ECLI:NL:RBZWB:2024:3590

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/02/412454 FA RK 23-3633
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezamenlijk gezag, opbouwregeling en kinderbijdrage in een familiezakenprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2024, zijn de verzoeken van een vrouw en een man met betrekking tot hun minderjarige kind besproken. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C.M.E. Schijvenaars, verzocht om een bijdrage van € 600 per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, geboren op [geboortedag] 2021. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Kalle, voerde verweer en deed zelfstandig verzoeken, waaronder het afwijzen van de bijdrage en het vaststellen van een omgangsregeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2024, waarbij ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was, werd duidelijk dat beide ouders bereid waren om samen te werken aan een zorgregeling. De rechtbank heeft het verzoek van de man om gezamenlijk gezag over het kind toegekend, aangezien de vrouw hiermee instemde en er geen bezwaren waren tegen het belang van het kind.

De rechtbank heeft een opbouwregeling vastgesteld voor de omgang tussen de man en het kind, die in stappen zal plaatsvinden, met als doel een definitieve zorgregeling te bereiken. Daarnaast is overeengekomen dat de man vanaf 1 januari 2024 een maandelijkse bijdrage van € 278 zal betalen voor de kosten van opvoeding en verzorging van het kind. De rechtbank heeft de verzoeken van de man die ingetrokken zijn, afgewezen en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/412454 FA RK 23-3633
beschikking d.d. 23 mei 2024
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.C.M.E. Schijvenaars, gevestigd te Vlissingen,
en
[de man],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M. Kalle, gevestigd te Middelburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 2 augustus 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 22 november 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 24 november 2023 van mr. Kalle;
- het F9-formulier d.d. 6 december 2023 van mr. Schijvenaars;
- het F9-formulier d.d. 11 januari 2024 van mr. Schijvenaars;
- het F9-formulier d.d. 12 januari 2024 van mr. Kalle;
- het F9-formulier d.d. 10 april 2024 van mr. Schijvenaars, met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 15 april 2024 van mr. Schijvenaars, met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 15 april 2024 van mr. Kalle, met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 16 april 2024 van mr. Schijvenaars, met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 25 april 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen de Raad.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit hun relatie is het volgende, nu nog minderjarige kind geboren: [minderjarige] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2021.
2.3.
Genoemd kind is door de man erkend.
2.4.
De vrouw is belast met het ouderlijk gezag over die minderjarige.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt, na wijziging, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te
bepalen dat de man aan de vrouw dient te voldoen een bijdrage van € 600,-- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] , zulks met ingang van de datum van indiening van dit verzoekschrift, althans een zodanig bedrag als uw rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
3.2.
De man voert verweer en verzoekt, bij wijze van zelfstandig verzoek, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. de bijdrage die de vrouw verzoekt af te wijzen en een bijdrage vast te stellen conform de wettelijke maatstaven met ingang van de datum van de in deze te geven beschikking;
II. De man vervangende toestemming te verlenen tot het erkennen van [minderjarige] ;
III. Een omgangsregeling/ zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] één dag in de week bij de man verblijft eens in de twee weken en in de andere week een weekend bij de man
verblijft van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, alsmede gedurende de helft van alle
feestdagen en vakanties, voor zover de man alsdan niet voor zijn werk in het buitenland
verblijft;
IV. Partijen gezamenlijk te belasten met het ouderlijk gezag;
V. Een bijzondere curator te benoemen vanwege het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ingegaan.

4.De beoordeling

Gezag
4.1.
De vrouw stemt in met het verzoek van de man dat partijen gezamenlijk worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
4.2.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot het gezag als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen, nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet.
Omgangsregeling
4.3.
De vrouw heeft geen bezwaar tegen het realiseren van contactherstel tussen de man en [minderjarige] . Partijen zijn het eens dat er in stapjes naar de door de man verzochte zorgregeling toegewerkt moet worden. [minderjarige] moet de man immers rustig kunnen leren kennen. Ook is het van belang dat de vrouw vertrouwen krijgt in de man en kan zien dat hij een goede vader kan zijn. De man werkt telkens 6 weken in het buitenland en vervolgens 6 weken thuis. Partijen zijn het erover eens dat gestart moet worden met omgang op een neutraal terrein in aanwezigheid van de moeder.
4.4.
De Raad adviseert op korte termijn te starten met de opbouw van de contactmomenten, nu partijen het hierover eens zijn en zij zich er beiden voor willen inzetten tot elkaar te komen.
4.5.
Gebleken is dat beide ouders zich willen inzetten om tot een zorgregeling tussen de man en [minderjarige] te komen, waarbij op een rustig tempo wordt opgebouwd. Zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken zal de rechtbank een opbouwregeling bepalen, rekening houdend met hetgeen door partijen is aangevoerd met betrekking tot praktische (on)mogelijkheden.
4.6.
De rechtbank oordeelt hiertoe als volgt.
4.7.
Partijen volgen een stap voor de duur van in ieder geval vier weken en totdat de vader voor werk naar het buitenland gaat, waarbij na terugkomst van de vader in Nederland – voor gedurende twee weken – wordt aangevangen met de stap die van toepassing was op het moment dat de vader wegging. Wanneer de vader wegens omstandigheden niet naar het buitenland moet voor werk geldt dat na zes weken wordt overgestapt naar de volgende stap. Dit ritme is van toepassing op de volgende zes stappen:
Stap 1:de man en [minderjarige] hebben één keer per week één uur contact met elkaar in bijzijn van de vrouw en op een neutrale locatie.
Stap 2:de man en [minderjarige] hebben één keer per week één uur contact met elkaar in bijzijn van de vrouw bij de man thuis.
Stap 3:de man en [minderjarige] hebben wekelijks twee uur contact met elkaar, waarbij de vrouw [minderjarige] brengt en haalt.
Stap 4:de man en [minderjarige] hebben wekelijks vier uur contact met elkaar, waarbij de vrouw [minderjarige] brengt en haalt.
Stap 5:de man en [minderjarige] hebben wekelijks zes uur contact met elkaar, waarbij de vrouw [minderjarige] brengt en haalt.
Stap 6:de man en [minderjarige] hebben elke zaterdag van 10:00 uur tot 19:00 uur contact met elkaar, waarbij de vrouw [minderjarige] brengt en haalt.
Na het positief doorlopen van voornoemde zes stappen zal er een nieuw ritme gelden, inhoudende dat voor ieder van de volgende stappen geldt dat na acht weken uitvoering te hebben gegeven aan een stap, waarbij aldus van belang is dat de man in Nederland is, zal worden overgestapt naar de volgende stap:
7.
Stap 7:de man en [minderjarige] hebben contact met elkaar de ene week van zaterdag 10:00 uur tot zondag 10:00 uur en de andere week een middag na school dan wel opvang in onderling overleg te bepalen.
8.
Stap 8:de man en [minderjarige] hebben contact met elkaar de ene week van zaterdag 10:00 uur tot zondag 12:00 uur en de andere week een middag na school dan wel opvang in onderling overleg te bepalen.
9.
Stap 9:de man en [minderjarige] hebben contact met elkaar de ene week van zaterdag 10:00 uur tot zondag 18:00 uur en de andere week een middag na school dan wel opvang in onderling overleg te bepalen.
4.8.
Na het positief doorlopen van voornoemde stappen zal de uiteindelijke zorgregeling gaan gelden, zoals verzocht door de man, waarbij [minderjarige] eens in de twee weken één dag in de week bij de man verblijft en in de andere week een weekend bij de man verblijft van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur.
4.9.
De verdeling van de vakanties zal gaan gelden vanaf het moment dat [minderjarige] bij te man blijft overnachten, aldus vanaf stap 7. De minderjarige krijgt de kans om tijdens de feestdagen telkens extra tijd met de man door te brengen conform de op dat moment geldende zorgregeling. Dit betekent dat wanneer partijen bijvoorbeeld bij stap 6 van het opbouwschema zitten, [minderjarige] een feestdag van 10:00 uur tot 19:00 uur extra bij de man verblijft, met een maximum van de helft van de feestdagen en vakanties.
4.10.
Op het moment dat [minderjarige] daartoe in staat is, staat het de ouders vrij een (telefonisch) contactmoment te organiseren op het moment dat de vader in het buitenland aan het werk is.
4.11.
De rechtbank benadrukt dat het aan ouders is om op geleide van de draagkracht van [minderjarige] te bepalen op een sneller dan wel langzamer tempo de voornoemde opbouwregeling te doorlopen. Gebleken tijdens de mondelinge behandeling is dat de ouders in staat zijn redelijk overleg met elkaar te voeren. Voornoemde opbouwregeling betreft de basis, maar als het op een andere wijze beter uitkomt voor zowel de planning van de man en de vrouw, kan van deze regeling in onderling overleg afgeweken kan worden, zolang het belang van [minderjarige] zich daar niet tegen verzet.
Kinderbijdrage
4.12.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling eveneens overeenstemming bereikt ten aanzien van de kinderbijdrage, inhoudende dat de man met ingang van 1 januari 2024 maandelijks € 278,00 bij vooruitbetaling aan de vrouw betaalt als bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van [minderjarige] . De man zal zo snel als mogelijk de eerste vier maanden, met terugwerkende kracht, betalen.
4.13.
Deze overeenstemming komt de rechtbank niet ongegrond voor en zal op onderstaande wijze worden toegewezen.
Ingetrokken verzoeken
4.14.
De man trekt zijn verzoeken onder II en V in. Nu deze verzoeken zijn ingetrokken, kunnen deze verzoeken niet meer worden onderzocht en zullen deze worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat partijen voortaan gezamenlijk het gezag uitoefenen over de [minderjarige] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2021;
bepaalt dat de man genoemde minderjarige een opbouwende zorgregeling geldt zoals hiervoor onder rechtsoverweging 4.7 is overwogen, waarbij wordt toegewerkt naar de uiteindelijke definitieve zorgregeling waarbij [minderjarige] eens in de twee weken één dag in de week bij de man verblijft en in de andere week een weekend bij de man verblijft van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur en gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, nader in onderling overleg door partijen te regelen en voor zover de man alsdan niet voor zijn werk in het buitenland verblijft;
bepaalt dat de man met ingang van 1 januari 2024 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige aan de vrouw voor de toekomst bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 278,= per maand;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Voorn, en, in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.