Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
3.
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Gedaagden betwisten gemotiveerd dat zij in strijd handelen met de vaststellings-overeenkomst en dus dat zij een boete aan eisers moeten betalen.
De rechtbank zal hierna daarom beoordelen of gedaagden artikel 3 en/of artikel 6 van de overeenkomst overtreden. Als gedaagden artikel 3 en/of artikel 6 overtreden, zal de rechtbank vervolgens beoordelen of zij aan eisers een boete moeten betalen.
Berekening van de geurbelasting
De uitleg van eisers volgt ook niet uit wat door partijen hierover op de zitting is verklaard. Eisers hebben namelijk verklaard dat over de wijze van berekening niet is gesproken. Mr. Van Groningen en gedaagde sub 4 ( [gedaagde 4] ) hebben daartegenover juist verklaard dat de berekening expliciet tussen partijen besproken is, onder andere omdat op dat moment niet bekend was wat de geurnormen in de toekomst zouden zijn.
Daarnaast is relevant dat zowel eisers als gedaagden bij het totstandkomen van de vaststellingsovereenkomst zijn bijgestaan door een advocaat. Dat in een vaststellingsovereenkomst een afspraak wordt opgenomen die in het geheel niet is besproken, ligt in die situatie niet voor de hand.
De geurbelasting
Omdat eisers niet aan hun stelplicht hebben voldaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen. Om die reden wordt het aanbod van eisers om met een deskundigenrapport te onderbouwen dat de geurbelasting hoger is dan 10 odour units/m3 gepasseerd.