ECLI:NL:RBZWB:2024:3792

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
10917153 \ MB VERZ 24-108
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet voeren van verlichting op de fiets

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet voeren van zichtbaar wit/geel licht aan de voorzijde en/of zichtbaar rood licht aan de achterzijde van de fiets op het Oude Raadhuisplein te Loon op Zand op 5 maart 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 15 mei 2024 is de zaak behandeld. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, was niet aanwezig, terwijl de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, wel aanwezig was. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de stukken in het dossier, waaronder de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, had plaatsgevonden. De betrokkene had aangevoerd dat hij niet aan het verkeer had deelgenomen, maar de kantonrechter vond geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.

Daarnaast werd door de gemachtigde gesteld dat er sprake was van schending van de hoorplicht, omdat de betrokkene niet was gehoord door de officier van justitie. De kantonrechter oordeelde echter dat de informatie in de boetebeschikking voldoende duidelijk was en dat de betrokkene de mogelijkheid had om gehoord te worden. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10917153 \ MB VERZ 24-108
CJIB-nummer : 1062 5422 5620 5210
uitspraakdatum : 15 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: geen voortdurend zichtbaar wit/geel licht aan de voorzijde en/of zichtbaar rood licht aan de achterzijde van de fiets voeren op het Oude Raadhuisplein te Loon op Zand op 5 maart 2023 om 01.08 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet kan worden vastgesteld. Uit de stukken in het dossier blijkt niet, althans niet genoegzaam dat betrokkene actief aan het verkeer heeft deelgenomen. De gedraging kan derhalve niet worden vastgesteld.
Daarnaast wordt door gemachtigde aangevoerd dat betrokkene ten onrechte niet is gehoord door de officier van justitie. Verzocht wordt om het sanctiebedrag te matigen met 25%. Verzocht wordt om een proceskostenvergoeding en deze dient rechtstreeks overgemaakt te worden aan gemachtigde en niet aan betrokkene zoals sinds 1 januari 2024 het geval is.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De tekst op de beschikking over de mogelijkheid om gehoord te worden is voldoende duidelijk voor betrokkene. De zittingsvertegenwoordiger verwijst naar een uitspraak hierover van rechtbank Rotterdam en overgelegd ter zitting een voorbeeld beschikking van 9 mei 2023 waaruit de tekst ten behoeve van horen blijkt.
Overwegingen
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd, namelijk dat betrokkene niet aan het verkeer heeft deelgenomen, geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De verbalisant heeft in het zaakoverzicht verklaard betrokkene te hebben zien fietsen terwijl ze geen licht aan de voorzijde en achterzijde voerde.
De boete is dus terecht opgelegd.
Hoorplicht
De gemachtigde stelt dat sprake is van schending van de hoorplicht in de fase van het beroep bij de officier van justitie, waar betrokkene zelf beroep had ingesteld.
In de inleidende boetebeschikking is sinds 22 december 2022 onder het kopje “Niet eens met de boete?” onder andere vermeld “
Wilt u in een gesprek uitleggen waarom u het niet eens bent met de boete? Geef dan ook uiterlijk [datum] aan dat u gehoord wilt worden.” Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt hieruit voldoende duidelijk wat het recht om te worden gehoord inhoudt en dat betrokkene hiervan gebruik heeft kunnen maken. Van schending van de hoorplicht is daarom geen sprake.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: