ECLI:NL:RBZWB:2024:3557

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
C/02/411855 / FA RK 23-3345
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontkenning van vaderschap door bijzondere curator namens minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van de bijzondere curator, mr. V.C. Serrarens, namens een minderjarige. Het verzoek betrof de ontkenning van het vaderschap van [de man] over de minderjarige, die in 2008 is geboren. De bijzondere curator heeft het verzoek ingediend om de rechtbank een oordeel te laten geven, maar adviseerde om het verzoek af te wijzen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek niet kan worden beoordeeld omdat het niet vooraf met de minderjarige is besproken. Dit is problematisch, gezien de leeftijd van de minderjarige en zijn kwetsbare psychische toestand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bijzondere curator het verzoek heeft ingediend zonder de minderjarige te raadplegen, wat in strijd is met de belangen van het kind. De rechtbank heeft daarom besloten het verzoek af te wijzen, met de mogelijkheid dat er in de toekomst een nieuw verzoek kan worden ingediend, waarbij de bijzondere curator eerst met de minderjarige in gesprek kan gaan om zijn standpunt te horen. De beslissing is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 7 februari 2024.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/411855 / FA RK 23-3345
datum uitspraak: 24 januari 2024
beschikking over vernietiging van de erkenning
in de zaak van
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] (hierna: [minderjarige] ), wonende te [woonplaats] ,
vertegenwoordigd door
mr. V.C. Serrarens, advocaat in Middelburg, in haar functie als bijzondere curator over [minderjarige] .
Als belanghebbenden in deze zaak worden gezien:
[de moeder] ,
hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.J.J. Jansen in Kapelle,
[de man] ,
hierna: [de man] ,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. L.J.W. van Kesteren in Zoetermeer.
Informant in deze procedure is:
[informant],
hierna: de heer [informant] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 13 juli 2023 ontvangen verzoek van de bijzondere curator, met bijlagen;
- het F2-formulier van mr. Jansen van 26 juli 2023;
- het op 27 juli 2023 ontvangen verweerschrift van [de man] ;
- de op 16 januari 2024 ontvangen brief van mr. Van Kesteren, met bijlagen;
- het F9-formulier van de bijzondere curator van 18 januari 2024;
- de e-mail van de heer [informant] van 19 januari 2024.
- de op 22 januari 2024 ontvangen brief van mr. Jansen, met bijlagen;
- de e-mail van mr. Van Kesteren van 22 januari 2024
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 24 januari 2024. Bij die behandeling zijn gekomen de bijzondere curator, de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en [de man] , bijgestaan door zijn advocaat. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad. De heer [informant] is opgeroepen, maar is niet gekomen.
1.3
Gelet op hetgeen in het verzoekschrift is aangevoerd, is [minderjarige] op voorhand niet uitgenodigd voor een gesprek met de rechter.

2.De feiten

2.1
De [minderjarige] is op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] als kind van de vrouw geboren.
2.2
[de man] heeft [minderjarige] op 10 augustus 2009 erkend.
2.3
[minderjarige] verblijft op dit moment bij zijn grootouders.
2.4
De vrouw heeft van rechtswege alleen het gezag over [minderjarige] .
2.5
Bij beschikking van 28 maart 2023 heeft de rechtbank naar aanleiding van een verzoek van [de man] mr. V.C. Serrarens, advocaat te Middelburg, benoemd tot bijzondere curator over [minderjarige] , teneinde te toetsen of het belang van [minderjarige] is gediend met een afstammingsverzoek en om zijn belangen te behartigen en hem in en buiten rechte te vertegenwoordigen.

3.Het verzoek en de standpunten

3.1
De bijzondere curator verzoekt de erkenning van [minderjarige] door [de man] te vernietigen.
De bijzondere curator heeft het verzoek ingediend om de rechtbank een oordeel over de zaak te kunnen laten geven en stelt zich daarbij op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen.
3.2
[de man] is het eens met het verzoek van de bijzondere curator en verzoekt dit verzoek toe te wijzen.
3.3
De moeder sluit zich aan bij het advies van de bijzondere curator.
3.4
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om het verzoek te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Op grond van artikel 1:205, eerste lid, sub a, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de minderjarige, vertegenwoordigd door een bijzondere curator die over hem is benoemd, een verzoek tot vernietiging van de erkenning indienen, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is.
4.2
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van een bijzondere situatie en ingewikkelde situatie. De bijzondere curator is benoemd naar aanleiding van een verzoek van [de man] , teneinde te toetsen of het belang van [minderjarige] is gediend met indiening van een afstammingsverzoek. De bijzondere curator heeft dit onderzocht en vervolgens namens [minderjarige] een verzoekschrift ingediend tot vernietiging van de erkenning Zij heeft het verzoek ingediend zodat de rechtbank er een oordeel over kan geven, maar heeft geadviseerd om het verzoek af te wijzen. De bijzondere curator heeft het verzoek ingediend zonder dat zij dit met [minderjarige] heeft besproken. Zij heeft dit niet gedaan vanwege zijn kwetsbare psychische toestand. Om diezelfde reden heeft de rechtbank ervoor gekozen [minderjarige] in eerste instantie niet uit te nodigen voor een gesprek met de kinderrechter over het verzoek, maar dit eerst met partijen te bespreken tijdens de mondelinge behandeling. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is gebleken dat er ook een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] aanhangig is, dat op korte termijn zal worden behandeld en waarvoor [minderjarige] zal worden uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter.
4.3
Tijdens de mondelinge behandeling is uitgebreid met partijen besproken dat het indienen van het aan de orde zijnde verzoek, zonder dat [minderjarige] bekend is met het verzoek en zonder dat naar zijn standpunt hierover is gevraagd, naar het oordeel van de rechtbank een problematisch gegeven is. Gelet op de leeftijd van [minderjarige] is de mening van [minderjarige] over het verzoek van groot belang om tot een weloverwogen beslissing te kunnen komen. Tijdens de mondelinge behandeling is ook duidelijk geworden dat de situatie van [minderjarige] is veranderd en is uitgebreid gesproken over de mogelijkheden om alsnog met [minderjarige] te spreken en hem in de gelegenheid te stellen zijn mening over het al dan niet vernietigen van de erkenning door [de man] kenbaar te maken. Alle partijen zijn het erover eens dat het de voorkeur verdient dat de bijzondere curator alsnog met [minderjarige] over het verzoek gaat praten, maar ook dat dit voorzichtig moet worden aangepakt vanwege de psychische kwetsbaarheid van [minderjarige] . Daarbij is onder meer aan de orde geweest dat de bijzondere curator meer zicht op de psychische situatie van [minderjarige] kan krijgen via de jeugdbeschermer, indien het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] , dat op 2 februari 2024 zal worden behandeld, wordt toegewezen. Verder is besproken wat dit zou moeten betekenen voor het voorliggende verzoek van de bijzondere curator, waarbij als opties zijn benoemd dat het verzoek op dit moment kan worden ingetrokken, afgewezen of aangehouden. Partijen zijn het erover eens dat afwijzing van het verzoek het meest recht doet aan de huidige situatie. Er kan namens [de man] een nieuw verzoek tot benoeming van een bijzondere curator worden ingediend. Na benoeming kan de bijzondere curator allereerst (na zoveel mogelijk informatie te hebben verzameld) een gedegen afweging maken of met [minderjarige] over het verzoek kan worden gesproken, (zo mogelijk) in gesprek gaan met [minderjarige] om zicht te krijgen op zijn standpunt en wat in zijn belang is en vervolgens beslissen of zij al dan niet een verzoek namens [minderjarige] in zal dienen.
4.4
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek afwijzen, op de formele grond dat een beoordeling van het verzoek niet mogelijk is omdat het verzoek op voorhand niet met [minderjarige] is besproken, terwijl het verzoek wel namens hem is ingediend en de rechtbank er op dit moment niet van overtuigd is dat een dergelijke beslissing zonder medeweten van [minderjarige] en zijn mening over het verzoek kan worden genomen.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024 in aanwezigheid van mr. Van der Welle, griffier, en op schrift gesteld op 7 februari 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.