder heeft ten slotte aangegeven dat zij het contact tussen de vader en [minderjarige] nooit zal tegenhouden, ook niet in geval het gezag van de vader wordt geschorst.
4.4.
Namens de GI is, samengevat, aangegeven dat zij op dit moment geen aanknopingspunten voor gezamenlijk gezag ziet. Maar de GI ziet wel een opening voor contact met de vader. De GI zal hierover afspraken maken met zijn advocaat.

5.De beoordeling

5.1.
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de rechtbank als volgt.
5.2.
Aan de orde is nu nog, nadat de Raad zijn verzoek meermaals heeft gewijzigd, het verzoek van de Raad om op grond van artikel 1:253r, eerste lid, onder a van het BW in samenhang gelezen met artikel 1:253q BW voor recht te verklaren dat de vader van rechtswege in het ouderlijk gezag over [minderjarige] is geschorst, met dien verstande dat de moeder, na vaststelling van de schorsing van de vader in het gezag over [minderjarige] , voortaan van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] zal uitoefenen.
5.3.
Uit artikel 1:253r, eerste lid, sub a van het BW in samenhang gelezen met artikel 1:253q, eerste lid BW volgt dat indien een van de ouders die gezamenlijk het gezag over hun kind(eren) uitoefent/uitoefenen al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert om het gezag uit te oefenen, de andere ouder het gezag uitoefent. Op grond van artikel 1:253r, tweede lid BW is het gezag dat aan één of beide ouder(s) toekomt, geschorst gedurende de tijd waarin voormelde omstandigheid zich voordoet.
5.4.
Allereerst is er sprake van een relevante wijziging van omstandigheden sinds voormelde beschikking van de kinderrechter van 29 november 2023, waarbij het gezag van de vader over [minderjarige] is geschorst op grond van artikel 1:268, vijfde lid BW. Nu de vader in detentie verblijft, is hij immers niet meer (volledig) onbereikbaar voor de moeder en de GI.
5.5.
Daarnaast is gebleken dat de vader momenteel wordt verdacht van een ingrijpend en heftig strafbaar feit, waarbij een buurjongen ernstig gewond is geraakt, en waarbij het vermoeden bestaat dat dit voortkomt uit de psychische gesteldheid van de vader. Ook overigens zijn er zorgen over zijn psychische gesteldheid. In verband daarmee verblijft de vader momenteel op een psychiatrische afdeling van de PI en zal hij binnenkort worden onderzocht in het Pieter Baan Centrum. Zolang er geen duidelijkheid bestaat over de psychische gesteldheid van de vader, is de rechtbank van oordeel dat de vader op dit moment in de onmogelijkheid moet worden geacht om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen. Daarbij komt dat er praktische belemmeringen zijn met betrekking tot het verblijf van de vader in de PI en in het Pieter Baan Centrum. Daardoor valt ook redelijkerwijs te betwijfelen of de vader praktisch in de mogelijkheid zal verkeren om zijn gezag over [minderjarige] uit te oefenen.
5.6.
Op dit moment is het niet duidelijk is of sprake is van een psychische stoornis van de vader die tot gevolg heeft dat hij blijvend in de onmogelijkheid verkeert om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen, omdat de vader nog onvoldoende heeft kunnen profiteren van eventuele (medicamenteuze) behandeling gericht op het verbeteren van zijn psychische gesteldheid. Daarmee staat niet op voorhand vast dat sprake is van een blijvende geestelijke stoornis als bedoeld in artikel 1:246 BW, waardoor er sprake zou zijn van onbevoegdheid om het gezag uit te oefenen.
5.7.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de vader op dit moment tijdelijk in de onmogelijkheid moet worden geacht om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen, waardoor de vader op grond van artikel 1:253r BW in samenhang gelezen met artikel 1:253q BW van rechtswege is geschorst in zijn gezag over [minderjarige] . De rechtbank zal het (gewijzigde) verzoek van de Raad derhalve toewijzen, in die zin dat zij voor recht zal verklaren dat de vader is geschorst in de uitoefening van het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat de moeder, zolang het gezag van de vader is geschorst, het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] zal uitoefenen.
5.8.
De rechtbank beslist als volgt.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
stelt vast dat de vader, de heer [de vader] , geboren op [geboortedag 2] 1988 te [geboorteplaats] , is geschorst in de uitoefening van het ouderlijk gezag over de [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2020 in [geboorteplaats] ;
6.2.
verstaat dat de moeder, zolang het gezag van de vader is geschorst, het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] zal uitoefenen;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2024 door mr. Hamburger, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.