De Raad heeft op basis van het door hem verrichte onderzoek in het rapport van 8 maart 2024, samengevat, geconcludeerd dat [minderjarige] in haar leven al veel heeft meegemaakt. Er was sprake van een destructieve opvoedsituatie, huiselijk geweld waar [minderjarige] getuige van was en daarnaast heeft [minderjarige] geen stabiele vaderfiguur in haar leven gekend. [minderjarige] is gediagnosticeerd met borderline persoonlijkheidsproblematiek.
[minderjarige] en moeder verschillen over de werkelijkheid van bepaalde gebeurtenissen. Het is voor de moeder moeilijk om verantwoordelijkheid te nemen voor haar aandeel en begrip te tonen voor de gevoelens van [minderjarige] . De moeder uit zich bijvoorbeeld emotievol (kwetsen, schelden, vloeken, dreigen) tegen [minderjarige] . [minderjarige] vertoont externaliserend en internaliserend gedrag waaronder agressie, verslaving, automutilatie, zelfbepalend gedrag en verzet tegen gezag. In de gesloten plaatsing is er door vertrouwen, aandacht, regels en grenzen, structuur en regelmaat en therapie langzaamaan een kentering in het negatieve gedrag van [minderjarige] gekomen. In de visie van de Raad is [minderjarige] nu op een leeftijd om passend en leeftijdsadequaat keuzes te maken. Zo heeft zij er zelf voor gekozen om het verbroken contact met de moeder nu nog niet te herstellen. [minderjarige] wil niet dat haar moeder nog langer het gezag over haar draagt en zij nog iets verneemt over haar ontwikkeling. [minderjarige] ervaart haar moeders bemoeienis als een negatieve beperking op haar herstel. Communicatie met de moeder op een passende wijze is nu niet mogelijk. Daardoor blijven belangrijke beslissingen uit of worden die helemaal niet gemaakt of uitgevoerd, bijvoorbeeld op financieel en op medisch gebied. In de communicatie met de moeder voeren emoties de boventoon, waardoor het onmogelijk is om gesprekken voort te zetten, afspraken te maken en beslissingen te nemen. Daardoor staat het leven van [minderjarige] stil en kan zij niet verder. De moeder kan door een gebrek aan contact en communicatie haar gezag niet goed uitoefenen. Zij kan op dit moment niet in het belang van [minderjarige] denken. Hoewel binnen de ondertoezichtstelling nog niet is gewerkt aan de uitoefening van het gezag door de moeder, wordt gezien dat [minderjarige] dermate last heeft van het gezag van haar moeder, praktisch en emotioneel, dat de uitoefening daarvan haar herstel in de weg staat.
Inmiddels is het contact tussen [minderjarige] en de vader hersteld. [minderjarige] ziet in dat het nodig is het contact met haar vader langzaam verder op te bouwen. De voogdij over [minderjarige] dient bij de GI te worden belegd, waartoe de GI ook bereid is.