In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Salland Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij die een zorgverzekeringsovereenkomst had afgesloten. De eisende partij, Salland, vorderde betaling van een bedrag van € 1.409,77, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, omdat de gedaagde in betalingsachterstand verkeerde. De gedaagde had de zorgverzekering op 31 mei 2023 laten beëindigen wegens deze betalingsachterstand.
De procedure begon met een dagvaarding op 27 september 2023, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij geen facturen had ontvangen, waardoor hij geen rente en kosten verschuldigd zou zijn. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de hoofdsom van € 1.167,65 niet langer betwistte, maar dat hij wel de rente en kosten betwistte. De rechter concludeerde dat de wettelijke rente toewijsbaar was vanaf de overeengekomen verzuimdatum.
Wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten oordeelde de rechter dat deze niet toewijsbaar waren voor het eigen risico, omdat Salland niet had aangetoond dat er aanmaningen waren verstuurd na het verzuim van de gedaagde. De kantonrechter wees de gedaagde in de proceskosten, omdat hij grotendeels in het ongelijk was gesteld. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.296,59, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten van € 962,48.