ECLI:NL:RBZWB:2024:3553

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
C/02/421121 / JE RK 24-630
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in verband met onveilige situaties en ontwikkelingsbedreiging

Op 29 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in Polen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die bij zijn moeder in Nederland woont, zich onveilig voelt en blootgesteld is aan onveilige situaties, waaronder huiselijk geweld en bedreigingen door de ex-stiefvader. De kinderrechter heeft de regie van de gecertificeerde instelling (GI) noodzakelijk geacht om de hulpverlening te waarborgen en te continueren. De GI had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, wat door de kinderrechter is toegewezen. De moeder van de minderjarige was niet aanwezig bij de mondelinge behandeling, maar heeft haar visie schriftelijk kenbaar gemaakt. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de minderjarige niet in staat was om zijn mening te uiten tijdens een kindgesprek. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige nog steeds aanwezig is en dat er behoefte is aan een veilige omgeving voor zijn ontwikkeling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ondanks een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/421121 / JE RK 24-630
Datum uitspraak: 29 mei 2024
beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
locatie Etten-Leur.
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] (Polen),
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] (Polen).

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 1 maart 2024, ingekomen bij de griffie op
5 april 2024;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 mei 2024;
- het e-mailbericht van de moeder van 27 mei 2024.
1.2
Op 22 mei 2024 heeft de kinderrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Bij die gelegenheid zijn aanwezig en gehoord:
- de vader, bijgestaan door een tolk in de Poolse taal;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3
Volledigheidshalve merkt de kinderrechter op dat de vader digitaal, via MS Teams, bij de mondelinge behandeling aanwezig was en is gehoord.
1.4
Hoewel daartoe correct opgeroepen is de moeder niet bij de mondelinge behandeling verschenen. Haar verzoek om de mondelinge behandeling via MS Teams te mogen bijwonen is gehonoreerd, echter ook via MS Teams is de moeder niet verschenen. De kinderrechter heeft gezien dat de moeder pogingen heeft ondernomen om in de ‘online vergadering’ te komen, echter dit is haar niet gelukt. Onbekend is waarom. De kinderrechter heeft de moeder, via het proces-verbaal van 22 mei 2024, op de hoogte gesteld van hetgeen bij de mondelinge behandeling is besproken en haar de gelegenheid gegeven om alsnog haar visie op het verzoek van de GI schriftelijk kenbaar te maken. Hiervan heeft de moeder gebruik gemaakt. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het e-mailbericht van de moeder van 27 mei 2024.
1.5
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’. Hiervan heeft hij geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
[minderjarige] woont bij de moeder in Nederland. De vader woont in Polen.
2.3
Bij beschikking van 30 mei 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 30 mei 2023 tot 30 september 2023, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Vervolgens, bij beschikking van 22 september 2023, heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 30 januari 2024.
2.4
Laatstelijk, bij beschikking van 25 januari 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 30 januari 2024 tot 30 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de GI

4.1
Ter onderbouwing van het verzoek is door de GI, samengevat, het volgende aangevoerd. In oktober 2023 heeft school een melding gedaan bij Veilig Thuis vanwege blauwe plekken bij [minderjarige] en onduidelijke verhalen van de moeder hierover. Gebleken is dat [minderjarige] veel is blootgesteld aan onveilige situaties. Hij is meerdere malen getuige geweest van bedreigingen, huiselijk geweld en paranoïde gedrag van de ex-stiefvader. De ex-stiefvader heeft een gedragsaanwijzing gekregen en mag geen contact hebben met en in de buurt komen van de woning van de moeder en [minderjarige] . Het lukt de ex-stiefvader niet om in het belang van [minderjarige] te handelen en [minderjarige] met rust te laten. Om [minderjarige] aan zijn trauma te laten werken is rust nodig, maar de ex-stiefvader blijft langskomen en contact zoeken. Bij de ex-stiefvader is sprake van forse problematiek waaronder drugsgebruik, achterdocht, fysieke agressie, waanbeelden en paranoïde. Gezien wordt dat [minderjarige] een kwetsbare jongen is die veiligheid en geborgenheid nodig heeft. Hij voelt zich niet thuis in Nederland en wil terug naar Polen. De moeder is hierin ambivalent. [minderjarige] wil bij zijn oma (moederszijde) in Polen gaan wonen. Zij heeft de eerste acht jaar voor [minderjarige] gezorgd. De verstandhouding tussen de moeder en oma is echter verstoord en [minderjarige] heeft daar last van. [minderjarige] voelt zich niet gehoord en gesteund door de moeder in zijn behoefte contact te hebben met de oma. Dit is een punt van zorg. Ook zorgelijk is dat [minderjarige] sinds het nieuwe schooljaar vaak te laat op school komt en vermoeid oogt. Afgesproken is dat er maandelijks gesprekken worden gevoerd met de moeder, [minderjarige] en school over de ontwikkeling van [minderjarige] . Inmiddels gaat het wat beter op school. Systeemtherapie is op 29 februari 2024 gestart. De resultaten daarvan zijn nog niet duidelijk. De vader van [minderjarige] woont in Polen. Hij is betrokken. [minderjarige] en de vader bellen wekelijks met elkaar. [minderjarige] en de vader ervaren een positief contact met elkaar. Ook het contact tussen de moeder en de vader verloopt rustig.
4.2
Bij de mondelinge behandeling is het verzoek namens de GI nader toelicht. Hiervoor verwijst de kinderrechter kortheidshalve naar het aangehechte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 mei 2024. Het door de GI naar voren gebrachte standpunt wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.

5.Het standpunt van belanghebbende

5.1
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader zijn standpunt op het verzoek naar voren gebracht. De kinderrechter verwijst hiervoor eveneens kortheidshalve naar het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 mei 2024. Het standpunt van de vader wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
5.2
Hoewel de moeder daartoe concreet is gevraagd, constateert de kinderrechter hierbij dat de moeder zich in haar e-mailbericht van 27 mei 2024 niet uitlaat over haar visie op het verzoek. Wel geeft zij, kort samengevat, het volgende aan:
De moeder gaat niet akkoord met een terugkeer van [minderjarige] naar Polen, omdat hij daar problemen zal hebben met school en hij daar niet wordt behandeld door een psycholoog. Daarnaast heeft de oma een slechte invloed op [minderjarige] en dat is een gevaar, omdat zij zal proberen de rechten van de ouders te ontnemen.

6.De beoordeling

Wat zegt de wet?
6.1
Vanwege het feit dat de gezaghebbende vader in Polen woont en [minderjarige] in Polen is geboren, draagt deze zaak een internationaal karakter. Daarom dient de rechtbank ambtshalve vast te stellen of de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek, en zo ja, welk recht van toepassing is op het verzoek. De rechtbank stelt vast dat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] (inmiddels) in Nederland ligt. Dit maakt dat de Nederlandse rechter bevoegd is. De Nederlandse rechter past in dit geval Nederlands recht toe.
6.2
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.3
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
6.4
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] in zijn leven veel is blootgesteld aan onveilige situaties en ook nu nog geldt dat hij geen veiligheid ervaart. [minderjarige] is in het verleden getuige geweest van geweld en ruzies met de ex-stiefvader, over wie forse zorgen bestaan ten aanzien zijn eigen persoonlijke problematiek waaronder drugsgebruik, fysieke agressie, waanbeelden en paranoïde. Ondanks dat de ex-stiefvader gedragsaanwijzingen zijn opgelegd, neemt hij nog steeds contact op met [minderjarige] . Dit maakt [minderjarige] angstig. Gezien wordt dat [minderjarige] zich niet veilig voelt en aangeeft naar Polen te willen verhuizen. De kinderrechter maakt zich zorgen dat [minderjarige] , door de onveiligheid die hij voelt, niet kan opgroeien en zich kan ontwikkelen op kind-eigen niveau. Naar het oordeel van de kinderrechter is er dan ook onverminderd sprake van een ontwikkelingsbedreiging.
6.5
Om [minderjarige] aan zijn trauma(’s) te kunnen laten werken, is er rust nodig in het systeem. De kinderrechter doet hiervoor, via de GI en de moeder, een dringend beroep op de ex-stiefvader om [minderjarige] met rust te laten.
6.6
Een groot - en met de GI gedeeld - punt van zorg is of de moeder [minderjarige] , zonder gedwongen kader, de veiligheid kan bieden die hij nodig heeft en zij hulpverlening in het vrijwillig kader zal accepteren. De kinderrechter acht regie van de GI nodig om de hulpverlening van [minderjarige] te waarborgen en therapie te continueren. Daarbij heeft de kinderrechter vastgesteld dat geen van de bij de ondertoezichtstelling gestelde doelen zijn behaald. Hieraan moet in de komende periode verder worden gewerkt.
6.7
De kinderrechter wil niet onopgemerkt laten dat zij ook ziet dat er in de afgelopen periode positieve stappen zijn gezet. Zo gaat het beter op school en voert [minderjarige] gesprekken met zijn psycholoog. De kinderrechter hoopt dat [minderjarige] en de moeder deze stijgende lijn kunnen voortzetten en in de komende periode aan de bij het begin van de ondertoezichtstelling gestelde doelen kunnen werken. Hulp van en begeleiding door de GI acht de kinderrechter hierin nog noodzakelijk.
6.8
Gelet op al het voorgaande ziet de kinderrechter noodzaak om de ondertoezichtstelling te verlengen met de door de GI verzochte duur van een jaar, omdat zij niet verwacht dat de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] binnen een kortere termijn zal zijn opgelost.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.9
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 30 mei 2024 tot 30 mei 2025;
7.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024 door mr. Van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.