ECLI:NL:RBZWB:2024:3622

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
C/02/409312 / HA ZA 23-255
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Fleskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en schadevergoeding in verband met ondeugdelijk stukadoorswerk

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert eiser [naam 1] betaling van openstaande facturen van in totaal € 30.822,31 van gedaagde [naam 3] en de vennootschap onder firma [v.o.f.]. Eiser stelt dat hij stukadoorswerkzaamheden heeft verricht voor een project genaamd [project], maar dat gedaagde de facturen onbetaald heeft gelaten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat het geleverde werk ondeugdelijk is, waardoor hij schade heeft geleden die hij wil verrekenen met de vordering van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van verzuim aan de zijde van eiser, omdat gedaagde niet voldoende duidelijkheid heeft gegeven over de gebreken en herstelwerkzaamheden. De rechtbank oordeelt dat gedaagde hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van het openstaande bedrag en de proceskosten. In reconventie heeft gedaagde zijn vorderingen afgewezen zien, omdat de rechtbank oordeelt dat eiser niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser toegewezen en gedaagde in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/409312 / HA ZA 23-255
Vonnis van 24 april 2024
in de zaak van
[naam 1] H.O.D.N. [handelsnaam],
wonende te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M. van Lith te 's-Hertogenbosch,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[v.o.f.],
gevestigd te [plaats 2] ,
2.
[naam 2],
wonende te [plaats 2] ,
3.
[naam 3],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A.J.C.L. Pals-Rubbens te Etten-Leur.
Partijen zullen hierna [naam 1] en [naam 3] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 september 2023 en de onderliggende stukken,
  • de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij brief van 10 januari 2024 van de zijde van [naam 1] toegezonden conclusie van antwoord in reconventie, ingekomen op 11 januari 2024,
  • de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij brief van 12 januari 2024 van de zijde van [naam 1] toegezonden productie 17, ingekomen op 16 januari 2024,
  • de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van de zijde van [naam 3] toegezonden akte wijziging van eis en aanvullende producties met de nummers 15-20,
  • de mondelinge behandeling op 16 januari 2024;
  • de spreekaantekeningen van de zijde van [naam 1] ;
  • de spreekaantekeningen van de zijde van [naam 3] ;
  • de zittingsaantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 16 januari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] exploiteert een stukadoorsbedrijf. [naam 1] heeft meerdere malen stukadoorswerkzaamheden uitgevoerd in opdracht van [naam 3] .
2.2.
Gedaagden sub 2 en 3 vormen samen de vennootschap onder firma als genoemd onder sub 3. De VOF verricht eveneens (onder meer) stukadoorswerkzaamheden.
2.3.
[naam 3] is eind 2021 benaderd door [b.v.] ( [b.v.] ) voor het uitbrengen van een offerte voor stukadoorswerkzaamheden voor een project genaamd [project] . Het [project] betreft de bouw van een nieuwbouwwoning voor dhr. en mevr. [naam 4] ( [naam 4] ) waarvoor [naam 4] [b.v.] als aannemer heeft ingeschakeld.
2.4.
[naam 3] heeft vervolgens [naam 1] gevraagd om het stukadoorswerk voor [project] uit te voeren omdat [naam 3] deze werkzaamheden in verband met gezondheidsproblemen zelf niet kon verrichten. [naam 1] heeft in de periode vanaf maart 2022 voor [naam 3] stukadoorswerkzaamheden bij [project] verricht.
2.5.
Partijen hebben op 30 juli 2022 respectievelijk 16 augustus 2022 het volgende whatsapp contact gehad:
30-07-2022 11:05 - [naam 3] :
(...)
[project] is stil gelegt schilder moest stoppen dus nog geen verdere betalingen ontvangen. Die zijn op vakantie 2 weken Ik begrijp dat het niet leuk meer is dat geldt voor mij ook. En vergeet niet bepaalde kwaliteit die laatste tijd is geleverd is ook niet goed gegaan waardoor ze moeilijk gaan doen met betalingen en ze zijn nu gewoon op vakantie. Dus als het dan bij mij niet binnen kom kan ik ook niet betalingen doen. Op de achtergrond ben ik er continue mee bezig. (...)
16-08-2022 09:50 - [naam 1] : (..) heb je ook wat ontvangen van [naam 5] van [b.v.]
16-08-202216:41 - [naam 3] : [naam 5] uitv [b.v.] .vcf(bestand bijgevoegd)
16-08-2022 16:41 - [naam 3] : (…) Maat, Ja klopt. (..) er moeten daar in [project] nog wat stukwerk worden nagelopen. Hij heeft een lijst
16-08-2022 16:42 - [naam 1] : ik heb de lijst ook gekrijgen van [naam 5] jongens gaan vrijdag heen om afwerken (...)
16-08-2022 22:40 - [naam 3] : (…)Ik heb nog met [naam 6] contact gehad. De eigenaar is er ook vrijdag en die zegt ook dat er nog hoop moet gebeuren en zeker in de kelder. Dus laat het goed nalopen en afwerken.
(...)
2.6.
[naam 1] heeft in september 2022 (herstel)werkzaamheden voor [naam 3] bij [project] verricht.
2.7.
Op 11 september 2022 heeft [naam 1] de werkzaamheden afgerond. Op 12 september 2022 heeft de oplevering van de werkzaamheden van [naam 1] plaatsgevonden.
2.8.
Op 20 en 21 oktober 2022 hebben partijen het volgende whatsapp contact gehad: 20-10-2022
18:35 - [naam 3] : Volgende week moet ik weer iemand naar [project] gaan herstellen
21-10-2022 14:26 - [naam 3] : [project] . Volgende week wordt het gestukt.
21-10-2022 14:40 - [naam 1] : alleen deze muur
21-10-2022 15:17 - [naam 3] : Nee nog meer. En er moet steiger naar toe dinsdag
21-10-2022 15:31 - [naam 1] : steiger staat in [plaats 3] zal maandag middag in me bus zetten en wie gaat er dinsdag heen om stuken. anders kan ik ook maandag middag naar [project] brengen die steiger
21-10-2022 16:51 - [naam 3] : Ik ga alle kosten die gemaakt zijn allemaal verrekenen met de facturen van jou van [project] .
21-10-2022 16:55 - [naam 1] : geen probleem ik wil ook wel weten wat voor.kosten die gemaakt is. en kan ik ook bij andere jongens verhalen
(…)
21-10-2022 17:30 - [naam 3] : Je kan ook zeggen dat je het zelf wilt oplossen.
21-10-2022 18:38 - [naam 1] : dat wil ik ook zeker doen waarom niet
21-10-2022 18:52 - [naam 3] : Dan kan je Dinsdag daarnaar toe.
23-10-2022 18:19 - [naam 3] : Weet je ik laat die reparatie wel doen en verrekenen we de kosten er moet ook geschilderd worden in het trappenhuis.
2.9.
[naam 1] heeft [naam 3] voor de verrichte werkzaamheden in de periode 10 juni 2022 tot en met 7 oktober 2022 facturen gezonden voor een totaal bedrag van € 30.822,31. [naam 3] heeft deze facturen onbetaald gelaten.
2.10.
Bij brief van 7 november 2022 heeft [naam 1] [naam 3] gesommeerd het totaal openstaande factuurbedrag van € 30.822,31 te voldoen te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten en de rente.
2.11.
[naam 3] heeft bij e-mail van 24 november 2022 de vordering van [naam 1] betwist en zich op het standpunt gesteld dat [naam 1] , dan wel diens onderaannemer(s), schade heeft berokkend op/aan de uitgevoerde werken. Verder heeft [naam 3] meegedeeld dat hij druk doende is met het verrichten van herstelwerkzaamheden op een aantal locaties terzake van schade die door [naam 1] en/of haar onderaannemers is veroorzaakt. De schade wordt op dat moment geschat op minimaal € 17.000,00.
2.12.
Bij e-mail van 1 december 2022 heeft [naam 1] betwist dat hij ondeugdelijk werk heeft geleverd en heeft hij [naam 3] meegedeeld dat [naam 3] voor zover het werk ondeugdelijk was uitgevoerd, [naam 1] in gebreke had moeten stellen en aan hem een redelijke termijn had moeten bieden om eventuele ondeugdelijkheden te herstellen, hetgeen [naam 3] heeft nagelaten. [naam 1] betwist verder de hoogte van de schade en sommeert [naam 3] het openstaande bedrag van € 32.586,90 te voldoen.
2.13.
[naam 3] heeft [naam 1] bij e-mail van 8 december 2022 bericht druk doende te zijn met herstelwerkzaamheden en dat deze herstelwerkzaamheden naar verwachting eind van die week zijn afgerond. [naam 3] heeft verder bericht dat hij [naam 1] dan zal voorzien van een overzicht van de door [naam 1] veroorzaakte schade.
2.14.
[naam 1] heeft hierop gereageerd bij e-mail van 9 december 2022 in die zin dat hij zich niet gehouden acht tot vergoeding van de schade en heeft [naam 3] nogmaals verzocht om tot betaling van het openstaande bedrag over te gaan.
2.15.
[naam 3] heeft op 10 december 2022 in totaal een bedrag van € 3.579,08 aan [naam 1] voldaan.
2.16.
[naam 3] heeft bij e-mail d.d. 15 december 2022 de schade van (onder meer) het [project] uiteengezet welke op dat moment volgens [naam 3] een bedrag van
€ 15.630,- beloopt. [naam 3] heeft [naam 1] in deze e-mail in de gelegenheid gesteld de derde ronde herstelwerkzaamheden als genoemd in het overzicht meer/minderwerk alsnog te verrichten. Indien [naam 1] hiertoe niet overgaat, behoudt [naam 3] zich het recht voor de herstelwerkzaamheden zelf te verrichten en de kosten te verrekenen.
2.17.
Bij e-mail van 16 december 2022 aan [naam 3] heeft [naam 1] aangegeven dat het niet duidelijk is wat wordt verstaan onder het uitvoeren van de derde ronde herstelwerk-zaamheden voor het [project] . [naam 1] verzoekt om per omgaande duidelijkheid te scheppen.
2.18.
[naam 3] heeft [naam 1] bij e-mail van 16 december 2022 bericht dat er nog een gesprek met hem, de hoofdaannemer en de opdrachtgever gepland staat om de derde ronde herstelwerkzaamheden te bespreken en dat dan zal worden vastgesteld wat de nog uit voeren werkzaamheden zijn en op welke termijn.
2.19.
Bij e-mail van 4 januari 2023 heeft [naam 1] [naam 3] bericht dat hij niet meer van hem heeft mogen vernemen en heeft hij verzocht om duidelijkheid te scheppen over de gepretendeerde herstelwerkzaamheden. [naam 3] heeft daarop niet gereageerd.
2.20.
In verband met klachten van [naam 4] heeft [bedrijf] in opdracht van [naam 4] een rapport opgemaakt d.d. 16 februari 2023 waarbij (onder meer) de kwaliteit van het geschilderde-gestukadoorde afwerking op plafonds en wanden is beoordeeld.
2.21.
[naam 1] is op 14 juni 2023 op het [project] geweest om de situatie ter plaatse te bekijken.
2.22.
[naam 1] heeft [naam 3] bij e-mail d.d. 21 juni 2023 bericht dat hij niet zal overgaan tot herstel, dat hij tot de conclusie is gekomen dat de door hem verrichte werkzaamheden niet ondeugdelijk zijn uitgevoerd en dat hij zich om die reden niet gehouden acht om tot herstel over te gaan, zodat hij evenmin gehouden kan worden om enige schade te vergoeden.
2.23.
[naam 3] heeft een geldleningsovereenkomst gesloten met [b.v.] voor een bedrag van € 100.000,- excl. btw betreffende de afkoop van de veroorzaakte schade bij [project] , getekend op 12 respectievelijk 13 december 2023.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[naam 1] vordert samengevat - veroordeling van [naam 3] om aan [naam 1] te betalen een bedrag van € 29.917,42, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 29 maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [naam 3] in de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris van de raadsman van [naam 1] .
3.2.
[naam 3] voert verweer. [naam 3] vordert om de vorderingen van [naam 1] af te wijzen met veroordeling van [naam 1] in de kosten van het geding.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[naam 3] vordert na wijziging van eis om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;
1. te verklaren voor recht dat [naam 1] aansprakelijk is voor de schade ontstaan door het ondeugdelijke stukwerk bij [project] ;
2. [naam 1] te veroordelen om een bedrag van € 93.756,77 te voldoen aan [naam 3] , te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 21 juni 2023, dan wel vanaf datum van de conclusie van antwoord, dan wel een datum door de rechtbank in goede justitie te bepalen, dan wel de zaak te verwijzen naar de schadestaat, dan wel een andere zodanige uitspraak te doen door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
3. [naam 1] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.5.
[naam 1] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De vordering in conventie

4.1.
[naam 1] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij [naam 3] voor de uitgevoerde werkzaamheden facturen heeft gestuurd voor een totaal bedrag van € 30.822,31 en dat [naam 3] die facturen onbetaald heeft gelaten. [naam 1] vordert op grond van artikel 3:296 lid 1 BW nakoming van [naam 3] van zijn betalingsverplichting. [naam 1] stelt verder dat [naam 3] door het verstrijken van de betalingstermijn van de facturen en het niet voldoen aan de sommatie(s) in verzuim is komen te verkeren. [naam 1] lijdt schade, die op grond van artikel 6:74 lid 1 BW voor vergoeding in aanmerking komt. [naam 1] vordert vergoeding van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a e.v. BW te berekenen vanaf de vervaldatum per afzonderlijke factuur. De oudste factuur is vervallen op 10 juli 2022. De rente tot en met 28 maart 2023 bedraagt € 1.590,97 +PM. [naam 1] vordert verder op grond van artikel 6:96 lid 2 BW vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ad € 1.083,22.
opeisbaarheid
4.2.
[naam 3] voert primair het verweer dat de vordering van [naam 1] niet opeisbaar is omdat partijen hebben afgesproken dat de door [naam 1] verrichte werkzaamheden pas volledig zouden worden betaald als het werk netjes en volledig is opgeleverd én [naam 3] zelf volledige betaling van zijn opdrachtgever heeft ontvangen. [naam 1] heeft betwist dat pas tot volledige betaling zou worden overgegaan zodra de opdrachtgever zou hebben betaald.
4.3.
Nu [naam 3] zich op de rechtsgevolgen van voormelde afspraak beroept, had het gezien de betwisting door [naam 1] , op zijn weg gelegen voldoende feiten en omstandigheden te stellen en te onderbouwen waaruit het bestaan van deze afspraak kan worden afgeleid. De enkele verwijzing door [naam 3] naar het whatsapp gesprek van 30 juli 2022 tussen [naam 3] en [naam 1] is daarvoor bepaald onvoldoende nu uit dat gesprek slechts kan worden afgeleid dat [naam 3] niet kan betalen als er geen betalingen binnen komen. Van de door [naam 3] gestelde afspraak blijkt daaruit niet. [naam 3] heeft zijn stelling verder niet onderbouwd terwijl de juistheid daarvan ook niet uit de overgelegde producties kan worden afgeleid. Bij het voorgaande komt nog dat niet in geschil is dat [naam 1] [naam 3] al tijdens zijn werkzaamheden voor [project] facturen heeft gestuurd met het verzoek om te betalen en dat [naam 3] daarop niet afwijzend heeft gereageerd. Een dergelijke gang van zaken laat zich, zoals [naam 1] terecht aanvoert, niet rijmen met de door [naam 3] gestelde afspraak. Met het voorgaande kan dan ook niet worden aangenomen dat de facturen niet opeisbaar zijn. Nu vaststaat dat [naam 1] de in de facturen genoemde werkzaamheden heeft verricht voor [naam 3] , is [naam 3] in zoverre gehouden deze facturen te voldoen.
Tekortkoming [naam 1] en verrekening
4.4.
[naam 3] beroept zich bij wijze van verweer subsidiair op opschorting en verrekening van de door hem geleden en nog te lijden schade met de vordering van [naam 1] . [naam 3] stelt dat [naam 1] tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst omdat het opgeleverde stucwerk van [naam 1] ondeugdelijk is op grond waarvan [naam 3] recht heeft op vervangende schadevergoeding. [naam 3] voert aan dat [naam 1] in verzuim verkeert ten aanzien van het herstellen van de schade omdat hij meerdere kansen om te herstellen heeft laten liggen. [naam 3] stelt verder dat [naam 1] tekort is geschoten omdat hij geen opleveringsrapport heeft opgemaakt met [naam 4] en hoofdaannemer [b.v.] terwijl dit wel was afgesproken met [naam 3] . [naam 3] verwijst voor de gebreken en de daardoor ontstane schade naar het rapport van [bedrijf] . Na wijziging van eis heeft [naam 3] nog aangevoerd dat hij genoodzaakt was om met [b.v.] aan [naam 4] een afkoopvoorstel te doen voor een bedrag van € 100.000,- voor het stukwerk en alle herstelwerkzaamheden en dat hij een leningsovereenkomst met [b.v.] heeft moeten sluiten om dit bedrag te kunnen betalen. Naar de rechtbank uit de stellingen van [naam 3] in de akte wijziging van eis begrijpt, betreft het bedrag van € 100.000,- (121.000,-) vervangende dan wel aanvullende schade en moet dit bedrag worden verrekend met de vordering van [naam 1] . [naam 3] voert daarbij aan dat door de onderlinge afspraak en communicatie tussen de advocaten duidelijk is dat hij door het verzuim van [naam 1] de verbintenis (het deugdelijk opleveren en herstellen van het stukwerk inclusief gevolgschade) heeft omgezet in een vervangende schadevergoeding ex art. 6:87 BW. Primair stelt [naam 3] dat alle posten onder deze wijziging van eis vallen onder de vervangende schade. Subsidiair moeten de kosten van het stucwerk en schilderwerk gelden als vervangende schadevergoeding en zijn de overige posten aanvullende schadevergoedingen. Nu de vordering van [naam 1] maximaal € 27.243,23 bedraagt en door [naam 3] wordt verrekend met zijn schade van € 121.000,-, komt het te betalen bedrag voor [naam 1] uit op € 93.756,774 inclusief btw, aldus [naam 3] .
4.5.
[naam 1] heeft gemotiveerd betwist dat er sprake is van ondeugdelijk werk en ook dat hij in verzuim verkeert. [naam 1] stelt dat hij niet voldoende in de gelegenheid is gesteld om herstelwerkzaamheden te verrichten terwijl ook onvoldoende duidelijk was welke werkzaamheden verricht moesten worden. [naam 1] heeft ook de hoogte van de schade gemotiveerd betwist. Gezien die gemotiveerde betwisting is de juistheid van de tegenvordering waarop [naam 3] zich ter verrekening beroept niet eenvoudig vast te stellen. Op grond van het bepaalde in artikel 6:136 BW kan de rechter in dat geval ondanks een beroep op verrekening de vordering toewijzen indien deze vordering overigens toewijsbaar is. De vraag is dan of en in hoeverre de vordering van [naam 1] kan worden toegewezen. Zoals hiervoor overwogen is [naam 3] in beginsel gehouden de facturen te voldoen. [naam 3] stelt echter dat de vordering niet juist is berekend omdat hij op 9 december 2022 een drietal betalingen heeft gedaan tot een bedrag van € 3.496,50 en dat deze bedragen op grond van het bepaalde in artikel 6:43 BW niet langer deel uit maken van de hoofdsom zodat daarover, anders dan [naam 1] heeft berekend, geen rente en kosten verschuldigd zijn. De rechtbank volgt [naam 3] daarin niet. Op grond van het bepaalde in artikel 6:44 BW moet de betaling van € 3.496,50 eerst in mindering worden gebracht op de buitengerechtelijke kosten, vervolgens op de verschenen wettelijke handelsrente en vervolgens op de hoofdsom en de lopende rente. Dit betekent dat het uitgangspunt van de berekening van [naam 1] in de dagvaarding van de handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten in zoverre juist is. De rente over de respectieve facturen is berekend tot 28 maart 2023. Ook de gevorderde wettelijke handelsrente over die facturen na die datum is derhalve toewijsbaar als gevorderd. De vordering van [naam 1] kan derhalve worden toegewezen als na te melden.
4.6.
[naam 3] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam 1] worden begroot op:
- dagvaarding € 110,62
- griffierecht 1.301,00
- salaris advocaat
1.572,00(2 punten × tarief € 786,00)
Totaal € 2.983,62
in reconventie
4.7.
Aan de in reconventie gevraagde verklaring voor recht en de vordering tot vergoeding van de schade legt [naam 3] hetzelfde ten grondslag als hij in conventie als verweer heeft aangevoerd namelijk dat het opgeleverde werk van [naam 1] ondeugdelijk is, dat [naam 1] in verzuim verkeert en dat [naam 1] gehouden is de schade te vergoeden, een en ander als weergegeven onder r.o. 4.3.
4.8.
Ook hier geldt dat [naam 1] gemotiveerd betwist dat er sprake is van ondeugdelijk werk en ook dat hij in verzuim verkeert. [naam 1] stelt dat hij niet voldoende in de gelegenheid is gesteld om herstelwerkzaamheden te verrichten terwijl ook onvoldoende duidelijk was welke werkzaamheden verricht moesten worden. [naam 1] heeft ook de hoogte van de schade gemotiveerd betwist.
4.9.
Vast staat dat de vorderingen van [naam 3] zien op de werkzaamheden van [naam 1] voor het [project] .
verzuim
4.10.
Het meest verstrekkende verweer van [naam 1] is dat hij niet in verzuim verkeert ten aanzien van de nakoming van de overeenkomst met [naam 3] betreffende [project] . [naam 1] stelt dat hij door [naam 3] niet in gebreke is gesteld terwijl hij altijd bereid is geweest om eventuele ondeugdelijkheden te herstellen. [naam 3] voert daartegen aan dat hij [naam 1] meerdere kansen heeft gegeven om te herstellen en dat [naam 1] deze kansen heeft laten liggen. Verder voert [naam 3] aan dat het verzuim inmiddels vast staat omdat [naam 1] heeft verklaard niet tot herstel over te gaan. [naam 3] voert ook nog aan dat partijen hebben afgesproken dat [naam 3] de geleden en nog te lijden schade mag verrekenen met de facturen van [naam 1] .
4.11.
Op grond van artikel 6:74 lid 1 BW verplicht iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. Voor zover nakoming niet reeds blijvend onmogelijk is, is er op grond van het bepaalde in artikel 6:74 lid 2 BW eerst sprake van een tekortkoming wanneer er sprake is van verzuim. Voor zover hier van belang is in art. 6:82 lid 1 BW bepaald dat het verzuim intreedt, wanneer de schuldenaar in gebreke is gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft.
4.12.
Vaststaat dat de overeenkomst tussen partijen ten aanzien van [project] mondeling is gesloten. Volgens [naam 3] was afgesproken dat er wat betreft de kwaliteit van het werk sprake moest zijn van Klasse I; het sausklaar maken van de wanden. [naam 1] heeft dit gemotiveerd betwist. De enkele verwijzing door [naam 3] naar het [bedrijf] rapport is onvoldoende ondersteuning nu [naam 1] niet bij de totstandkoming van dit rapport betrokken is geweest. [naam 3] heeft zijn stelling verder niet onderbouwd zodat van de juistheid daarvan niet kan worden uitgegaan. De rechtbank stelt naar aanleiding van de verklaringen ter zitting vast dat beide partijen een hoge standaard hebben met betrekking tot de kwaliteit van het werk en dat “goed en schuurklaar” een minimumeis is.
4.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat er in eerste instantie sprake was van gebreken aan het stucwerk. Vaststaat ook dat [naam 1] op 16 augustus 2022 herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd. Verder staat vast dat [naam 1] op 12 september 2022 het werk heeft opgeleverd en dat de uitvoerder daarmee akkoord ging. Van verzuim van [naam 1] ten aanzien van herstelwerkzaamheden is op dat moment in zoverre geen sprake.
4.14.
De vraag is dan of [naam 1] na 12 september 2022 in verzuim is komen te verkeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam 3] niet voldoende onderbouwd dat het voor [naam 1] voldoende duidelijk was welke gebreken er na 12 september 2022 (nog) aan zijn werk kleefden en welke herstelwerkzaamheden er nog door hem moest worden verricht. [naam 3] verwijst naar whatsapp gesprekken in oktober 2022 maar zonder nadere toelichting die ontbreekt, kan daaruit niet worden afgeleid welke herstelwerkzaamheden [naam 1] moest verrichten en ook niet dat [naam 1] daartoe niet bereid was.
4.15.
De e-mailwisseling tussen partijen in december 2022 en januari 2023 geeft evenmin voldoende duidelijkheid. [naam 3] heeft bij e-mail van 15 december 2022 aan [naam 1] meegedeeld dat er sprake is van een aantal gebrekkige werkzaamheden in het [project] en heeft [naam 1] in de gelegenheid gesteld “de derde ronde herstelwerkzaamheden als genoemd in het overzicht meer/minderwerk voor het [project] alsnog te verrichten”. Naar de rechtbank uit de e-mail van 15 december 2022 begrijpt, zijn dat de door [naam 3] in de e-mail genoemde werkzaamheden waardoor de schade een bedrag van € 15.630,- beloopt. Welke herstelwerkzaamheden [naam 1] zelf dan concreet nog moet verrichten blijkt uit die e-mail in zoverre dan ook niet. Wel wordt verwezen naar een lijst van meer- en minderwerk. Het is echter onduidelijk of daarin ook de door [naam 3] zelf reeds verrichte werkzaamheden zijn opgenomen. Bovendien heeft [naam 1] [naam 3] bij e-mails van 16 december 2022 en 4 januari 2023 verzocht om duidelijkheid te scheppen over die derde ronde herstelwerkzaamheden. [naam 3] heeft niet voldoende betwist dat hij daarop niet inhoudelijk heeft gereageerd.
4.16.
De vraag is dan of [naam 1] anderszins reeds bekend moest worden verondersteld met de in de lijst van meer -en minderwerk genoemde herstelwerkzaamheden. De rechtbank stelt vast dat in het whats app gesprek van 16 augustus 2022 tussen partijen is gesproken over een lijstje van [b.v.] van te verrichten werkzaamheden. Dit lijstje is door partijen echter niet in het geding gebracht, waardoor ook niet kan worden vastgesteld of daarin reeds werkzaamheden werden genoemd waarnaar in de lijst van meer/minderwerk wordt verwezen. Bovendien is het ook mogelijk dat bepaalde gebreken zoals het niet waterpas zijn van de plafonds pas aan het licht zijn gekomen in een later stadium, bijvoorbeeld bij het plaatsen van het meubilair. Bij dit alles komt nog, zoals de rechtbank uit de stellingen van [naam 3] ter zitting afleidt, dat er sprake was van specifieke wensen van de opdrachtgever zowel ten aanzien van de inbouwkasten als ten aanzien van het werkproces, terwijl is gesteld noch gebleken dat [naam 3] deze wensen met [naam 1] heeft gedeeld.
4.17.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat ook al zou het uiteindelijke stucwerk niet voldoen, [naam 3] [naam 1] onvoldoende concreet heeft geïnformeerd over de gebreken en de te verrichten herstelwerkzaamheden waardoor [naam 1] onvoldoende in de gelegenheid is gesteld deze gebreken te herstellen.
4.18.
Voor zover [naam 3] nog verwijst naar het rapport van [bedrijf] kan dit niet tot een ander oordeel leiden. Dit rapport is opgemaakt op 16 februari 2023 en dateert derhalve van na de e-mail van 15 december 2022 en ook van na de door [naam 3] zelf verrichte herstelwerkzaamheden. Zonder nadere toelichting die ontbreekt kan niet worden vastgesteld of en zo ja welke gebreken uit het rapport van [bedrijf] zien op de werkzaamheden van [naam 1] danwel op de eigen werkzaamheden van [naam 3] . Zij hadden op dat moment namelijk allebei een poging gedaan om deugdelijk stucwerk af te leveren.
4.19.
Dat [naam 1] vervolgens op 14 juni 2023 heeft meegedeeld geen herstelwerkzaamheden te zullen verrichten is in het licht van het voorgaande geen omstandigheid in de zin van artikel 6:83 BW waardoor het verzuim intreedt zonder ingebrekestelling. Van verzuim van [naam 1] is op grond van het voorgaande dan ook geen sprake en daarmee evenmin van een tekortkoming. De gevorderde verklaring voor recht en de vordering tot vergoeding van de schade liggen daarmee reeds voor afwijzing gereed.
4.20.
[naam 3] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam 1] worden begroot op:
- salaris advocaat
1.214,00(1 punten × tarief € 1.214,00)
Totaal € 1.214,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt de vennootschap onder firma [v.o.f.] , dhr. [naam 3] en mevr. [naam 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [naam 1] te betalen een bedrag van € 29.917,42 (negentwintigduizend negenhonderdzeventien euro en tweeënveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 a BW over de respectieve facturen met ingang van 29 maart 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt de vennootschap onder firma [v.o.f.] , dhr. [naam 3] en mevr. [naam 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [naam 1] tot op heden begroot op € 2.983,62, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt [naam 3] in de proceskosten, aan de zijde van [naam 1] tot op heden begroot op € 1.214,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Fleskens en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.