In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 22 april 2022 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tijdens de mondelinge behandeling waren de ouders en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft de minderjarige [minderjarige 1] gehoord, die aangaf dat het goed met haar gaat, maar dat er spanningen zijn tussen haar ouders die haar beïnvloeden.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarigen, vooral door de conflicten tussen de ouders. Ondanks eerdere positieve ontwikkelingen, zijn de ouders er niet in geslaagd om constructief met elkaar te communiceren en beslissingen te nemen in het belang van de kinderen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders nog onvoldoende in staat zijn om zelfstandig de zorg voor de minderjarigen te dragen en dat regievoering door de GI noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft daarom het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van twee maanden, met ingang van 22 mei 2024 tot 22 juli 2024, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.