ECLI:NL:RBZWB:2024:3566

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/02/421418 / JE RK 24-684
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met aandacht voor seksuele ontwikkeling en mogelijkheden voor overdracht naar vrijwillig kader

Op 22 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. Hamburger, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [minderjarige] aanwezig was, bijgestaan door haar advocaat, mr. P.H. Hillen. De gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, was niet vertegenwoordigd tijdens de zitting, maar de kinderrechter besloot de behandeling voort te zetten vanwege de urgentie van de situatie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] een verstandelijke beperking en een algehele ontwikkelingsachterstand heeft, wat zijn sociale en emotionele ontwikkeling ernstig bedreigt. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, maar de moeder verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat zij goed voor [minderjarige] zorgt.

De kinderrechter heeft de wettelijke bepalingen in acht genomen en geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd moet worden. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van zes maanden, met als doel duidelijkheid te krijgen over de regie in de zorg voor [minderjarige] en om de seksuele ontwikkeling van de minderjarige te monitoren. De kinderrechter heeft de GI verzocht om schriftelijk verslag uit te brengen over de voortgang van de ondertoezichtstelling en de mogelijkheden voor een overdracht naar het vrijwillig kader. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er beroep wordt ingesteld.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de ondertoezichtstelling niet betekent dat de moeder een slechte moeder is, maar dat de specifieke problematiek van [minderjarige] extra ondersteuning vereist. De kinderrechter houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan tot 5 november 2024, in afwachting van het schriftelijk verslag van de GI.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/421418 / JE RK 24-684
Datum uitspraak: 22 mei 2024
beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.H. Hillen te Tilburg.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 8 april 2024, ingekomen bij de griffie op
11 april 2024.
1.2
Op 22 mei 2024 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn aanwezig en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Albanese taal ([tolknummer]).
1.3
Hoewel daartoe correct opgeroepen is namens de GI geen vertegenwoordiger bij de mondelinge behandeling verschenen. De kinderrechter besluit de mondelinge behandeling voort te zetten bij afwezigheid van een vertegenwoordiger van de GI, gelet op de korte termijn waarop de ondertoezichtstelling afloopt. De advocaat van de moeder heeft hiertegen geen bezwaar.
1.3
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’. Hiervan heeft hij geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3
Sinds 3 juni 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Die maatregel is bij beschikking van 24 mei 2023, welke beschikking is verbeterd op 30 juni 2023, verlengd tot 3 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de GI

4.1
Ter onderbouwing van het verzoek is door de GI schriftelijk, samengevat, het volgende aangevoerd. Bij [minderjarige] is sprake van een verstandelijke beperking en een algehele ontwikkelingsachterstand. Sociaal-emotioneel functioneert hij op een leeftijd van zes jaar. Zijn cognitieve capaciteiten zijn laag. Hij is een jongen met behoefte aan een specifieke aanpak en beschikbaarheid van zijn opvoeders. [minderjarige] heeft ondersteuning vanuit speciaal onderwijs. Hij is op school regelmatig afwezig en heeft vaak zijn spullen niet bij zich. [minderjarige] komt weinig buiten en heeft weinig contact met leeftijdsgenootjes. AMO (Actieve Opvang) lijkt bij [minderjarige] aan te sluiten. Gezien wordt dat [minderjarige] steeds meer contact zoekt met andere deelnemers, maar hij op momenten een begeleider nodig blijft hebben om het eerste contact aan te gaan. De GI heeft daarnaast zorgen over de seksuele veiligheid van [minderjarige] . Een jaar geleden heeft [minderjarige] een meisje gevraagd haar broek naar beneden te doen en hij zou foto’s van haar hebben genomen.
Bij de moeder wordt gezien dat zij moeite heeft om bij [minderjarige] aan te sluiten, bijvoorbeeld wat betreft speelmateriaal en het houden van overzicht. Hoewel de moeder zelfstandig stappen zet richting de huisarts, blijft het geven van structureel goede zorg, zoals het smeren van crème, lastig. Daarnaast wordt gezien dat de moeder taken rondom de post niet goed oppakt. De taalbarrière speelt hierin een rol. Het is lastig om zaken met de moeder af te stemmen. Ook vanuit de hulpverlening komt het signaal dat communicatie met de moeder stroef verloopt. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig zodat er duidelijkheid is over wie regie kan voeren gedurende het leven van [minderjarige] , er is zicht komt op zijn seksuele ontwikkeling en hiervoor zo nodig hulpverlening op ingezet wordt en de moeder ondersteuning bij praktische zaken en vragen rondom de verzorging en opvoeding van [minderjarige] kan blijven ontvangen.

5.Het standpunt van de moeder

5.1
Door en namens de moeder is, samengevat, het volgende aangevoerd. De moeder verzet zich tegen het verzoek. Van de door de GI gestelde zorgen over de seksuele ontwikkeling van [minderjarige] ontbreekt iedere onderbouwing. Daarnaast steekt het de moeder dat de GI regie wil blijven voeren, maar dat zij vier maanden voor het laatst iemand van de GI heeft gezien. Volgens de moeder is een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig. Zij zorgt goed voor [minderjarige] . De moeder begrijpt dat er extra hulpverlening nodig is. Zij wil het beste voor haar zoon. De moeder verzoekt de kinderrechter dan ook primair tot afwijzing van het verzoek. Subsidiair, indien de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling toch noodzakelijk acht, wordt verzocht de termijn van de verlenging te beperken tot een half jaar.

6.De beoordeling

Wat zegt de wet?
6.1
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
6.3
Uit de overlegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] specifieke kind-eigen problematiek heeft. Hij is verstandelijk beperkt en heeft een algehele ontwikkelingsachterstand, maar met name op sociaal-emotioneel gebied. De kind-eigen problematiek vraagt een specifieke aanpak en vergt veel van zijn opvoeders. Ook wordt gezien wordt dat [minderjarige] weinig buiten komt en contact heeft met leeftijdsgenootjes. Hoewel AMO bij hem lijkt aan te sluiten en verbetering in het sociale contact zichtbaar is, heeft [minderjarige] begeleiding nodig bij het aangaan van eerste contacten. Daarnaast bestaan er zorgen over de seksuele ontwikkeling van [minderjarige] . Voornoemde maakt dat [minderjarige] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De eerder bekende zorgen zien op verwaarlozing, vermoeidheid, twijfels over de voeding en schoolverzuim.
6.4
Hoewel er in de afgelopen periode ook positieve stappen zijn gezet, blijft het voor de moeder lastig om bij [minderjarige] aan te sluiten en hem de benodigde structurele zorg te bieden. Niet helpend daarbij is de taalbarrière, waardoor het contact tussen de hulpverlening en de moeder en ook de GI en de moeder stroef verloopt. De verwachting bestaat dat wanneer er geen sprake meer is van een ondertoezichtstelling, met hulpverlening vanuit een gedwongen kader, dat hulpverlening zal stagneren. De kinderrechter heeft er nog geen vertrouwen in dat met de moeder afspraken zijn te maken over hulpverlening in het vrijwillig kader. De taalbarrière speelt hierin een rol.
6.5
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen.
De kinderrechter wil de moeder daarbij nog meegegeven dat een ondertoezichtstelling niet betekent dat zij een slechte moeder is. De moeder doet enorm haar best en is een goede moeder, maar onder meer gelet op de kind-eigen problematiek van [minderjarige] is het lastig voor de moeder om zonder de hulp van de GI de benodigde hulp voor [minderjarige] te continueren.
De kinderrechter acht het voor nu van belang dat de GI de regierol op zich zal blijven nemen en hulpverlening gecontinueerd wordt, echter er dient ook duidelijkheid te komen of de casus kan worden overgedragen naar het vrijwillig kader en wat de specifieke zorgen zijn ten aanzien van de seksuele ontwikkeling van [minderjarige] . Om die reden volgt de kinderrechter de advocaat in zijn subsidiaire verzoek en zal zij de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van zes maanden, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek. De kinderrechter houdt hiermee een vinger aan de pols. In de komende periode dient daarbij gewerkt worden aan de volgende doelen.
- er is duidelijkheid over wie regie kan voeren gedurende het leven van [minderjarige] ;
- er is zicht op de seksuele ontwikkeling van [minderjarige] en zo nodig wordt hierop hulpverlening ingezet;
- de moeder ontvangt ondersteuning bij praktische zaken en vragen rondom de verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
6.6
De kinderrechter verzoekt de GI om haar,
uiterlijk op na te melden pro forma datum,schriftelijk te informeren, een en ander onder gelijktijdige verzending van die informatie aan de (advocaat van de) moeder, over onder meer:
- het verloop van de ondertoezichtstelling en de actuele stand van zaken over de voortgang van de in rechtsoverweging 6.5 gestelde doelen;
- de mogelijkheden van een overdracht naar het vrijwillig kader;
- het standpunt over het resterende deel van het verzoek en het gewenste verdere procesverloop.
6.7
De kinderrechter is vervolgens voornemens, indien de GI volhardt in het resterende deel van het verzoek, een nieuwe mondelinge behandeling te plannen
tenzijde (advocaat van de) moeder aangeeft dat de zaak schriftelijk kan worden afgedaan. De kinderrechter verzoekt de advocaat dit
binnen een weekna ontvangst van het schriftelijk bericht van de GI aan haar kenbaar te maken.
6.8
Indien een nadere mondelinge behandeling noodzakelijk is, verwacht de kinderrechter daarbij de aanwezigheid van de GI. Indien zulks niet het geval is, kan de kinderrechter daaruit de conclusie trekken die zij geraden acht.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.9
De kinderrechter zal de toewijzende beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er daartegen beroep wordt ingesteld.
6.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 3 juni 2024 tot
3 december 2024;
7.2
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
7.3
houdt de behandeling van het restende deel van het verzoek van de GI aan tot
5 november 2024 PRO FORMA, in afwachting van een schriftelijk verslag van de GI zoals weergegeven in rechtsoverweging 6.6;
7.4
behoudt zich iedere verdere beslissing in deze zaak voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024 door mr. Hamburger, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.