ECLI:NL:RBZWB:2024:354

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
02-207523-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetwitwassen door het beschikbaar stellen van een bankrekening voor criminele doeleinden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen. De verdachte, geboren in 2003, heeft een bankrekening geopend en deze met bijbehorende bankpas en pincode ter beschikking gesteld aan een derde, die betrokken was bij bankhelpdeskfraude. Hierdoor is er een bedrag van € 48.400,- op haar rekening gestort, afkomstig van criminele activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat haar bankrekening voor criminele doeleinden werd gebruikt, wat leidde tot de bewezenverklaring van opzetwitwassen volgens artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op 10 januari 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie stelde dat de verdachte zich bewust had blootgesteld aan de kans dat haar bankrekening voor criminele doeleinden zou worden gebruikt. De verdediging betoogde dat de verdachte geen opzet had op het witwassen en vroeg om vrijspraak.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door haar bankrekening beschikbaar te stellen zonder door te vragen naar de reden, zich op zijn minst bewust had moeten zijn van de risico's. De rechtbank legde een taakstraf op van 40 uren, met de mogelijkheid van 20 dagen vervangende jeugddetentie indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar kwetsbare positie en de invloed van haar omgeving, en besloot het adolescentenstrafrecht toe te passen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/207523-22
vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. N.M.E. Verpaalen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte geld heeft witgewassen, dan wel dat zij daaraan medeplichtig is geweest.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, zoals primair is ten laste gelegd. Verdachte heeft op verzoek van een derde, die zij van vroeger kende, haar bankrekening met bijbehorende bankpas en pincode ter beschikking gesteld, zonder dat zij heeft doorgevraagd naar de reden waarom deze persoon over haar bankrekening wilde beschikken. Verdachte heeft zich hiermee op zijn minst genomen bewust blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat haar bankrekening gebruikt zou worden voor criminele doeleinden en deze ook aanvaard. De officier van justitie acht daarmee voorwaardelijk opzet op witwassen bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Verdachte was in contact gekomen met een jongen, genaamd [naam 1] . Zij heeft haar gegevens aan hem gegeven. Verdachte kende [naam 1] al langere tijd en vertrouwde hem volledig. Verdachte had dan ook nooit gedacht dat haar bankrekening zou worden gebruikt voor criminele doeleinden.
Ten aanzien van de medeplichtigheid zoals subsidiair is ten laste gelegd, betoogt de verdediging dat het dubbel opzet dat hiervoor vereist is, ontbreekt omdat er geen (voorwaardelijk) opzet was op het witwassen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt vast dat op 14 januari 2022 twee geldbedragen zijn gestort op de bank-rekening die verdachte bij de ING-bank had. Deze geldbedragen van in totaal € 48.400,- waren afkomstig van [naam 2] en [naam 3] en zijn buitgemaakt via een vorm van bankhelpdeskfraude. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Dit heeft ter zitting ook niet ter discussie gestaan.
Door de verdediging is bepleit dat verdachte geen opzet heeft gehad op het witwassen. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Verdachte heeft bij de politie en terechtzitting verklaard dat zij in contact is gekomen met ene [naam 1] . Deze [naam 1] kende zij van vroeger. Verdachte was destijds zwanger en wist niet hoe zij het moest gaan doen als zij het kindje hield. [naam 1] had tegen haar gezegd dat hij haar wel kon helpen. Zij moest voor hem een bankrekening openen. Hij zou daar dan vervolgens geld op storten. Verdachte zou hiervoor een vergoe-ding krijgen, zijnde een percentage van ‘wat er gepakt zou worden’. Zij moest daarvoor wel haar bankpas en pincode afgeven. Dit heeft zij vervolgens ook gedaan. Tot slot heeft verdachte verklaard dat zij wist dat de bijnaam van [naam 1] ‘ [bijnaam] ’ was en dat hij een crimineel is.
De rechtbank is op basis van voornoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat haar bankrekening gebruikt zouden worden voor criminele doeleinden en dat de op haar bankrekening gestorte geldbedragen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 14 januari 2022 in Nederland een geldbedrag van in totaal 48.400 euro voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte volgens het adolescentenstrafrecht dient te worden berecht, zoals de reclassering heeft geadviseerd. De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om verdachte bij een bewezenverklaring volgens het adolescenten-strafrecht te berechten en te volstaan met een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetwitwassen. Zij heeft een bankrekening geopend en deze met bijbehorende bankpas en pincode beschikbaar gesteld aan een derde die zich bezighield met bankhelpdeskfraude. Hierdoor is er € 48.400,- aan crimineel geld op haar bankrekening gestort en vervolgens weggesluisd. Waar het geld vervolgens is gebleven, is niet duidelijk geworden.
Witwassen heeft een ontwrichtende werking op de reguliere economie, omdat investeringen en uitgaven worden gedaan met geld dat oorspronkelijk afkomstig is uit criminele activiteiten. Daardoor wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aangetast. Het maakt bovendien dat misdaad en de daaruit verkregen opbrengst loont. Verdachte heeft bij het plegen van het delict alleen oog gehad voor haar eigen financiële gewin en dat rekent de rechtbank haar aan.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verder blijkt uit het strafblad van verdachte dat artikel 63 Sr van toepassing is.
Reclasseringsadvies
De rechtbank houdt rekening met het rapport van de reclassering van 28 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte ten tijde van het strafbare feit in een kwetsbare positie zat en erg beïnvloedbaar en impulsief was. Zij was zwanger van haar ex-partner die fysiek geweld-dadig was ten opzichte van haar. De dag nadat zij abortus liet plegen, verbrak hij de relatie. Ook waren er problemen op het gebied van financiën, het sociale netwerk en het psychosociale functioneren. Inmiddels heeft verdachte een stabiele financiële situatie en dagbesteding en is zij minder beïnvloedbaar en impulsief geworden. Zij heeft al twee jaar een relatie met haar huidige partner, waarvan zij nu zwanger is. Haar huidige partner heeft een positieve invloed op haar en haar ouders steunen haar volledig. Dit creëert stabiliteit in haar leven. Omdat verdachte een first offender is, zinvolle dagbesteding heeft, over een gemiddeld inkomen beschikt en er geen sprake is van middelengebruik, wordt het risico op recidive als laag ingeschat en wordt geadviseerd een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Toepassing adolescentenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 18 jaar oud en dus meerderjarig. Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte, die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Met de reclassering, de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de persoonlijkheid en ontwikkeling van verdachte alsmede de omstandigheden waaronder het feit is begaan, aanleiding geven om het jeugdsanctierecht toe te passen. Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde feit erg impulsief en beïnvloedbaar en kon de gevolgen van haar gedrag niet altijd goed overzien. Daar komt bij dat zij ontvankelijk is voor sociale, emotionele en praktische ondersteuning en beïnvloeding door volwassenen, openstaat voor pedagogische beïnvloeding en geen criminele leefstijl leidt.
De op te leggen straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen bezien in het licht van de straffen die in vergelijkbare zaken doorgaans worden opgelegd, het tijdsverloop in de strafprocedure en het gegeven dat verdachte een zogenaamde geldezel is die zeer waarschijnlijk niets van het door bankhelpdeskfraude verkregen geld heeft gekregen, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan het feit en de persoon van verdachte. Zij zal aan verdachte dan ook een taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen van 40 uren, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie indien verdachte deze niet of niet naar behoren verricht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63, 77c, 77m, 77n en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
witwassen
- verklaart verdachte strafbaar;

Strafoplegging

- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 januari 2024.
Mr. Skalonjic en mr. Mullers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.