ECLI:NL:RBZWB:2024:3567

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/02/420231 / FA RK 24-1260
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
  • mr. Jansen
  • mr. Skrotzki
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige in het kader van gezagsbeëindigende maatregel

Op 16 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming Brabant te belasten met de voogdij. De rechtbank oordeelde dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd zolang het gezag bij de moeder blijft. De moeder had geen contact meer met de minderjarige en de communicatie tussen hen was verstoord, wat leidde tot stagnatie in de ontwikkeling van de minderjarige. De rechtbank concludeerde dat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de minderjarige zo snel mogelijk onder de voogdij van de Stichting Jeugdbescherming Brabant kan komen. De rechtbank hoopt op een toekomstig contactherstel tussen de moeder en de minderjarige, wanneer zij daar beiden klaar voor zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/420231 / FA RK 24-1260
Datum uitspraak: 16 mei 2024
beschikking over de gezagsbeëindiging
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige],
hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2007,
wonende te [woonplaats 1] ,
feitelijk verblijvende bij Almata te [plaats] ,
advocaat, tevens bijzondere curator: mr. M. Hofland te Breda.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A. Koop-van Vliet te Breda,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Etten-Leur.
De rechtbank merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het (verdere) procesverloop

1.1
Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 22 maart 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- het e-mailbericht met bijlagen van mr. Koop-van Vliet van 14 mei 2024;
- het e-mailbericht van mr. Koop-van Vliet van 15 mei 2024.
1.2
Op 16 mei 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak voortgezet
tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Bij die gelegenheid zijn verschenen
en gehoord:
- advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI, niet zijnde de betrokken jeugdbeschermer;
- bijzondere curator, mr. Hofland;
- de vader.
1.3
De moeder, bijgestaan door haar advocaat, is op 16 mei 2024 apart gehoord. Daarbij was ook aanwezig de betrokken jeugdbeschermer, mevrouw [naam] . De rechtbank heeft besloten hiertoe over te gaan naar aanleiding van het e-mailbericht van mr. Koop-van Vliet van 15 mei 2024 waarin zij namens de moeder bericht dat het voor de moeder te emotioneel is om met de vader in een zittingszaal te zitten.
1.4
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’. Hiervan heeft zij op 14 mei 2024 gebruik gemaakt. De rechtbank heeft de mening van [minderjarige] met alle betrokkenen besproken en zij zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Omdat [minderjarige] tijdens het kindgesprek aangaf graag ook zelf bij de mondelinge behandeling aanwezig te willen zijn, heeft zij hiervoor deels toestemming gekregen. [minderjarige] was de laatste 10 minuten bij de mondelinge behandeling van 16 mei 2024 aanwezig.

2.De feiten

2.1
De moeder is alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
2.2
De vader van [minderjarige] heeft haar niet erkend.
2.3
[minderjarige] is bij beschikking van deze rechtbank van 10 november 2023 onder toezicht
gesteld van de GI met ingang van 10 november 2023 tot 10 november 2024. Tevens heeft de
kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] aansluitend te doen opnemen en
verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 10 november 2023
tot 10 mei 2024. Vervolgens, bij beschikking van 11 april 2024 heeft de kinderrechter een
machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten
accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 10 mei 2024 tot 10 augustus 2024.
2.4
Bij de in deze zaak gegeven beschikking van 22 maart 2024 heeft de
kinderrechter de behandeling van deze zaak aangehouden voor verwijzing naar de
meervoudige kamer van deze rechtbank.

3.Het aangehouden verzoek

3.1
De Raad heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de GI te belasten met de voogdij over [minderjarige] , met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de Raad

4.1
De Raad heeft op basis van het door hem verrichte onderzoek in het rapport van 8 maart 2024, samengevat, geconcludeerd dat [minderjarige] in haar leven al veel heeft meegemaakt. Er was sprake van een destructieve opvoedsituatie, huiselijk geweld waar [minderjarige] getuige van was en daarnaast heeft [minderjarige] geen stabiele vaderfiguur in haar leven gekend. [minderjarige] is gediagnosticeerd met borderline persoonlijkheidsproblematiek.
[minderjarige] en moeder verschillen over de werkelijkheid van bepaalde gebeurtenissen. Het is voor de moeder moeilijk om verantwoordelijkheid te nemen voor haar aandeel en begrip te tonen voor de gevoelens van [minderjarige] . De moeder uit zich bijvoorbeeld emotievol (kwetsen, schelden, vloeken, dreigen) tegen [minderjarige] . [minderjarige] vertoont externaliserend en internaliserend gedrag waaronder agressie, verslaving, automutilatie, zelfbepalend gedrag en verzet tegen gezag. In de gesloten plaatsing is er door vertrouwen, aandacht, regels en grenzen, structuur en regelmaat en therapie langzaamaan een kentering in het negatieve gedrag van [minderjarige] gekomen. In de visie van de Raad is [minderjarige] nu op een leeftijd om passend en leeftijdsadequaat keuzes te maken. Zo heeft zij er zelf voor gekozen om het verbroken contact met de moeder nu nog niet te herstellen. [minderjarige] wil niet dat haar moeder nog langer het gezag over haar draagt en zij nog iets verneemt over haar ontwikkeling. [minderjarige] ervaart haar moeders bemoeienis als een negatieve beperking op haar herstel. Communicatie met de moeder op een passende wijze is nu niet mogelijk. Daardoor blijven belangrijke beslissingen uit of worden die helemaal niet gemaakt of uitgevoerd, bijvoorbeeld op financieel en op medisch gebied. In de communicatie met de moeder voeren emoties de boventoon, waardoor het onmogelijk is om gesprekken voort te zetten, afspraken te maken en beslissingen te nemen. Daardoor staat het leven van [minderjarige] stil en kan zij niet verder. De moeder kan door een gebrek aan contact en communicatie haar gezag niet goed uitoefenen. Zij kan op dit moment niet in het belang van [minderjarige] denken. Hoewel binnen de ondertoezichtstelling nog niet is gewerkt aan de uitoefening van het gezag door de moeder, wordt gezien dat [minderjarige] dermate last heeft van het gezag van haar moeder, praktisch en emotioneel, dat de uitoefening daarvan haar herstel in de weg staat.
Inmiddels is het contact tussen [minderjarige] en de vader hersteld. [minderjarige] ziet in dat het nodig is het contact met haar vader langzaam verder op te bouwen. De voogdij over [minderjarige] dient bij de GI te worden belegd, waartoe de GI ook bereid is.
4.2
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek is namens de Raad, samengevat, nog het volgende aangevoerd. Gezien wordt dat [minderjarige] sinds haar plaatsing bij Almata grote stappen heeft gezet. Haar moeder heeft haar daarbij niet kunnen ondersteunen. De moeder lijkt onmachtig en reageert vanuit een slachtofferrol, waardoor zij er niet voor [minderjarige] kan zijn. Het is niet duidelijk wat de achtergrond is van het gedrag van de moeder. De Raad hoopt dat ingezet kan worden op hulpverlening voor de moeder, zodat er in de toekomst contactherstel kan komen met [minderjarige] . De Raad handhaaft het verzoek.

5.Het standpunt van belanghebbenden en informant

5.1
[minderjarige] heeft de kinderrechter, samengevat, verteld dat haar ouders het nooit met elkaar eens zijn en het hen niet lukt om samen afspraken te maken. Volgens [minderjarige] heeft haar moeder haar best gedaan, maar kan zij het niet. [minderjarige] heeft post binnengekregen dat haar zorgverzekering zou zijn beëindigd. Daarnaast moeten er binnenkort dingen goed geregeld worden, zoals een onderzoek bij [minderjarige] . Momenteel heeft [minderjarige] contact met haar vader en halfzus, alsook met de familie van vaderskant en dat vindt zij fijn. [minderjarige] is zelfstandig geworden en wil op kamertraining. Eerst is zij van plan haar Havo af te maken. Zij zou in de toekomst graag stewardess willen worden of in de beveiliging willen werken.
5.2
De bijzondere curator voert, samengevat, aan dat het in het belang van [minderjarige] is dat het verzoek wordt toegewezen en daarmee het gezag van de moeder wordt beëindigd. Het gezag van de moeder staat [minderjarige] in de weg. Alle zaken die moeten worden geregeld kunnen verder worden opgepakt, enerzijds door [minderjarige] zelf, maar ook met de hulp van haar voogd. Bovendien is de beëindiging van het gezag van de moeder een opstapje naar de door [minderjarige] gewenste erkenning door de vader.
5.3
Namens de moeder heeft mr. Koop-van Vliet aangevoerd dat de moeder schriftelijk heeft bevestigd in te zullen stemmen met het verzoek. De moeder kiest ervoor om niet naar de mondelinge behandeling te komen nu de vader ook aanwezig is, gelet op hun verleden samen. Voor de moeder is het wrang dat de vader nu wel betrokken is, terwijl zij er eerder altijd alleen voor heeft gestaan. Het contact met de GI verloopt slecht. De moeder heeft het gevoel dat zij aan de zijlijn staat. De moeder wordt door de GI niet geïnformeerd. Zo krijgt zij bijvoorbeeld facturen toegestuurd zonder verdere informatie daarover. Dat de moeder nu alle contact met [minderjarige] is verloren is pijnlijk. De moeder deelt met de Raad de zorgen over het contact tussen de vader en [minderjarige] . Zij maakt zich zorgen over het geloof van de (familie van de) vader. Als [minderjarige] zich zou bekeren, en zij zich daarna bedenkt, bestaat de kans dat zij wordt verstoten. De moeder kan [minderjarige] op dit moment blijkbaar niet meer geven wat [minderjarige] zelf denkt nodig te hebben. De moeder wil ook niet langer de verantwoordelijkheid over [minderjarige] dragen als de vader [minderjarige] zou erkennen en ook het gezag zou krijgen. Gehoopt wordt dat de GI in gaat zetten op contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] en de moeder de GI gaat vertrouwen. De advocaat is bereid hier een bemiddelende rol in te vervullen.
5.4
De moeder, die apart is gehoord in het bijzijn van haar advocaat, brengt, kort samengevat, het volgende naar voren. De moeder is zeer ontevreden over de communicatie vanuit de GI. Zij wordt niet op de hoogte gehouden en weet niet wat er speelt. Het rapport dat over de moeder is geschreven doet haar pijn en het bevat onwaarheden. De moeder vertrouwt de GI niet. De moeder heeft een belast verleden met jeugdzorg en kan niet omgaan met de wijze van communiceren door de GI. Volgens de moeder wordt zij moedwillig buiten spel gezet door de GI. De moeder maakt zich zorgen over [minderjarige] . Van de een op de andere dag, met de overgang naar een andere groep, is het contact tussen hen verdwenen. Ook maakt de moeder zich zorgen over het contact tussen [minderjarige] en de vader. Het is vragen om problemen als [minderjarige] bij de vader of halfzus wordt geplaatst. Het is juist de vader die geen verantwoordelijkheid toont en heeft getoond. De moeder begrijpt niet waarom haar gezag zou moeten worden beëindigd. Zij was in de veronderstelling dat de vader (ook) zeggenschap zou krijgen over [minderjarige] . Nu de moeder begrijpt dat dat niet het geval zal zijn, wil zij het gezag graag behouden. De deur voor [minderjarige] staat bij haar altijd open.
5.5
Namens de GI is, samengevat, het volgende aangevoerd. De GI sluit zich aan bij wat [minderjarige] de kinderrechter over haar moeder heeft verteld; de moeder heeft het geprobeerd, maar het lukt haar niet. De GI is met de advocaat van de moeder eens dat er met de moeder meer gedeeld zou moeten worden over [minderjarige] . De GI gaat kijken of dit mogelijk is en zal ook betrekken wat [minderjarige] daar in wil. Van een samenwerking tussen de moeder en de GI is op dit moment geen sprake. De GI vindt dat beide ouders een rol moeten hebben in het leven van [minderjarige] , afhankelijk van wat eenieder hierin wenst en wat in het belang is van Garicia. Het is aan de GI om hierin de leidersrol op zich te nemen. De GI staat achter het verzoek van de Raad.
5.6
De vader verklaart, samengevat, dat de communicatie tussen de ouders niet goed is. De vader vindt het belangrijk dat [minderjarige] een band blijft houden met haar moeder. De problemen tussen hen is iets waar hij zelf buiten staat. [minderjarige] wil een normale band met haar moeder maar helaas lopen er bepaalde dingen mis, ook qua communicatie. De vader wil het beste voor [minderjarige] . Hij hoopt dat zij de draad hierna weer op kan pakken.

6.De beoordeling

Wat zegt de wet?
6.1
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Inhoudelijke beoordeling
6.2
De rechtbank oordeelt als volgt.
Er is geen sprake van misbruik van het gezag door de moeder. De vraag die aldus aan de rechtbank voorligt, is of [minderjarige] zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling wordt bedreigd en of de moeder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW te dragen binnen een voor de persoon en voor de ontwikkeling van [minderjarige] aanvaardbaar te achten termijn.
6.3
De rechtbank stelt vast dat [minderjarige] , in haar jonge leven al veel heeft meegemaakt en dat zij weinig stabiliteit in haar opvoedingssituatie heeft gekend. Zo is [minderjarige] getuige geweest van geweld, heeft zij geen stabiele vaderfiguur in haar leven gekend, is zij gesloten geplaatst en heeft zij het contact met haar moeder verbroken. Uit het raadsrapport en uit het gesprek dat de kinderrechter met [minderjarige] had, is gebleken dat [minderjarige] ervoor heeft gekozen om het verbroken contact met de moeder nu niet te herstellen. Zij wil niet meer dat haar moeder nog langer het gezag over haar draagt.
6.4
Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat gebleken is dat [minderjarige] in haar ontwikkeling stagneert als thans het gezag bij haar moeder blijft liggen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [minderjarige] de bemoeienis van haar moeder als een negatieve beperking op haar herstel ervaart. Onbetwist is gebleken dat de met het oog op gezagsuitoefening noodzakelijke communicatie tussen de moeder en [minderjarige] en de moeder en andere betrokkenen al geruime tijd niet mogelijk is. De moeder heeft in de communicatie haar emoties niet in de hand, waardoor het onmogelijk is om gesprekken te voeren en afspraken te maken. Hierdoor worden gezagsbeslissingen niet genomen of uitgevoerd. Een verder herstel van [minderjarige] is hierdoor niet mogelijk en dat acht de rechtbank schadelijk. Ook praktische zaken komen niet tot afwikkeling. Naar het oordeel van de rechtbank wordt niet verwacht dat de moeder binnen afzienbare tijd de verantwoordelijkheid voor [minderjarige] kan dragen om haar in de komende periode verder naar volwassenheid te begeleiden. Het contact tussen de moeder en [minderjarige] is sinds enige tijd verbroken. De moeder heeft hierdoor onvoldoende zicht op [minderjarige] , en daarmee op wat belangrijk voor haar is. [minderjarige] geeft zelf aan nu even geen contact met haar moeder te willen. Contactherstel op korte termijn valt niet te verwachten.
6.5
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is voor de rechtbank voldoende komen vast te staan dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, van het BW is voldaan. Dit betekent dat het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder zal worden toegewezen.
6.6
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. De Raad heeft geadviseerd dit bij de GI als neutrale en professionele instantie te beleggen.
6.7
De rechtbank heeft zich ervan vergewist dat de GI zich bereid heeft verklaard de voogdij op zich te nemen. Daarnaast kan de GI een neutrale positie innemen en een verdere regievoerder zijn ten aanzien van het contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder voor de toekomst. De rechtbank is daarom van oordeel dat de GI moet worden belast met de voogdij. [minderjarige] heeft onder de omstandigheden van de afgelopen jaren een onafhankelijke, betrokken voogd nodig om haar naar verdere volwassenheid te begeleiden.
6.8
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
6.9
In verband met het bepaalde in artikel 2, aanhef en sub a, van het Besluit Gezagsregisters zal de rechtbank de griffier verzoeken een aantekening te doen in het gezagsregister van de gewijzigde gezagssituatie.
Tot slot
6.1
De rechtbank ondersteunt een contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] , wanneer zij hier beiden klaar voor zijn, én betrokkenheid van beide ouders naar vermogen. De rechtbank hoopt dat alle betrokkenen zich hiervoor zullen (blijven) inspannen. Voor de moeder betekent dit dat zij zich open gaat stellen voor een samenwerking met de GI en voor de GI is er een belangrijke rol weggelegd in de informatietoevoer van en naar de moeder. Ook de vader speelt een belangrijke rol, nu van hem verwacht wordt dat hij [minderjarige] zal blijven stimuleren om contact te hebben met haar moeder. Bij de mondelinge behandeling heeft hij zijn bereidheid hiertoe toegezegd.
6.11
Dit leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1
beëindigt het ouderlijk gezag van [de moeder] , geboren op [geboortedag 2] 1985 te [woonplaats 1] over de minderjarige
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2007 te ’s-Gravenhage;
7.2
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarige Stichting Jeugdbescherming Brabant, gevestigd te Etten-Leur;
7.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het gezagsregister.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2024 door mr. Van Leuven, voorzitter, mr. Jansen en mr. Skrotzki, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 mei 2024.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.