6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee straatroven. Verdachte was weggelopen uit een accommodatie voor gesloten jeugdhulp. Samen met twee anderen heeft verdachte in de nacht van 7 februari 2023 door het centrum van Tilburg
gedwaald en hebben zij onder invloed van XTC het plan bedacht om mensen met een mes te
beroven. Zij hebben een taakverdeling afgesproken en makkelijke slachtoffers uitgezocht,
mensen die op dat moment alleen over straat liepen. Bij zowel slachtoffer [aangever 1] als bij
slachtoffer [aangever 2] is door verdachte een mes tegen de buik van het slachtoffer
gehouden en is hun portemonnee en telefoon afgenomen. De ervaring leert dat slachtoffers van een straatroof zich lange tijd niet meer veilig voelen. Bovendien leidt dit soort ernstige feiten, met een gewelddadig karakter, tot onrust in de samenleving. Verdachte heeft kennelijk niet stil gestaan bij de nadelige gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling van een groepsleider van [woongroep] en vernielingen op de woongroep. Deze feiten zijn gepleegd in de periode dat verdachte daar verbleef. Ook bij het plegen van deze feiten heeft verdachte niet stilgestaan bij de nadelige gevolgen voor het slachtoffer en de materiële schade die hij heeft aangericht. Ook dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Persoon van verdachte
Verdachte is onderzocht door zowel een psycholoog als een psychiater. Uit de bevindingen van deze deskundigen komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, cannabismisbruik, een verstandelijke beperking en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten niet in staat zich te verplaatsen in anderen, had onvoldoende zicht op oorzaak en gevolg van zijn handelen en hij was onvoldoende in staat om alternatieve gedragsstrategieën te bedenken. Verdachte was op de hoogte van zijn ongeoorloofde handelen, maar door zijn beperkte cognitieve vermogens, zijn achterstand in sociaal-emotionele ontwikkeling en zijn autisme was hij verminderd in staat om naar dat besef te handelen. Zowel de psychiater als de psycholoog adviseren het ten laste gelegde verminderd aan verdachte toe te rekenen. Het risico op recidive van gewelddadig gedrag wordt ingeschat op matig.
De psychiater adviseert een behandeling bij [de behandelgroep]. Voor een gunstige
ontwikkeling van verdachte is een veilige en gestructureerde omgeving noodzakelijk met een juiste balans tussen afstand en nabijheid. Het is van belang dat verdachte sociaal-emotioneel niet wordt overvraagd en overschat. Gezien zijn autisme is duidelijkheid en consequentheid van groot belang. De behandeling zou zich kunnen richten op psycho-educatie, delictscenario, morele ontwikkeling, verbetering van de hechting en verbeteren van de agressie-, emotie- en prikkelregulatie. Afhankelijk van de diagnostiek en het beloop kan er aandacht komen voor trauma, impulsiviteit (en eventuele dissociatie). Bezien kan worden of medicatie daarbij een rol kan spelen. Het drugsgebruik is nu in remissie, maar blijft een aandachtspunt. Veel aandacht is nodig voor het vinden van een passende woonplek met perspectief en passende nazorg. De psychiater adviseert deze behandeling onderdeel te laten zijn van de bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke jeugddetentie.
De psycholoog heeft een behandeling geadviseerd voor verdachte waarbij wordt gedacht aan psycho-educatie, gericht op de autismespectrumstoornis, psychomotorische therapie (PMT) en/of schematherapie. De methodiek "Helpers en Helden" is op basis van de uitgangspunten van schematherapie ontwikkeld voor personen met een licht verstandelijke beperking. Met deze methodiek of een soortgelijke interventie zou gewerkt kunnen worden aan het vergroten van zijn vertrouwen in zijn omgeving zodat hij hier beter op kan leren terugvallen. Daarnaast wordt geadviseerd om na te gaan of verdachte gebaat zou kunnen zijn bij medicamenteuze ondersteuning (emotieregulatie en prikkelverwerking). Er dient binnen de behandeling voldoende aandacht uit te gaan naar het voorkomen van toekomstig middelengebruik, ondanks dat de stoornis in cannabisgebruik in vroege remissie is. Verder is gelet op de voorgeschiedenis nadere (proces)diagnostiek naar mogelijk trauma en de eventuele verwerking hiervan aangewezen. Verder zal verdachte gezien zijn lage cognitieve en adaptieve vermogens altijd voldoende structuur, duidelijkheid en voorspelbaarheid nodig hebben in zijn leven. Hij zal naar verwachting gedijen bij een (toekomstig) leefklimaat waar veel steun en structuur van uitgaat en waar hij ondersteund wordt bij de vorming van de (juiste) concepten.
De Raad heeft in het adviesrapport van 7 mei 2024 aangegeven kennis te hebben genomen van de bevindingen van de deskundigen. De Raad heeft aangegeven dat er problemen zijn geweest tijdens de periode van de schorsing van de voorlopige hechtenis en dat het lang heeft geduurd voordat het duidelijk was waar verdachte kon worden geplaatst. Verdachte verblijft inmiddels op [de behandelgroep] waar de behandeling met maatwerk wordt voortgezet. Er zal vervolgens aandacht moeten komen naar welke plek verdachte na zijn behandeling kan uitstromen en mogelijk heeft verdachte hiervoor een indicatie nodig in het kader van de Wet Langdurige Zorg. Om het risico op recidive zo laag mogelijk te houden is het belangrijk dat verdachte behandeling en bescherming krijgt. Het is wenselijk dat de jeugdreclassering vanuit toezicht en begeleiding bij verdachte betrokken blijft, omdat hij kan profiteren van de pedagogische aanpak. Verdachte heeft een goed contact met de jeugdreclassering en de William Schrikker Stichting sluit aan bij zijn niveau. Er is reeds een goede samenwerking met de jeugdreclassering, de curator, [de behandelgroep] en het sociaal netwerk van verdachte om tot een goede behandeling en woonvorm te komen. Het dient voor verdachte duidelijk te zijn dat hij zich aan de voorwaarden zal moeten houden. Daarnaast adviseert de Raad de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden uit te spreken.
De Raad adviseert aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met een proeftijd van twee jaren, onder de algemene voorwaarde dat verdachte:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit,
en onder de bijzondere voorwaarden dat:
- zich houdt zich aan de aanwijzingen gegeven door of namens de jeugdreclassering;
- meewerkt aan de plaatsing en behandeling bij [de behandelgroep] (of een soortgelijke instelling) en zich houdt aan de (behandel)afspraken van deze instelling, ook als dit medicatie betreft;
- zich niet onttrekt aan de behandeling en niet wegloopt bij [de behandelgroep] (of soortgelijke instelling waar hij verblijft);
- geen alcohol en drugs gebruikt en meewerkt aan alcohol- en of drugstesten om dit aan te tonen indien dit noodzakelijk wordt geacht;
- meewerkt aan het realiseren van een zinvolle dagbesteding;
Waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten: de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Verdachte is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen. De Raad adviseert de rechtbank te bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ter zitting heeft de Raad geadviseerd nog twee bijzondere voorwaarden toe te voegen in die zin dat verdachte:
- meewerkt aan een vervolgplaatsing welke en voor zolang door de jeugdreclassering nodig wordt geacht;
- meewerkt aan een vervolgbehandeling welke en voor zolang door de jeugdreclassering nodig wordt geacht.
De jeugdreclasseringswerker heeft ter zitting naar voren gebracht dat het lang heeft geduurd voordat verdachte op [de behandelgroep] kon worden geplaatst. Dit had meerdere oorzaken. Verdachte houdt zich bij [de behandelgroep] aan de afspraken en werkt mee aan zijn behandeling. Wel is het nog steeds de vraag of de problematiek van verdachte behandeld dient te worden binnen de kaders van de GGZ of dat een setting voor personen met LVB-problematiek het meest passend voor hem is. Het uitzetten van een gepast vervolgtraject zal onderwerp van gesprek blijven.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft kennisgenomen van de conclusies van de deskundigen en zij heeft deze mee laten wegen in de aan verdachte op te leggen straf. Zij neemt daarbij het advies van de deskundigen over om het ten laste gelegde verdachte in mindere mate aan te rekenen.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst
van de feiten en gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten voor straatroof, mishandeling en vernieling. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat verdachte en zijn medeverdachten de straatroven vooraf hebben gepland, een taakverdeling hebben gemaakt en dat gedreigd is met een wapen. Ook hebben zij bewust kwetsbare slachtoffers uitgezocht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals deze is gevorderd door de officier van justitie gelet op de ernst van de feiten en de persoon van verdachte passend en geboden is. De rechtbank zal dan ook een straf opleggen die overeenkomst met de vordering van de officier van justitie. Omdat de rechtbank uitgaat van een langere periode dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten, namelijk 178 dagen, zal de rechtbank in die zin van de vordering afwijken. Daarnaast zullen ook, anders dan de verdediging heeft betoogd, de aanvullende bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals deze door de Raad zijn geadviseerd, omdat deze voorwaarden van belang zijn voor het vervolgtraject van verdachte nadat zijn behandeling bij [de behandelgroep] zal zijn afgerond.
Het voorgaande betekent dat aan verdachte zal worden opgelegd een jeugddetentie van 9 maanden, waarvan 92 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De periode dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal hierop in mindering worden gebracht. Verder zullen naast de algemene voorwaarde de bijzondere voorwaarden gelden zoals door de Raad zijn geadviseerd waarbij aan de William Schrikker Stichting opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten de straatroven en de mishandeling.
Gelet op de persoonlijke problematiek van verdachte en de verhoogde kans op recidive op het moment dat verdachte niet de noodzakelijke behandeling en behandelkaders krijgt geboden, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en/of het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uitgeoefende toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.