In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. De verdachte, geboren in 1993, heeft zijn bankrekening, inclusief bankpas en pincode, ter beschikking gesteld aan een onbekende man die hij in een kroeg had ontmoet. Deze man was betrokken bij bankhelpdeskfraude, wat leidde tot de storting van crimineel geld op de rekening van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, maar sprak hem vrij van opzetwitwassen. De rechtbank legde een taakstraf op van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere straf werd afgewezen, omdat de verdachte het feit had gepleegd vóór het ingaan van de proeftijd van een eerdere veroordeling. De rechtbank overwoog dat de verdachte in een moeilijke periode verkeerde en dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde feit.