Op 4 juni 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van mr. S.C. van Paridon, advocaat te Rotterdam, namens de verzoeker. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van de behandeling van de hoofdzaak, waarbij de verzoeker zich benadeeld voelde door de rechterlijke regievoering. De verzoeker stelde dat de rechter herhaaldelijk door hem heen sprak en hem verhinderde zijn standpunten naar voren te brengen. Daarnaast werd er geklaagd over een verzoek van de rechter aan de gemachtigde van de staatssecretaris om een processtuk aan het digitale dossier toe te voegen, zonder dat de verzoeker de gelegenheid kreeg om zijn bezwaren hiertegen toe te lichten.
De rechter heeft in haar reactie op het wrakingsverzoek ontkend partijdig of vooringenomen te zijn geweest. Zij stelde dat de verzoeker voldoende gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunten naar voren te brengen en dat de onderbrekingen bedoeld waren om verduidelijking te vragen. De wrakingskamer heeft vervolgens de gronden van het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten die de onpartijdigheid in twijfel trekken.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden heeft de wrakingskamer geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter. De beslissing van de rechter om een processtuk toe te voegen werd gezien als een procesbeslissing, waarover de wrakingskamer geen oordeel kan vellen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en bepaald dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.