ECLI:NL:RBZWB:2024:3589

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/02/416467 FA RK 23-5595
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van onderhoudsbijdrage voor levensonderhoud en studie van meerderjarige dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een onderhoudsbijdrage voor de dochter, die meerderjarig is en studeert. De dochter, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.G.M. Baas, heeft verzocht om een maandelijkse bijdrage van € 400,00, met een subsidiair verzoek van € 280,00. De man, vertegenwoordigd door mr. M.E. Kok, heeft verweer gevoerd en verzocht om afwijzing van de verzoeken.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2024 hebben partijen overeenstemming bereikt. De man heeft ermee ingestemd om een onderhoudsbijdrage van € 250,00 per maand te betalen, met ingang van 1 mei 2024, totdat de dochter de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt of eerder als zij haar studie beëindigt. De rechtbank heeft deze overeenkomst goedgekeurd en de bijdrage vastgesteld, met de voorwaarde dat de dochter redelijke studieresultaten behaalt.

De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen drie maanden na de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/416467 FA RK 23-5595
beschikking d.d. 23 mei 2024
in de zaak van
[de dochter],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de dochter,
advocaat mr. C.G.M. Baas, gevestigd te Bergen op Zoom,
en
[de man],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.E. Kok, gevestigd te Goes.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 29 november 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Prop d.d. 16 januari 2024;
- het op 18 januari 2024 ontvangen verweerschrift met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Baas d.d. 29 januari 2024, met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Baas d.d. 5 februari 2024, met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Baas d.d. 12 april 2024, met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 25 april 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat.

2.De feiten

2.1.
De dochter is geboren uit het inmiddels ontbonden huwelijk tussen de man en mevrouw [naam].
2.2.
De dochter is meerderjarig.
2.3.
De dochter studeert.

3.De verzoeken

3.1.
De dochter verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Primair
- Te bepalen dat de man een onderhoudsbijdrage dient te voldoen van € 400,00 per maand aan de dochter met ingang van 1 januari 2022 totdat de dochter de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt, subsidiair indiening verzoekschrift voor de toekomst en bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanig bedrag en met ingang van zodanige datum als uw Rechtbank juist acht.
Subsidiair
- Te bepalen dat de man een onderhoudsbijdrage dient te voldoen van € 280,00 per maand voor de dochter met ingang van 1 januari 2022 totdat de dochter de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt, subsidiair indiening verzoekschrift voor de toekomst en bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanig bedrag en met ingang van zodanige datum als uw Rechtbank juist acht.
Meer subsidiair
- Te bepalen dat de man een onderhoudsbijdrage dient te voldoen van € 280,00 per maand voor de dochter met ingang van 1 januari 2022 op de kinderkostenrekening totdat de dochter de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt, subsidiair indiening verzoekschrift voor de toekomst en bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanig bedrag en met ingang van zodanige datum als uw Rechtbank juist acht.
3.2.
De man voert verweer en verzoekt de verzoeken van de dochter af te wijzen.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen hebben - na een korte schorsing tijdens de mondelinge behandeling - (alsnog) overeenstemming bereikt. Zij zijn overeengekomen dat de man een onderhoudsbijdrage aan de dochter -te storten op haar privérekening- dient te voldoen van € 250,00 per maand met ingang van 1 mei 2024 en totdat de dochter de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt of zoveel eerder als de dochter is gestopt met haar studie. Zoals ook in voornoemde vaststellingsovereenkomst onder artikel 11.5 is opgenomen blijft het van belang dat de dochter redelijke studieresultaten behaalt. De dochter volgt op dit moment een hbo-opleiding, maar ook wanneer zij zal starten aan, bijvoorbeeld, een master, in geval zij de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft bereikt, blijft de onderhoudsbijdrage van toepassing.
4.2.
Deze overeenstemming komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal op onderstaande wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de door de man te betalen bijdrage ten behoeve van levensonderhoud en studie van de dochter met ingang van 1 mei 2024 nader wordt vastgesteld op € 250,= per maand, voor de toekomst bij vooruitbetaling aan de dochter, te voldoen totdat de dochter de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt of zoveel eerder als de dochter is gestopt met haar studie, zulks met inachtneming van hetgeen onder rechtsoverweging 4.1 is opgenomen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn, en, in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.