ECLI:NL:RBZWB:2024:3759

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
C/02/405777 / HA ZA 23-51 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Luijks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen erfgrens en verwijderen erfafscheiding tussen buren

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vorderde eiser, een mede-eigenaar van een perceel, dat de rechtbank de erfgrens tussen zijn perceel en dat van de gedaagde partij, No Excuse B.V., zou vaststellen. Eiser stelde dat een deel van de erfafscheiding, een ijzeren hek, onterecht op zijn perceel was geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de erfgrens gelijk loopt met de stippellijn zoals aangegeven in de grensreconstructie van het Kadaster. Eiser had No Excuse eerder gesommeerd om de erfafscheiding te verwijderen, maar dit was niet gebeurd. De rechtbank oordeelde dat No Excuse verplicht was om het hek en de beplanting die zich binnen de voorgeschreven afstand van de erfgrens bevonden, te verwijderen. De rechtbank wees de vordering van eiser grotendeels toe, met uitzondering van het nieuwe deel van het hek dat zich op de erfgrens bevond. De rechtbank legde een dwangsom op voor het geval No Excuse niet aan de veroordeling voldeed. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/405777 / HA ZA 23-51
Vonnis van 5 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna ook te noemen: ‘ [eiser] ’,
advocaat: mr. J. Mikes,
tegen
NO EXCUSE B.V.,
gevestigd te Zeist,
gedaagde partij,
hierna ook te noemen: ‘No Excuse’,
advocaat: mr. M.P. Wolf,
[belanghebbende 1]
wonende te [plaats]
,
belanghebbende,
advocaat: mr. M.J. Hoekstra,
[belanghebbende 2]
wonende te [plaats] ;
belanghebbende,
advocaat: mr. M.J. Hoekstra,
[belanghebbende 3]
wonende te [plaats] ;
belanghebbende,
advocaat: mr. M.J. Hoekstra,
[belanghebbende 4]
wonende te [plaats] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. M.J. Hoekstra.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 september 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de akte houdende overlegging producties van No Excuse;
- de akte overleggen producties tevens houdende wijziging van eis van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling van 9 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waaraan de spreekaantekeningen van mr. Mikes zijn gehecht.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald.
1.3.
Ingevolge artikel 118 Rv zijn [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] , [belanghebbende 3] en [belanghebbende 4] als derden in deze procedure opgeroepen door [eiser] . Zij zijn verschenen in deze procedure, bijgestaan door hun advocaat mr. M.J. Hoekstra.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar. [eiser] is sinds 2018 mede-eigenaar (samen met zijn vrouw en kinderen) van het perceel gelegen aan de [adres 1] ( [kadastrale aanduiding 1] ). No Excuse is sinds 2007 eigenaar van het daarnaast gelegen perceel aan de [adres 2] ( [kadastrale aanduiding 2] ).
2.2.
Op 19 augustus 2021 heeft een landmeter van het Kadaster in opdracht van No Excuse een grensreconstructie opgemaakt (hierna ook: ‘de grensreconstructie’). In het relaas van bevindingen van de grensreconstructie is – voor zover hier relevant – het volgende opgenomen:
[afbeelding gepseudonimiseerd]
2.3.
Op 5 november 2021 heeft [eiser] No Excuse per e-mail gesommeerd de door No Excuse geplaatste erfafscheiding tussen de percelen te verwijderen en om daarnaast de bomen en overige beplanting te verplaatsen, zodat deze zich (ten minste) op de juiste afstand van de erfgrens op het eigen perceel van No Excuse bevinden.
2.4.
Op 1 december 2021 is tussen [eiser] en No Excuse een bruikleenovereenkomst tot stand gekomen. In de bruikleenovereenkomst is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
‘(…)
Artikel 1. Omschrijving van het geleende
Met ingang van ondertekening van deze bruikleenovereenkomst geeft [eiser] aan No Excuse de strook grond zoals dat op de aangehechte, bij deze overeenkomst behorende grensreconstructie met een blauwe kleur is aangegeven (hierna: “de strook grond”) in bruikleen (zieBijlage I). De strook grond blijft deel uitmaken van het eigendom van [eiser] .
De strook grond wordt in bruikleen gegeven in de toestand zoals inBijlage IIaan de hand van foto’s zijn weergegeven.
Artikel 2. Voorwaarden
1.
Het gebruik van de strook grond geschiedt onder de voorwaarde dat partijen binnen twee maanden na ondertekening van deze overeenkomst:
samen met de ruinarchitect tot overeenstemming komen over de nieuw te plaatsen afsluiting;
na plaatsing tevreden zijn over de gezamenlijke afsluiting;
de oude afsluiting met beplanting en bomen op de huidige plek gelaten kan worden;
2.
bij niet tijdig vervulling van de in sub 1 bedoelde voorwaarden is de overeenkomst ontbonden en behoudt [eiser] zich het recht voor om No Excuse zo nodig in rechte aan te spreken.
Artikel 3. Verjaring
Deze overeenkomst voorkomt tevens de mogelijke verjaring van het eigendomsrecht van [eiser] op de strook grond. De strook grond kan hiermee niet door (bevrijdende en/of verkrijgende) verjaring eigendom worden van No Excuse.
(…)’
2.5.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 25 februari 2022 vastgesteld dat op grond van artikel 2 lid 2 de bruikleenovereenkomst is ontbonden. Partijen zijn niet met een tuinarchitect tot overeenstemming over een nieuw te plaatsen afsluiting. Deze brief vermeldt verder:
‘(…)
Ontbinding van de bruikleenovereenkomst heeft tot gevolg dat client geen toestemming heeft verleend voor het plaatsen van een hekwerk met klimop op de erfgrens/zijn perceel, en ook niet bereid is om die alsnog te verlenen. Dit betekent dat het hekwerk met klimop verwijderd moet worden of zodanig verplaatst moet worden dat het op uw eigen grond komt te liggen.
Daarnaast dient u op grond van artikel 5:42 lid 2 BW klimop en nadere heesters en heggen op een afstand van 50 centimeter van de erfgrens aan te planten. Voor bomen geldt een afstand van 2 meter te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom.
U voldoet echter niet aan deze verplichtingen. Het hekwerk met klimop bevindt zich immers op minder dan 50 centimeter van de erfgrens. Ook de heg van de haagbeuk en de populieren zijn niet op de juiste afstand van de erfgrens geplant. In de bijlage bij deze brief treft u foto’s van de huidige situatie voor wat betreft het hekwerk met klimop, de haagbeuk en de populieren aan.
Gelet op het voorgaande verzoek ik u namens client – en voor zo ver nodig sommeer ik u namens client –binnen één maand na hedende onrechtmatige toestand te stoppen de afsluiting te verplaatsen of te verwijderen, zoals door u al is toegezegd en daarnaast het hekwerk met klimop en overige beplanting nu wel op tenminste de juiste afstand op eigen grond te plaatsen.
(…)’

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • i) voor recht verklaart dat de erfgrens tussen de percelen [kadastrale aanduiding 1] en [kadastrale aanduiding 2] gelijk loopt met de stippellijn die aangeduid wordt met “ [kenmerk 1] ” op en zoals ingetekend in het relaas van bevindingen van het Kadaster van 19 augustus 2021 met [kenmerk 2] ;
  • ii) No Excuse gelast om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de erfafscheiding die op het perceel van [eiser] staat te verwijderen op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag (een dagdeel daaronder begrepen) dat No Excuse met de veroordeling in gebreke blijft, met een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen maximum bedrag aan dwangsommen;
  • iii) [eiser] machtigt om, indien No Excuse met de nakoming van bovengenoemde veroordeling in gebreke mocht blijven en de maximale dwangsom is verbeurd, de verwijdering c.q. ontruiming zelf, maar op kosten van No Excuse te doen bewerkstelligen en No Excuse te gebieden hieraan haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen en te gehengen en te gedogen dat [eiser] de hiertoe noodzakelijk werkzaamheden ongehinderd kan uitvoeren, door (onder meer) toegang tot het perceel te verschaffen aan [eiser] of derden die hiertoe van [eiser] opdracht hebben gekregen;
  • iv) No Excuse verbiedt om door het plaatsen van een (nieuwe) scheidsmuur en/of enige andere vorm van erfafscheiding het thans bestaande uitzicht van [eiser] op het [locatie] weg te nemen en/of (verder) te beperken en/of op enige wijze (verder) te belemmeren, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag (een dagdeel daaronder begrepen) dat No Excuse met deze veroordeling in gebreke blijft, met een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen maximum bedrag aan dwangsommen;
  • v) No Excuse veroordeelt om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de bomen en beplantingen die zich bevinden binnen een afstand van twee meter (in geval van bomen) dan wel vijftig centimeter (in geval van heesters en heggen) van de kadastrale erfgrens te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag (een dagdeel daaronder begrepen) dat No Excuse met deze veroordeling in gebreke blijft, met een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen maximum bedrag aan dwangsommen; en
  • vi) No Excuse veroordeelt in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als betaling binnen veertien dagen na dit vonnis uitblijft.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] het volgende ten grondslag. No Excuse heeft als afsluiting tussen de twee voornoemde percelen een ijzeren hek geplaatst vanaf de straatzijde van de [straat] tot ongeveer tweederdedeel richting het [locatie] . In maart 2021 heeft No Excuse dit ijzeren hek verlengd tot aan het einde van de percelen (in de richting van het [locatie] ). Uit de grensreconstructie volgt echter dat het ijzeren hek (deels) op het perceel van [eiser] is geplaatst. No Excuse maakt daarmee een inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser] , zodat het hek dient te worden verwijderd c.q. verplaatst. Dat geldt ook voor de bomen (populieren) en de beplanting (klimop en een haagbeuk tegen het ijzeren hek) die zich binnen een afstand van twee meter (in geval van bomen) dan wel vijftig centimeter (in geval van heesters en heggen) van de erfgrens bevinden. Daarnaast voert [eiser] aan dat het nieuwe deel van het ijzeren hek dat in maart 2021 is geplaatst, zijn vrije zicht op het [locatie] beperkt. Dit is in strijd met de plaatselijke gewoonte en is daarmee onrechtmatig, aldus [eiser] .
3.3.
No Excuse voert het verweer dat [eiser] de gelegenheid heeft gehad het perceel aan de [adres 1] te inspecteren voordat hij het heeft gekocht en het aan hem is geleverd. Daarbij heeft hij gezien dat het ‘oude’ deel van het ijzeren hek (inclusief de daartegen geplante haagbeuk en de daarbij geplante populieren) er al stond, zodat [eiser] dit ijzeren hek als aanduiding van de erfgrens tussen de percelen heeft geaccepteerd. Daarnaast voert No Excuse aan dat zij het ijzeren hek (althans het ‘oude’ deel) reeds in 2007 heeft geplaatst. De grond is dus al meer dan tien jaar onafgebroken in haar bezit, zodat op grond van artikel 3:99 BW sprake is van (verkrijgende) verjaring van deze grond. Voor wat betreft het nieuwe deel van het hek geldt dat dit deel niet op het perceel van [eiser] is geplaatst. No Excuse heeft het recht haar perceel af te sluiten met een erfafscheiding (op de erfgrens) van maximaal twee meter hoog. Dat daarmee het vrije zicht van [eiser] op het [locatie] onrechtmatig wordt beperkt, wordt door No Excuse betwist. Het beroep van [eiser] op plaatselijk gebruik en gewoonte om zoveel mogelijk het vrije zicht op het [locatie] te waarborgen, dient te worden gepasseerd. Er bestaat immers geen recht op vrij uitzicht voor [eiser] . Er is dus geen sprake van enig onrechtmatig handelen door No Excuse jegens [eiser] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

de erfgrens
4.1.
[eiser] vordert een verklaring voor recht dat de erfgrens tussen de percelen van partijen gelijk loopt met de stippellijn die aangeduid wordt met “ [kenmerk 1] ”, zoals ingetekend in het relaas van bevindingen van de grensreconstructie (zie feitenvaststelling sub 2.2.). No Excuse betwist op zichzelf niet dat dit de erfgrens tussen de percelen is, maar zij stelt dat [eiser] heeft ‘gekocht wat hij heeft gezien’ en het ijzeren hek als erfgrens tussen de percelen heeft geaccepteerd.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] blijkens de akte van levering (ingeschreven in de openbare registers) heeft gekocht en aan hem is geleverd “
het bouwvallige woonhuis met verder aan- en toebehoren, onder- en bijgelegen grond, staande en, gelegen te [adres 1] , kadastraal bekend gemeente [kadastrale aanduiding 3] , ter grootte van negen are en zesentwintig centiare”. [eiser] is derhalve eigenaar van het perceel met [kadastrale aanduiding 1] . Er moet ervan worden uitgegaan dat de door het Kadaster in de grensreconstructie aangegeven grens als erfgrens tussen [eiser] en No Excuse heeft te gelden.
de erfafscheiding
4.3.
Op de grensreconstructie is zichtbaar dat een deel van de door No Excuse geplaatste erfafscheiding (het ijzeren hek) op het perceel van [eiser] is geplaatst (zie de lijn aangeduid met “ijz hek” in het relaas van bevindingen van de grensreconstructie). Het gaat hier – zo begrijpt de rechtbank – met name om het ‘oude’ deel van het ijzeren hek. [eiser] vordert verwijdering c.q. verplaatsing van dit deel van het hek en van de bomen en beplantingen die zich bevinden binnen een afstand van twee meter (in geval van bomen) dan wel vijftig centimeter (in geval van heesters en heggen) van de kadastrale erfgrens. No Excuse voert in dat verband het verweer dat zij door verjaring ex artikel 3:99 BW eigenaar is geworden van de strook grond gelegen tussen de erfgrens (aangeduid op het relaas van bevindingen van de grensreconstructie met de stippellijn “ [kenmerk 1] ”) en het ijzeren hek (aangeduid met “ijz hek”).
4.4.
Het beroep op verkrijgende verjaring beoordeelt de rechtbank als volgt. Voor een geslaagd beroep op verkrijgende verjaring is onafgebroken bezit te goeder trouw van tien jaar vereist. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van goede trouw aan de zijde van No Excuse. Immers, artikel 3:23 BW bepaalt dat er ten aanzien van onroerende zaken geen sprake kan zijn van goede trouw, indien de bezitter door raadpleging van de openbare registers wel op de hoogte had kunnen zijn van de werkelijke eigendomsverhoudingen. Daarnaast is No Excuse geen bezitter geweest maar houder van de strook hetgeen zij blijkens de bruikleenovereenkomst tussen partijen erkent. De rechtbank voegt hieraan nog toe dat No Excuse evenmin de strook kan hebben verkregen op grond van artikel 3:105 BW juncto 3:314 BW omdat de termijn van twintig jaren niet is verstreken.
4.5.
De conclusie van het voorgaande is dat No Excuse gehouden is het ijzeren hekwerk dat blijkens het relaas van bevindingen van de grensreconstructie zich bevindt op het perceel van [eiser] , te verwijderen. Dat geldt ook voor de bomen en beplantingen die zich bevinden binnen een afstand van twee meter (in geval van bomen) dan wel vijftig centimeter (in geval van heesters en heggen) van de vastgestelde erfgrens. No Excuse zal daartoe dan ook worden veroordeeld. De bij deze veroordeling gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd zoals hierna in de beslissing vermeld. De dwangsom moet naar het oordeel van de rechtbank voldoende prohibitief worden geacht om in voorkomend geval de medewerking van No Excuse af te dwingen. Er bestaat dus geen aanleiding om [eiser] ook nog te machtigen om het hekwerk c.s. voor rekening van No Excuse te mogen verwijderen.
4.6.
Ten aanzien van het ‘nieuwe’ deel van het ijzeren hek geldt dat dit omstreeks maart 2021 door No Excuse is geplaatst. Uit het relaas van bevindingen van de grensreconstructie valt op te maken dat dit deel van het ijzeren hek zich (kennelijk) op de erfgrens tussen de percelen van partijen bevindt. Ingevolge artikel 5:48 jo. 5:49 BW heeft No Excuse het recht een erfafscheiding van maximaal twee meter hoog te plaatsen en te verlangen dat [eiser] daaraan meewerkt. [eiser] voert echter aan dat hij door het nieuwe deel van het ijzeren hek wordt geconfronteerd met verminderd uitzicht op het [locatie] . Hij voert in dit verband aan dat hij op grond van plaatselijk gebruik en/of gewoonte recht heeft op vrij uitzicht op het [locatie] . Met een erfafscheiding van twee meter hoog wordt dit uitzicht op onrechtmatige wijze beperkt, aldus [eiser] .
4.7.
De rechtbank volgt dit betoog niet. Er bestaat geen (algemeen) recht van [eiser] op vrij uitzicht op het [locatie] . Gesteld noch gebleken is dat de erfafscheiding het uitzicht van [eiser] zodanig inperkt dat sprake is van een zogenoemd kokereffect of een andere onaanvaardbare beperking. [eiser] heeft nog steeds zicht en uitzicht op het [locatie] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat de (mogelijke) vermindering van uitzicht vanuit de tuin en woning van [eiser] op het [locatie] niet dusdanig ernstig is dat dit als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd. Dit maakt dat de vordering van [eiser] voor wat betreft het verwijderen van het deel van de erfafscheiding dat zich op de perceelsgrens bevindt, zal worden afgewezen.
4.8.
De conclusie dient dan ook te zijn dat het eerste onderdeel van de vordering hierna dient te worden toegewezen en dat No Excuse de erfafscheiding -voor zover deze op het perceel van [eiser] staat- dient te verwijderen alsmede bomen en planten die te dicht op de erfgrens staan. Hiertoe zal No Excuse worden veroordeeld. De veroordeling zal met een te verbeuren dwangsom worden versterkt een en ander zoals hierna bepaald.
proceskosten
4.9.
Aangezien partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zullen worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat elk van partijen de eigen kosten dient te dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de erfgrens tussen de percelen [kadastrale aanduiding 1] en [kadastrale aanduiding 2] gelijk loopt aan de stippellijn die aangeduid wordt met “ [kenmerk 1] ” op en zoals ingetekend in het relaas van bevindingen van het Kadaster van 19 augustus 2021 met [kenmerk 2] (productie 6 van dagvaarding van 6 september 2022)
5.2.
veroordeelt No Excuse om
binnen vier weken na betekening van dit vonnishet hekwerk dat op het perceel van [eiser] staat en de bomen en beplantingen die zich bevinden binnen een afstand van twee meter (in geval van bomen) respectievelijk vijftig centimeter (in geval van heesters en heggen) van de kadastrale erfgrens, te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag (een dagdeel daaronder begrepen) dat No Excuse deze veroordeling niet naleeft tot een maximum van € 100.000,00;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Luijks en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.