ECLI:NL:RBZWB:2024:3578

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
02/322530-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging met bijzondere voorwaarden

Op 31 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich op 21 november 2023 in Breda samen met een medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gewapend met een mes, samen met zijn medeverdachte een scooter heeft gestolen van een 16-jarige jongen, terwijl deze op zijn scooter zat. De verdachte en zijn medeverdachte droegen bivakmutsen en gebruikten een op een vuurwapen gelijkend voorwerp om de jongen te bedreigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet geloofwaardig had verdedigd en dat er voldoende bewijs was voor de diefstal met geweld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en er zijn bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 3.224,96 aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, die psychische gevolgen ondervindt van de beroving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/322530-23
vonnis van de meervoudige kamer van 31 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats 1] ( [land] )
wonende te [woonadres]
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsvrouw mr. B. van der Werf, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 mei 2024, waarbij de officier van justitie mr. J. Peerboom en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van onder meer een scooter.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte op zitting de ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen. Daarbij verzoekt hij verdachte partieel vrij te spreken van de onderdelen het slaan van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en het duwen/houden van het mes tegen het lichaam van die [slachtoffer] , omdat daarvoor geen bewijs in het dossier zit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is net als de officier van justitie van mening dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de onderdelen zoals door de officier van justitie genoemd. Zij verzoekt daarnaast verdachte partieel vrij te spreken van de onderdelen het tonen van een vuurwapen en het richten van dat vuurwapen op en in de richting van die [slachtoffer] , omdat verdachte niet wist dat [medeverdachte] een vuurwapen had meegenomen, zodat hij hier ook geen opzet op kan hebben gehad. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de grotendeels bekennende verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen, dat verdachte zich op 21 november 2023 in Breda samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van de scooter van [slachtoffer] , zoals hieronder bij 4.4 weergegeven. Daarbij was verdachte degene die een mes bij zich had en medeverdachte [medeverdachte] degene die een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich had.
Door de verdediging is het verweer gevoerd dat verdachte niet wist dat [medeverdachte] dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich had, zodat verdachte ook geen opzet heeft gehad op het gebruik van dat voorwerp. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig. Beide verdachten lopen met een bivakmuts op richting het slachtoffer. Uit de beschrijving van de camerabeelden volgt dat daarop te zien is dat [medeverdachte] dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp al heeft getrokken en met dit voorwerp in zijn hand voorop loopt naar het slachtoffer toe. Verdachte loopt op dat moment achter [medeverdachte] aan met een broodmes in zijn hand. Vervolgens is te zien dat [medeverdachte] dit op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van [slachtoffer] drukt. Verdachte gaat, nu hij het getrokken (nep) wapen ziet niet weg maar gaat juist op de vriend van het slachtoffer af, die vervolgens wegrent en focust zich vervolgens ook op het slachtoffer. Nu beide verdachten, voorbereid met bivakmutsen op en ieder zichtbaar een wapen in de hand, zo soepel de beroving plegen, is de verklaring van verdachte dat hij geen opzet had op het gebruik van het (nep) wapen door medeverdachte volstrekt ongeloofwaardig.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat [slachtoffer] door verdachte en/of [medeverdachte] is geslagen. Evenmin is gebleken dat verdachte het mes tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geduwd dan wel gehouden. De rechtbank zal verdachte dan ook van die onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 november 2023 te Breda tezamen en in vereniging met een ander
- een scooter (een rode Gilera Runner),
- een helm (merk Roof),
- sleutels, een shakebeker, een schoudertas, een sigarettendoosje en handschoenen,
die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door:
- die [slachtoffer] te duwen en aan hem te trekken,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen op en in de richting van die [slachtoffer] te richten en dat voorwerp tegen het lichaam van die [slachtoffer] te drukken en houden,
- een mes te tonen en
- daarbij dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘ren ren’, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is jong, heeft een onstabiele jeugd gehad en wil weer gaan werken. Hij heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen door op zitting een bekennende verklaring af te leggen. Ook heeft hij aangegeven dat hij enorm veel spijt heeft van wat hij heeft gedaan en heeft hij zijn oprechte excuses aangeboden aan [slachtoffer] . Daarnaast moet rekening worden gehouden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is. Gelet op al het voorgaande wordt verzocht te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest. Eventueel kan daarnaast aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 21 november 2023 in Breda samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan diefstal van de scooter van [slachtoffer] met geweld. [slachtoffer] was toen zestien jaar oud. Hij was aan het chillen met een vriend en zat nietsvermoedend op zijn scooter toen verdachte en [medeverdachte] plotseling in zijn richting kwamen gerend. [medeverdachte] had op dat moment een op een wapen gelijkend voorwerp in zijn hand. Verdachte had een groot broodmes vast. Ook hadden zij allebei een bivakmuts op. Op het moment dat zij bij [slachtoffer] aankomen, duwt [medeverdachte] het wapen hard tegen het hoofd van [slachtoffer] en trekt hem van zijn scooter. Verdachte richt zich in eerste instantie op de vriend van [slachtoffer] , maar focust zich al snel, nadat de vriend was weggehold, ook op [slachtoffer] en trekt hem verder bij zijn scooter vandaan. [slachtoffer] rent weg en terwijl hij wegrent, richt [medeverdachte] het wapen nog op [slachtoffer] en houdt dit gedurende enkele seconden op hem gericht. Vervolgens stapt [medeverdachte] als bestuurder op de scooter, verdachte gaat achterop zitten en ze rijden samen op de scooter weg. De helm van [slachtoffer] hangt hierbij aan het stuur.
Uit het voorgaande blijkt dat sprake is geweest van een doelgerichte en planmatige actie. Immers, verdachte en [medeverdachte] dragen niet zomaar een bivakmuts en hebben niet zomaar een wapen en een mes bij zich. Niet alleen had verdachte dit mes bij zich, hij heeft dit mes ook daadwerkelijk gebruikt bij de beroving door het mes zichtbaar in zijn hand te hebben. De beroving getuigt van grote brutaliteit en egoïsme. De manier waarop verdachte en [medeverdachte] richting [slachtoffer] rennen en zonder enige aarzeling het op wapen op zijn hoofd zetten en terwijl hij wegrent dit nog op hem te richten, is enorm kwalijk. Dit alles om een scooter mee te nemen.
Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de jonge en kwetsbare [slachtoffer] en hem gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd. Dat de gebeurtenis een enorme impact op [slachtoffer] heeft gehad, blijkt ook uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding. [slachtoffer] is erg angstig, heeft last van herbelevingen en slaapt slecht doordat hij veel piekert over wat er is gebeurd. Ook gaat hij niet graag meer op pad en blijft hij liever thuis omdat hij zich daar veiliger voelt. Daarnaast gaat hij nog maar drie dagen in de week naar school en gaat hij mogelijk niet over naar het volgende jaar, omdat hij inmiddels al veel schooluren heeft gemist. Dit zorgt voor veel stress bij [slachtoffer] . Bovendien was [slachtoffer] niet bij de zitting aanwezig, omdat hij het te moeilijk vond om verdachten te zien. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich totaal niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer] . Bovendien dragen dergelijke straatroven ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Verdachte heeft op zitting een bekennende verklaring afgelegd. Ook heeft hij verklaard spijt te hebben van zijn handelen en heeft hij zijn excuses aangeboden aan [slachtoffer] . Verdachte heeft uitgelegd een beter leven te willen gaan leiden. Met deze proceshouding heeft verdachte nu wel verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Dit zal de rechtbank in het voordeel van verdachte meewegen.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar niet voor geweldsfeiten. Wel volgt hieruit dat de rechtbank Overijssel op 16 april 2024 vonnis heeft gewezen in een strafzaak tegen verdachte, zodat rekening moet worden gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 1 mei 2024 dat over verdachte is opgemaakt. De reclassering ziet een zorgelijke ontwikkeling in het (delict)gedrag van verdachte en de mate waarin hij binnen de afgelopen twee jaar in aanraking is gekomen met politie en justitie. Risicofactoren worden gezien op de leefgebieden psychosociaal functioneren, huisvesting, relaties met anderen, financiën en mogelijk ook het leefgebied houding. Verdachte komt bij de reclassering over als iemand die niet zelfstandig in staat is zijn problemen op te lossen. De kwetsbare positie van verdachte acht de reclassering zorgelijk. Daarom wordt geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het deelnemen aan gedragsinterventie, begeleid wonen, een contactverbod, dagbesteding, het meewerken aan schuldhulpverlening en het volgen van een ambulante behandeling.
De straf
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een gevangenisstraf kan worden volstaan. Zij zal een deel van deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, omdat zij het belangrijk vindt dat verdachte wordt behandeld en om ervoor te zorgen dat hij zich niet langer schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten. Alles overziend acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden, nu ook de officier van justitie rekening houdt met alle genoemde omstandigheden. Zij legt conform deze eis aan verdachte op een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke deel zal zij de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 3.276,84, bestaande uit € 276,84 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Reiskosten
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 170,08 aan reiskosten voor revindicatie van de scooter en het taxeren en repareren van de schade van de scooter. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 118,20. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van het overige deel, in totaal € 51,88 voor het één keer op en neer rijden naar Tweewielers Noord in Utrecht, is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt. De benadeelde partij is die keer namelijk voor niets op en neer gereden omdat de afspraak toen niet is doorgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is dit geen schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van de vordering.
Schade gestolen goederen en kosten vervangen sloten
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van in totaal € 106,76 voor schade door de gestolen goederen (€ 41,29) en het plaatsen van nieuwe cilinders (€ 65,47). Naar het oordeel van de rechtbank staat deze schade in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht deze gevorderde schadeposten dan ook volledig toewijsbaar.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat hij nadelige psychische gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Immers vormt de diefstal met geweld doormiddel van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank de gevorderde schadevergoeding volledig toewijsbaar.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag (in totaal € 3.224,96). Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast. De rechtbank zal over de toegewezen schadebedragen de wettelijke rente toewijzen, gerekend vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.Het beslag

De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde jammer en steekwapen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de voorwerpen bij het onderzoek naar het ten laste gelegde feit zijn aangetroffen. Ook zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde brillen en kentekenplaten aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36f, 63, 312 Sr zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet verdachte zich melden bij de reclassering. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
* dat verdachte actief deelneemt aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheidstraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* dat verdachte verblijft bij Stichting Unitio of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na aanmelding door de toezichthouder. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met zijn medeverdachte [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 2004 te [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte, indien tijdens het toezicht van de reguliere reclassering blijkt dat hij baat heeft bij het volgen van een ambulante behandeling van (achterliggende) problemen, zich op indicatie van de reclassering laat behandelen door De Waag Rijnmond en/of Fivoor GGZ en/of Antes GGZ en/of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op aangeven van zijn behandelaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK elektronica (omschrijving: PL2000-2023297410-G2662014, jammer);
* 1 STK steekwapen (omschrijving: PL2000-2023297410-G2662010);
- gelast de teruggave aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK bril (omschrijving: PL2000-2023297410-G2662080, [serienummer 1] );
* 1 STK bril (omschrijving: PL2000-2023297410-G2662091, [serienummer 2] );
* 1 STK bril (omschrijving: PL2000-2023297410-G2662099, [serienummer 3] );
* 2 STK kentekenplaat (omschrijving: PL2000-2023297410-G2662024);
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 3.224,96, waarvan € 224,96 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 21 november 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] € 3.224,96 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 21 november 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 42 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 mei 2024.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.