ECLI:NL:RBZWB:2024:3585

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/02/416459 / KG ZA 23579 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • F. Fleskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen tot nakoming van afspraken en verbod tot negatieve uitlatingen in kort geding

In deze zaak, die op 6 maart 2024 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, zijn eisers in conventie, bestaande uit een vennootschap onder firma en twee vennoten, in kort geding opgekomen tegen gedaagden in conventie, waaronder een besloten vennootschap en haar bestuurder. De eisers vorderden nakoming van afspraken met betrekking tot de verkoop van een gezondheidscentrum, alsook een voorschot op schadevergoeding en een verbod op het verrichten van bepaalde activiteiten. De rechtbank heeft de vorderingen in conventie afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was gemaakt dat de gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld of dat er een afspraak was gemaakt over de overdracht van immateriële activa. In reconventie hebben de gedaagden vorderingen ingesteld tegen de eisers, waaronder een verbod op negatieve uitlatingen. De rechtbank heeft deze vorderingen gedeeltelijk toegewezen, waarbij het gedaagden werd verboden zich negatief uit te laten over de eisers en hen te verbieden gebruik te maken van immateriële eigendomsrechten. De proceskosten werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/416459 / KG ZA 23-579
Vonnis in kort geding van 6 maart 2024
in de zaak van

1.de vennootschap onder firma [eiser in conventie 1] V.O.F.,2. [eiser in conventie 2] ,3. [eiser in conventie 3] ,

gevestigd en wonende te [plaats 1] ,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
hierna samen te noemen: (in mannelijk enkelvoud) [eisers in conventie] en afzonderlijk [eiser in conventie 1] , [eiser in conventie 2] en [eiser in conventie 3] ,
advocaat: mr. H.L.J.M. van Grinsven te Tilburg,
tegen

1.[gedaagde in conventie 1] ,2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde in conventie 2] B.V.,

wonende en gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna samen te noemen: (in mannelijk enkelvoud) [gedaagden in conventie] en afzonderlijk [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] ,
advocaat: mr. J.F.M. Heuvelmans te 's-Hertogenbosch.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 januari 2024 met producties 1 tot en met 10;
- de door [eisers in conventie] ingediende aanvullende producties 11 tot en met 19;
- de akte van [gedaagden in conventie] met producties 1 tot en met 30, tevens conclusie van eis in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 10 januari 2024;
- de pleitnota’s van partijen.
1.2
Na de mondelinge behandeling is de zaak op verzoek van partijen voor vier weken aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een regeling te bereiken. Op 7 februari 2023 is namens [gedaagden in conventie] aan de rechtbank medegedeeld dat partijen niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen en is gevraagd vonnis te wijzen. Hierop is vonnis op heden bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiser in conventie 2] en [eiser in conventie 3] zijn vennoten van [eiser in conventie 1] . Zij exploiteerden met [eiser in conventie 1] een gezondheidscentrum aan de [adres] te [plaats 1] dat gebaseerd is op de Chinese natuurfilosofie en bekend staat onder de naam [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Het [naam 1] bestaat uit een therapiepraktijk, een sportschool, een BOCAM opleiding (die [eiser in conventie 2] heeft (her)ontwikkeld en vormgegeven) en externe trainingen en cursussen.
2.2
[gedaagde in conventie 1] is aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde in conventie 2] en heeft eerder de BOCAM opleiding bij het [naam 1] gevolgd.
2.3
In juni 2022 zijn [eiser in conventie 2] en [eiser in conventie 3] een opvolger gaan zoeken om het [naam 1] voort te zetten. [gedaagde in conventie 1] is op verzoek van [eisers in conventie] aanwezig geweest bij meerdere gesprekken over verkoop van het [naam 1] aan [B.V.] (hierna [B.V.] ).
2.4
Op 20 januari 2023 hebben [eiser in conventie 2] en [eiser in conventie 3] namens [eiser in conventie 1] een overeenkomst van verkoop en koop van het [naam 1] gesloten met [B.V.] . In de overeenkomst staat dat er door [B.V.] direct een bedrag van € 10.000,00 wordt betaald en dat de restant koopsom wordt betaald door een earn outregeling van 10 jaar.
2.5
Op 13 juli 2023 is [B.V.] door de rechtbank Zeeland-West-Brabant failliet verklaard waardoor de restant koopsom aan [eisers in conventie] onbetaald is gelaten.
2.6
Op 26 juli 2023 heeft [gedaagde in conventie 1] namens [gedaagde in conventie 2] een koopovereenkomst met de curator gesloten om alle materiele en immateriële activa over te nemen voor respectievelijk de bedragen € 4.000,00 en € 2.500,00. In totaal voor een bedrag van € 6.500,00.
2.7
Op 25 augustus 2023 heeft [eiser in conventie 2] met [gedaagde in conventie 2] een koopovereenkomst gesloten waarin het volgende is vermeld:
“(…)1 .Koper wenst van verkoper over te nemen alle roerende zaken voor zover voorheen eigendom van [B.V.] en welke nog aanwezig zijn op de locatie [adres] te [plaats 1] voor zover opgenomen in bijlage 1, voor een bedrag van 4.000 euro.(…)”
2.8
Sinds eind augustus 2023 zet [gedaagde in conventie 2] meerdere activiteiten van het [naam 1] voort in [plaats 3].
2.9
Bij brief van 11 september 2023 heeft de advocaat van [eisers in conventie] [gedaagden in conventie] gesommeerd tot overdracht van immateriële activa tegen betaling van de restantbetaling van € 2.500,00 en stelt dat daartoe een afspraak is gemaakt. [gedaagden in conventie] heeft niet aan de sommatie voldaan en betwist de afspraak gemaakt te hebben.
2.1
Vanaf 31 augustus 2023 heeft [eiser in conventie 2] e-mails gestuurd naar meerdere BOCAM studenten en leden van het [naam 1] over het geschil met [gedaagde in conventie 1] .

3.Het geschil

in conventie
3.1
[eisers in conventie] vordert dat [gedaagden in conventie] hoofdelijk bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
wordt bevolen om binnen 10 dagen na het te wijzen vonnis de afspraken met betrekking tot twee verkopen (verkoop 3 en 3a) volledig na te komen binnen 3 dagen na de dag van het vonnis, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 120.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente;
wordt veroordeeld tot betaling aan [eisers in conventie] als voorschot op schadevergoeding een bedrag van € 100.000,00 te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente;
wordt verboden activiteiten te verrichten die verband houden met de activiteiten/activa/ het gezondheidscentrum, zoals beschreven in randnummers 45 en 65 van de dagvaarding, met onmiddellijke ingang, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 120.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente;
wordt veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 3.369,25 en de geliquideerde kosten, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2
[eisers in conventie] legt aan zijn vordering tot nakoming – samengevat – ten grondslag dat op 14 of 15 juli 2023 de afspraak is gemaakt dat [gedaagde in conventie 1] de activa van de curator zou kopen en al het gekochte zou doorverkopen en leveren aan [eiser in conventie 1] tegen dezelfde prijs (verkoop 3). [eisers in conventie] stelt dat hij in de veronderstelling was dat de overeenkomst van 25 augustus 2023 (verkoop 3a) aansloot bij de gemaakte afspraak dat alles aan hem werd overgedragen. Daarnaast stelt [eisers in conventie] schade te hebben geleden doordat [gedaagde in conventie 1] ten onrechte heeft geadviseerd geen bieding te doen na het faillissement van [B.V.] en afspraken met betrekking tot verkoop niet na te komen. Ook stelt [eisers in conventie] dat [gedaagde in conventie 1] zich bij de verkooptrajecten steeds heeft laten leiden door zijn eigen belang en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld alsmede dat ook [gedaagde in conventie 2] onrechtmatig heeft gehandeld door te profiteren van de wanprestatie van [gedaagde in conventie 1] . [eisers in conventie] vordert als voorschot op schade een bedrag van € 100.000,00. [eisers in conventie] stelt dat [gedaagden in conventie] met het voortzetten van het [naam 1] met de volledige immateriële activa onrechtmatig handelt en daartoe een verbod dient te worden opgelegd. [eisers in conventie] stelt een spoedeisend belang te hebben bij de vorderingen omdat de schade snel oploopt naarmate de onrechtmatige gedraging van [gedaagden in conventie] voortduurt.
3.3
[gedaagden in conventie] voert verweer. [gedaagden in conventie] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eisers in conventie] , dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisers in conventie] in de kosten van de procedure.
3.4
[gedaagden in conventie] voert als verweer – samengevat – aan dat er geen afspraak is gemaakt met [eisers in conventie] dat [gedaagde in conventie 1] de immateriële activa van de curator zou kopen om die door te verkopen aan [eisers in conventie] Omdat er geen afspraak is met [eisers in conventie] over verkoop van immateriële activa dient de vordering tot nakoming te worden afgewezen. [gedaagden in conventie] voert aan direct na de koop van de curator gesprekken gevoerd te hebben met personen over een mogelijke samenwerking, waaronder met [eiser in conventie 2] , maar dat er geen overeenstemming is bereikt. [gedaagden in conventie] betwist dat [eisers in conventie] bij de gevorderde schade een spoedeisend belang heeft en voert aan dat de gevorderde schade ook niet aannemelijk is gemaakt. Ook betwist [gedaagden in conventie] dat er sprake is geweest van adviseren en dat er sprake was van een overeenkomst van opdracht. [gedaagde in conventie 1] heeft enkel meegekeken bij een opgemaakte overeenkomst, waardoor [gedaagden in conventie] betwist dat er wanprestatie is gepleegd of onrechtmatig is gehandeld. [gedaagden in conventie] voert aan dat het gevorderde verbod dient te worden afgewezen omdat er geen immateriële activa is verkocht en [gedaagde in conventie 2] gerechtigd is die exclusief voor zichzelf te gebruiken.
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.6
[eisers in reconventie] vordert dat [verweerders in reconventie] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
verboden wordt zich, op welke wijze dan ook, mondeling of schriftelijk tegenover wie dan ook bedreigend, beledigend, misleidend, diffamerend of benadelend uit te laten over [eiser in reconventie 1] , diens partner [naam 2] , [eiser in reconventie 2] , [naam 1] , [verweerder in reconventie 1] en/of BOCAM op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per overtreding en € 250,00 voor elke dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 50.000,00;
verboden wordt op welke wijze dan ook gebruik te maken van de immateriële eigendomsrechten van [eiser in reconventie 2] , te weten relatie, ledenbestanden, e-mailadressen, back-ups van leden/relatiebestanden van [naam 1] , [verweerder in reconventie 1] en BOCAM, op verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per overtreding en € 250,00 per dag dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 50.000,00;
wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.
3.7
[eisers in reconventie] legt aan het eerste gevorderde verbod – samengevat – ten grondslag dat [verweerders in reconventie] zich bedreigend, beledigend, misleidend, diffamerend en benadelend heeft uitgelaten en daarmee een onrechtmatige daad pleegt. Ten aanzien van het tweede gevorderde verbod stelt [eisers in reconventie] dat het gebruik van relatiebestanden, (e-mail)adressen en de door hem gemaakte back-ups van de leden/relaties van [naam 1] , [verweerder in reconventie 1] en BOCAM te kwalificeren is als een onrechtmatige daad. [eisers in reconventie] stelt een spoedeisend belang te hebben bij de vorderingen omdat hem een slechte naam wordt bezorgd en er onrechtmatige inbreuk wordt gemaakt op zijn rechten.
3.8
[verweerders in reconventie] voert als verweer – samengevat – aan dat hij aan een aantal personen een algemene e-mail heeft gestuurd omdat er tekst en uitleg werd gevraagd over de situatie en dat geen sprake is van een onrechtmatige daad. [verweerders in reconventie] betwist dat er een grondslag is dat hij oud leerlingen, oud leden en oud docenten niet mag benaderen. Dit omdat er volgens [verweerders in reconventie] geen contractuele afspraak is, zoals een concurrentie- en of relatiebeding, op grond waarvan hij niemand zou mogen benaderen.
3.9
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Spoedeisend belang
4.1
Met de stelling van [eisers in conventie] dat hij schade leidt zolang de immateriële activa niet wordt geleverd is het spoedeisend belang bij de vorderingen gegeven. Of de vorderingen van [eisers in conventie] op materiële gronden kunnen worden toegewezen wordt hierna beoordeeld.
Vordering tot nakoming
4.2
[eisers in conventie] vordert nakoming van twee gestelde verkopen (verkoop 3 en verkoop 3a). De voorzieningenrechter begrijpt dat [eisers in conventie] deze vordering heeft ingesteld in verband met niet overgedragen immateriële activa en enkel dat zijn belang is. Een vordering tot nakoming kan in kort geding slechts worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering zal toewijzen.
Verkoop 3
4.3
[eisers in conventie] beroept zich allereerst op een met [gedaagde in conventie 1] gemaakte afspraak op 14 of 15 juli 2023 aan de keukentafel bij [eiser in conventie 2] thuis. In dat gesprek zou volgens [eisers in conventie] afgesproken zijn dat [gedaagde in conventie 1] het [naam 1] zou kopen van de curator en al het gekochte voor dezelfde prijs zou terug verkopen aan [eiser in conventie 1] . Hieronder vallen volgens [eisers in conventie] ook immateriële activa. [gedaagden in conventie] voert aan dat er geen inhoudelijk gesprek is geweest op 14 of 15 juli 2023 en betwist de gestelde afspraak. Daarnaast voert [gedaagden in conventie] aan dat het onlogisch is dat zo’n afspraak zou zijn gemaakt omdat het [naam 1] vlak voor faillissement in juni 2023 aan [eisers in conventie] is aangeboden en hij het toen niet heeft willen terugkopen (productie 1 bij conclusie van antwoord).
4.4
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagden in conventie] ligt het op de weg van [eisers in conventie] om aannemelijk te maken dat de gestelde afspraak op 14 of 15 juli 2023 is gemaakt. [eisers in conventie] is hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter in deze procedure niet in geslaagd. [eisers in conventie] heeft weliswaar verklaringen overgelegd van meerdere personen ter onderbouwing van de afspraak, maar die personen zijn niet aanwezig geweest bij het betreffende gesprek aan de keukentafel. Daar waren volgens [eisers in conventie] enkel [gedaagde in conventie 1] , [eiser in conventie 2] en [eiser in conventie 3] bij aanwezig. Hierdoor kan aan de verklaringen (vooralsnog) geen betekenis worden gehecht. Of de door [eisers in conventie] gestelde afspraak is gemaakt op 14 of 15 juli 2023, is zonder nader onderzoek naar de feiten, waarvoor een kort geding zich niet leent, niet vast te stellen. Dit betekent dat voorshands niet aannemelijk is dat de gestelde afspraak op 14 of 15 juli 2023 is gemaakt.
Verkoop 3a
4.5
Partijen zijn het er over eens dat met de overeenkomst van 25 augustus 2023 materiele activa is overgedragen. In geschil is of met die overeenkomst ook immateriële activa is overgedragen. [gedaagden in conventie] voert aan dat het niet zijn bedoeling was om de immateriële activa over te dragen en heeft verwezen naar de overeenkomst die hij met de curator heeft gesloten. In de overeenkomst met de curator is een strikt onderscheid gemaakt tussen materiele activa en immateriële activa. De tekst van die overeenkomst inclusief de bijlage die ziet op materiele zaken is één op één opgenomen in de overeenkomst tussen [gedaagde in conventie 2] en [eiser in conventie 2] . Het immateriële deel in de overeenkomst met de curator is niet opgenomen in de overeenkomst met [eiser in conventie 2] . [eisers in conventie] stelt ervan uit gegaan te zijn dat door overdracht van computers en de back up schijf ook de gegevens die daarop zouden staan werden overgedragen en dat daarom ook de immateriële activa onder de overeenkomst zou vallen.
4.6
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit de stellingen van partijen geen gezamenlijke bedoeling blijkt om met de overeenkomst van 25 augustus 2023 ook de immateriële activa over te dragen. [eisers in conventie] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat met de overeenkomst ook immateriële zaken werden overgedragen. Objectieve uitleg van de overeenkomst brengt ook niet mee dat daarmee immateriële activa werd overgedragen. Dit is namelijk niet als zodanig vermeld in de overeenkomst en bij overdracht van twee p-c’s en de back-up schijf (zoals vermeld op de lijst bij de overeenkomst van 25 augustus 2023) is het niet vanzelfsprekend dat dan ook de bedrijfsgegevens die op een back-up schijf zouden staan worden overgedragen. Dit betekent dat voorshands onvoldoende is komen vast te staan dat overeengekomen is dat immateriële zaken worden overgedragen van [gedaagde in conventie 2] aan [eiser in conventie 2] . De vordering tot nakoming zal daarom worden afgewezen.
Voorschot schadevergoeding
4.7
[eisers in conventie] vordert betaling van een voorschot op schadevergoeding van € 100.000,00. Bij een veroordeling tot betaling van een geldsom in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar – kort gezegd – het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.8
[eisers in conventie] heeft de gevorderde schade gegrond op een gesloten overeenkomst van opdracht, welke overeenkomst [gedaagden in conventie] betwist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de vraag of er sprake was van een overeenkomst en zo ja hoe die overeenkomst moet worden gekwalificeerd in het midden worden gelaten. Onvoldoende is namelijk komen vast te staan dat er überhaupt sprake zou zijn geweest van een tekortkoming dan wel onrechtmatige gedraging die daaruit voortvloeit. Daartoe wordt overwogen als volgt.
4.9
[eisers in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie 1] ten onrechte heeft geadviseerd geen bieding te doen vanuit het faillissement, maar dit heeft [gedaagde in conventie 1] gemotiveerd betwist. [gedaagden in conventie] betwist dat een dergelijk advies is gegeven en voert aan dat het ook niet voor de hand ligt omdat het [naam 1] in juni 2023 nog aan [eisers in conventie] is aangeboden en hij het toen niet terug heeft willen kopen. Gezien de gemotiveerde betwisting kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands niet van de gestelde tekortkoming worden uitgegaan. De door [eisers in conventie] gestelde tekortkomingen ten aanzien van verkoop van immateriële activa zijn gelet op hetgeen eerder is overwogen niet aannemelijk. Daardoor kan ook niet geconcludeerd worden dat er sprake is van onrechtmatig handelen door [gedaagde in conventie 1] . Omdat een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst door [gedaagde in conventie 1] niet aannemelijk is, slaagt ook de gestelde onrechtmatige daad jegens [gedaagde in conventie 2] niet. Hierdoor wordt niet toegekomen aan toewijzing van schade en deze vordering wordt daarom geheel afgewezen.
Verbod exploiteren gezondheidscentrum met immaterieel actief
4.1
Zoals eerder is overwogen, is voorshands niet gebleken dat het immateriële actief dient te worden overgedragen aan [eisers in conventie] Hierdoor is er geen grondslag om [gedaagden in conventie] het gevorderde verbod het gezondheidscentrum te exploiteren met het immateriële actief op te leggen. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.11
De vordering tot betaling van buitengerechtelijk kosten is een nevenvordering en zal worden afgewezen nu de andere vorderingen geheel worden afgewezen.
Proceskosten
4.12
[eisers in conventie] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden in conventie] worden begroot op:
- griffierecht
2.277,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.562,00
in reconventie
spoedeisend belang
4.13
Het spoedeisend belang van [eisers in reconventie] bij de vorderingen vloeit voldoende voort uit de aard ervan.
Verbod negatief uitlaten
4.14
[eisers in reconventie] vordert dat het [verweerders in reconventie] verboden wordt om zich mondeling of schriftelijk negatief uit te laten over [eiser in reconventie 1] , diens partner [naam 2] , [eiser in reconventie 2] , [naam 1] , [verweerder in reconventie 1] en/of BOCAM.
4.15
Toewijzing van het gevorderde verbod zou een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van [verweerders in reconventie] op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan slechts worden beperkt, indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (zie artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake indien de uitlating onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse – in beginsel gelijkwaardige – belangen tegen elkaar worden afgewogen.
4.16
[eisers in reconventie] legt aan de vordering ten grondslag dat hij hinder ondervindt van de gedragingen van [verweerder in reconventie 2] en mogelijk schade zal lijden omdat docenten voor de BOCAM opleiding afhaken en studenten weg blijven. [verweerders in reconventie] voert aan dat hij vanwege vragen die hij kreeg mails heeft gestuurd naar voormalig studenten en een mogelijke belediging in die mail nog geen onrechtmatige daad oplevert.
4.17
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het onaardig reageren van partijen over en weer op het moment dat zij een conflict met elkaar hebben niet ongebruikelijk is en zij dat in zekere zin van elkaar moeten accepteren. Hier is echter sprake van beschuldigingen die [verweerder in reconventie 2] uit in e-mails aan voormalig leden en relaties van zijn onderneming. Een onderneming die hij heeft verkocht en waarvan de immateriele activa inmiddels in handen is van [gedaagden in conventie] . Het doen van negatieve uitlatingen, kan mogelijk schade toebrengen aan de onderneming van [eiser in reconventie 1] en er is geen algemeen belang mee gediend dat [verweerder in reconventie 2] dergelijke informatie verspreid.
4.18
In de mail die als productie 15 bij de eis in reconventie is gevoegd wordt onder andere het volgende geschreven door [verweerder in reconventie 2] :
“Aan allen die ooit aan BOCAM hebben deelgenomen, huidige en oud-studenten en alle Bocam praktijken en Bocam Tai Chi scholen”…“er is een BOCAM COUP aan de gang”…”Zoals je hieronder in mijn verslag kunt lezen is een-en-ander in onze ogen op misleidende en zelfs misdadige wijze gebeurd”…”maar dat neemt niet weg dat er in mijn ogen hier absoluut sprake is van misleiding en bedrog!”.
4.19
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van [eisers in reconventie] bij een verbod tot negatief uitlaten zwaarder dan het belang van [verweerders in reconventie] om het publiek te informeren over het geschil. Daarbij weegt mee dat [verweerders in reconventie] op concrete vragen ook op een neutrale toon kan reageren met de mededeling dat er sprake is van een geschil tussen partijen. De uitlatingen van [verweerders in reconventie] richting (voormalig) leden en relaties worden daarom als onrechtmatig beschouwd. Het verbod zal worden toegewezen, in die zin dat het [verweerders in reconventie] verboden wordt om zich jegens (voormalig) leden en relaties van [naam 1] , [verweerder in reconventie 1] en/of BOCAM bedreigend, beledigend, misleidend, diffamerend of benadelend uit te laten over [eiser in reconventie 1] , [eiser in reconventie 2] , [naam 1] , [verweerder in reconventie 1] en/of BOCAM. [eisers in reconventie] heeft niet onderbouwd waarom de vordering ook toewijsbaar is voor wat betreft uitlatingen over de echtgenote van [eiser in reconventie 1] – die hier geen partij is – en dat deel zal daarom worden afgewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd tot € 100,00 per overtreding en/of elke dag dat niet wordt voldaan aan het verbod, met een maximum van € 5.000,00.
Verbod tot gebruik immateriële eigendomsrechten
4.2
[eisers in reconventie] vordert dat het [verweerders in reconventie] verboden wordt gebruik te maken van de immateriële activa van [eiser in reconventie 2] omdat die eigendom zijn van [eiser in reconventie 2] en hij geen inbreuk mag maken op het bedrijfsdebiet van [eiser in reconventie 2] . [verweerders in reconventie] is van oordeel dat hij zijn voormalige klanten wel mag benaderen omdat er geen concurrentie of relatiebeding is en hij gebruik maakt van gegevens op een oude back-up schijf die hij heeft gemaakt voor de verkoop aan [B.V.] .
4.21
De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van het door partijen over en weer gestelde thans niet kan worden vastgesteld of er sprake is van onrechtmatige concurrentie door [verweerders in reconventie] Wel is er sprake van onrechtmatig gebruik van bedrijfsgegevens van [eiser in reconventie 2] door [verweerders in reconventie] Hij heeft ter zitting aangegeven dat hij een back up heeft gemaakt van de gegevens van voormalige klanten en relaties en dat hij die gegevens heeft gebruikt. [verweerders in reconventie] heeft de gegevens die hij gebruikt dus achtergehouden bij de verkoop van zijn onderneming. Het zijn vertrouwelijke gegevens die op dit moment eigendom zijn van [eiser in reconventie 2] . [verweerders in reconventie] had die gegevens bij verkoop aan [B.V.] niet mogen achterhouden en die gegevens komen na verkoop door de curator aan [eiser in reconventie 2] toe. Gelet daarop zal het verbod jegens [verweerders in reconventie] worden toegewezen als vermeld in het dictum. De gevorderde dwangsom zal gematigd worden tot € 100,00 per overtreding en/of elke dag dat niet aan het verbod wordt voldaan, met een maximum van € 5.000,00.
Proceskosten
4.22
[verweerders in reconventie] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Vanwege verwevenheid met de vorderingen in conventie zal het salaris worden berekend op de helft van het geldende liquidatietarief. De proceskosten van [eisers in reconventie] worden begroot op:
- salaris advocaat
553,50
(factor 0,5 × 1.107,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
731,50

5.5. De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1
wijst de vorderingen van [eisers in conventie] af,
5.2
veroordeelt [eisers in conventie] in de proceskosten van € 3.562,00, te betalen aan [gedaagden in conventie] binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers in conventie] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
5.4
verbiedt [verweerders in reconventie] zich richting leden en relaties van [naam 1] , [verweerder in reconventie 1] en/of BOCAM mondeling of schriftelijk bedreigend, beledigend, misleidend, diffamerend of benadelend uit te laten over [eiser in reconventie 1] , [eiser in reconventie 2] , [naam 1] , [verweerder in reconventie 1] en/of BOCAM op verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per overtreding en/of elke dag dat niet aan dit verbod wordt voldaan, met een maximum van € 5.000,00,
5.5
verbiedt [verweerders in reconventie] om op welke wijze dan ook gebruik te maken van immateriële eigendomsrechten van [eiser in reconventie 2] zoals die zijn overgedragen door de curator aan [eiser in reconventie 2] , bestaande uit relatie, ledenbestanden, e-mailadressen, back-ups van leden/relatiebestanden van [naam 1] , [verweerder in reconventie 1] en BOCAM op verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per overtreding en/of elke dag dat niet aan dit verbod wordt voldaan, met een maximum van € 5.000,00,
5.6
veroordeelt [verweerders in reconventie] in de proceskosten van € 731,50, te betalen aan [eisers in reconventie] binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [verweerders in reconventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door Fleskens en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.