In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor zijn bromfiets op 15 april 2022 te Veendam. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de betrokkene zijn persoonlijke omstandigheden uiteengezet, waaronder financiële problemen en psychische druk door een strafrechtelijke zaak waarin hij slachtoffer is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij door bijzondere omstandigheden niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. Hierdoor is het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard en vernietigd.
Vervolgens heeft de kantonrechter de inhoudelijke beoordeling van de boete uitgevoerd. De rechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond. Echter, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene, heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen van het oorspronkelijke bedrag naar € 100,-. Dit besluit werd ook beïnvloed door de schending van de hoorplicht, aangezien de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de boete wordt gewijzigd en dat de betrokkene de mogelijkheid heeft om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.