Uitspraak
1.[eiser 1] , en2. [eiser 2] ,wonende in [plaats 1] ,
1.[gedaagde 1] , en2. [gedaagde 2] ,
1.De verdere procedure
- de mondelinge behandeling op 30 april 2024. Mr. Schovers heeft spreekaantekeningen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen (verder) ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
2.De feiten
“Kozijnen, ramen en deuren”de volgende vragen als volgt beantwoord:
“a Wanneer zijn de kozijnen, ramen en deuren voor het laatst geschilderd? : In 2022Is dit gebeurd door een erkend schildersbedrijf? jaZo ja, door wie? : Door een professionele huisschilder [naam] uit [plaats 2] ”Verder heeft [gedaagden] op de vragenlijst onder het kopje
“Installaties”de volgende vragen als volgt beantwoord:
“(…)c. Zijn er radiatoren die niet warm worden? nee (…)g. Zijn er vertrekken die niet (goed) warm worden? nee”
j. Daarna is er tussen (de gemachtigden van) partijen nog correspondentie geweest (onder andere bij brieven van 7 mei 2023 en 1 september 2023) en heeft er op 27 oktober 2023 door [bedrijf 1] een deskundigenonderzoek plaatsgevonden, dat in opdracht en voor rekening van [gedaagden] is uitgevoerd. Bij het onderzoek waren de heren [gedaagde 1] en [eiser 2] de hele tijd aanwezig, terwijl mevrouw [eiser 1] een gedeelte van het onderzoek heeft bijgewoond. Dit alles heeft niet geleid tot een onderlinge oplossing van het geschil.
13 januari 2024 heeft [eisers] [gedaagden] gedagvaard.
3.De vordering en het verweer
Primair: voor recht verklaart dat [gedaagden] jegens hem toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomst en [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan hem van een schadebedrag van
€ 19.462,78 inclusief btw; en
Subsidiair: de tussen partijen gesloten koopovereenkomst gedeeltelijk zal vernietigen op grond van bedrog c.q. dwaling en verder op grond van artikel 6:230 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) de koopovereenkomst zal wijzigen, in die zin dat het door [eisers] te lijden nadeel in de vorm van een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen schade wordt opgeheven door restitutie door [gedaagden] van een daarmee corresponderend deel van de koopsom, zijnde € 19.462,78 inclusief btw; en
Zowel primair als subsidiair: te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3.2 [gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
3.3 Op de stellingen en argumenten van partijen zal hierna, voor zover van belang, in onderdeel 4. (De beoordeling) worden ingegaan.
4.De beoordeling
“Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling
[gedaagden] heeft nog gesteld dat de datum van de offerte niet juist is, omdat deze uit 2019 zou stammen, maar hij heeft deze stelling verder niet onderbouwd, zodat de kantonrechter daaraan voorbij gaat. Los daarvan zou een offerte uit 2019 de onjuistheid van de door [gedaagden] op de vragenlijst gedane mededeling overigens ook niet wegnemen.
“ [naam] uit [plaats 2] ”zelf geen erkend schildersbedrijf heeft, terwijl onduidelijk is gebleven of deze [naam] wel in dienst was van een erkend schildersbedrijf. [gedaagden] heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat hij via via bij [naam] terecht is gekomen, dat die mondeling een offerte heeft uitgebracht voor een bedrag van € 3.300,- en dat hij hem zwart heeft betaald. Bij gebrek aan bewijsstukken is naar het oordeel van de kantonrechter in deze procedure ook niet komen vast te staan dat het schilderwerk in 2022 is uitgevoerd. In het deskundigenrapport staat hierover het volgende vermeld:
“Van de verkopers hebben wij vernomen dat de gehele woning recentelijk (in ieder geval voor overdracht van de woning aan de kopers) is voorzien van een nieuwe verflaag. De kopers betwijfelen dit en zij stellen dat het schilder-werk aan de woning minimaal 7-8 jaar geleden voor het laatst is uitgevoerd. Tijdens onze rondgang hebben wij aan de staande delen van de kozijnen geconstateerd dat er aannemelijk recent -maximaal 2-3 jaar geleden- schilderwerk is verricht.”
Op basis van die mededelingen van [gedaagden] hoefde [eisers] de problemen met de radiatoren en het houtrot niet te verwachten. [gedaagden] heeft nog gesteld dat de problemen met de radiatoren en het houtrot bij enig onderzoek voorafgaand aan de koop door [eisers] eenvoudig vast te stellen zouden zijn geweest, maar op deze punten rustte naar het oordeel van de kantonrechter – gelet op de expliciete mededelingen van [gedaagden] – in dit geval geen onderzoeksplicht op [eisers] .
“(…) Het andere probleem betreft het schilderwerk (…)We hebben inmiddels min of meer bij toeval op drie plaatsen in de kozijnen houtrot geconstateerd. De kans is groot dat dit probleem ook elders in het houtwerk speelt. We kunnen niet zien hoe de situatie op de eerste en tweede verdieping is (…)”.Het in het deskundigenrapport genoemde bedrag van € 750,00 is kennelijk gebaseerd op de in de e-mail genoemde drie plaatsen. In deze procedure is niet gebleken dat er op meer plaatsen houtrot is geconstateerd. [eisers] heeft dat wel gesteld, maar heeft dat niet dan wel onvoldoende onderbouwd. De offerte van [bedrijf 3] geeft daarover ook geen duidelijkheid. Integendeel, in die offerte wordt immers opgemerkt
“dat het in de offerte om een schatting gaat, het is vooraf niet vast te stellen wat er te zien is als de schade wordt geopend, het is onbekend hoeveel plekken er nieuwe houten onderdelen nodig zijn.”Nu [eisers] het in het deskundigenrapport genoemde bedrag van € 750,00 voor de drie in deze procedure vastgestelde plaatsen niet heeft betwist, zal dit bedrag worden toegewezen.
4.18 Uitgangspunt is dus dat [gedaagden] alleen aansprakelijk is voor gebreken die naar objectieve maatstaven in de weg staan aan normaal gebruik. Indien sprake is van een gebrek dat het normaal gebruik als woning aantast, dan komt dit gebrek toch voor rekening van [eisers] als het gebrek hem bekend of kenbaar was op het moment van de totstandkoming van de koopovereenkomst. Ook gebreken die [eisers] niet kende, maar die hij had moeten ontdekken zijn “kenbaar”. Voor de kenbaarheid van gebreken geldt dan ook dat een koper bij twijfel vragen zal moeten stellen en/of zelf onderzoek zal moeten (laten) verrichten.
Dit is de onderzoeksplicht van de koper. Deze onderzoeksplicht wordt begrensd doordat de verkoper – voor zover deze kennis heeft van de gebreken – de koper op de hoogte moet stellen van gebreken waarvan hij behoort te weten dat ze voor koper van belang zijn en waarvan hij weet of vermoedt dat koper ze niet kent. Dit is de mededelingsplicht van de verkoper. Komt de verkoper zijn mededelingsplicht niet na, dan is hij voor het gebrek aansprakelijk.
4.19 Kijkend naar het rioleringsprobleem stelt de kantonrechter vast dat in het deskundigenrapport het volgende is opgenomen:
“De kopers hebben op 3 december 2022 een verstopping gehad in de riolering onder de begane grondvloer. Hiertoe heeft een ontstoppingsbedrijf ( [bedrijf 4] te [plaats 3] ) het rioleringsstelsel gereinigd en is door een lekdetectiebedrijf ( [bedrijf 5] ) op 4 juli 2022 [4] het rioleringsstelsel in kaart gebracht. Hierbij is geconstateerd dat het aangebrachte rioleringsstelsel op een andere wijze aangebracht zou zijn dan op tekening was aangegeven, het rioleringsstelsel buiten de woning gedeeltelijk is verzakt en dat een gedeelte van het rioleringsstelsel niet of op onjuiste wijze is aangesloten.”Op basis hiervan is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een gebrek dat het duurzame genot van de woning negatief beïnvloedt. De kantonrechter acht het onaannemelijk dat deze gebreken na levering van de woning zijn ontstaan. Het feit dat [gedaagden] , zoals hij stelt, er geen last van heeft gehad, betekent niet dat de gebreken niet reeds aanwezig waren op het moment van levering.
Dat standpunt volgt de kantonrechter niet. In de vragenlijst heeft [gedaagden] de vraag
“Zijn er gebreken (geweest) aan de riolering, zoals breuken, stankoverlast, lekkages etc ?”negatief beantwoord. Gelet hierop hoefde [eisers] naar het oordeel van de kantonrechter geen twijfel te hebben over de conditie van het riool en hoefde hij hier bij aankoop geen specifiek onderzoek naar te (laten) verrichten.
“Werkzaamheden ophogen ontstoppingsput en terugleggen bestrating”.
De kantonrechter is met [gedaagden] van oordeel dat [eisers] deze post onvoldoende onderbouwd heeft. Onduidelijk is waar het bedrag van € 400,00 op gebaseerd is. [eisers] heeft in deze procedure ook geen offerte overgelegd waaruit dit bedrag blijkt. Daarom zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.
“Reeds uitgegeven aan riool”. De kantonrechter is van oordeel dat een redelijke uitleg van artikel 6.3 van de koopovereenkomst met zich meebrengt dat de noodzakelijke kosten die [eisers] heeft gemaakt om het rioleringsprobleem vast te kunnen stellen ook onder de in dat artikel genoemde herstelkosten vallen. Maar vervolgens stelt de kantonrechter vast dat [eisers] in deze procedure alleen betalingsbewijzen [5] aan [bedrijf 4] heeft overgelegd tot een bedrag van € 1.119,25. Voor het overige heeft [eisers] zijn vordering niet dan wel onvoldoende onderbouwd. Daarmee is uitsluitend het bedrag van € 1.119,25 toewijsbaar.
€ 969,62 gevorderd. De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen, omdat niet is gebleken dat [eisers] aan [gedaagden] een brief heeft gezonden die voldoet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde vereisten.
€ 248,00 aan griffierecht en € 678,00 (2 punten van € 339,00 per punt) aan salaris gemachtigde).
5. De beslissing