De GI heeft naar voren gebracht dat in januari 2024 de omgangsbegeleiding tussen de man en [minderjarige] is gestart door [jeugdzorginstelling] .
Op 22 februari 2024 heeft er een MDO plaatsgevonden op de school van [minderjarige] .
Vanuit school en vanuit speltherapie zijn er forse zorgen geuit over [minderjarige] . Zij omschrijven beiden dat er sinds de kerstvakantie een grote terugval bij [minderjarige] wordt gezien.
School geeft aan dat [minderjarige] momenteel op didactisch vlak volledig stilstaat. Hij komt niet aan onderwijs toe. Ook de speltherapeute ziet sinds de kerstvakantie een terugval bij [minderjarige] .
De speltherapeute koppelt de toegenomen spanning bij [minderjarige] aan de omgang met de man, omdat deze onduidelijkheid en onvoorspelbaarheid met zich meebrengen. Ook de vrouw zag volgens de GI dat [minderjarige] bij haar thuis veel onrust vertoonde.
Begin maart 2024 zijn met alle betrokkenen de zorgen besproken en zijn voor de omgang voorwaarden opgesteld, waarvan alle betrokkenen zorgvuldig in kennis zijn gesteld.
Echter laat de man tijdens de omgang over de voorwaarden vaak boosheid blijken en heeft hij zich herhaaldelijk niet aan de voorwaarden gehouden. Zo is bepaald dat de begeleide omgang in het buurthuis plaatsvindt, maar gaat de man toch met [minderjarige] naar de Jumo in de buurt lopen. Daarbij heeft de man zich op geen enkele wijze leerbaar getoond en laat hij niet zien ontvankelijk te zijn voor feedback.
Tijdens een gesprek op 20 maart 2024 met de speltherapeute in aanwezigheid van de omgangsbegeleiders, waarbij het doel was om de man uit te leggen wat [minderjarige] van hem voor wat betreft de omgang nodig heeft, welk effect het gedrag van de man heeft op [minderjarige] en waarom voorspelbaarheid voor [minderjarige] zo belangrijk is, heeft de man zich ongepast, beledigend, intimiderend en dreigend uitgelaten naar de speltherapeute. Vervolgens heeft de man van de jeugdbeschermer een laatste waarschuwing gekregen. De man geraakte daarop wederom zeer boos en gefrustreerd. Daarnaast gaf de man aan zelf wel aan de deur te gaan bij de vrouw om [minderjarige] op te halen. Dit alles resulteert in angst, onzekerheid en spanning rondom [minderjarige] .
Naar de mening van de GI lijkt er sprake van een patroon, waarin enerzijds gezien wordt dat de man zich bereidwillig opstelt, maar hij anderzijds beperkt in staat is om te reflecteren op zijn eigen gedrag en het dus moeilijk voor hem is om het belang van [minderjarige] voorop te stellen. Eind maart 2024 laat de man weten de omgang voor bestwil van [minderjarige] te zullen stoppen tot deze zitting. De jeugdbeschermer heeft daarna geprobeerd de man op andere gedachten te brengen, maar tevergeefs. [minderjarige] heeft de man na maart 2024 niet meer gezien.
Concluderend is de GI van mening dat de vastgestelde omgangsregeling niet in het belang is van [minderjarige] . De ontwikkeling van [minderjarige] stagneert momenteel volledig. [minderjarige] staat aangemeld voor Psycho Motore Therapie (PMT), maar omdat er teveel onrust is kan deze therapie nog niet worden ingezet. De GI ziet binnen beide systemen weinig groei, terwijl voor [minderjarige] op dit moment vooral rust nodig is. Pas dan kan hij immers gaan profiteren van PMT.Ter zitting verklaart de GI desgevraagd niet aan te kunnen geven hoeveel tijd er nodig zou zijn om [minderjarige] voldoende rust te geven.