In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet voeren van zichtbaar wit/geel licht aan de voorzijde en/of zichtbaar rood licht aan de achterzijde van de fiets op het Oude Raadhuisplein te Loon op Zand op 5 maart 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 15 mei 2024 is de zaak behandeld. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, was niet aanwezig, terwijl de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, wel aanwezig was. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de stukken in het dossier, waaronder de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, had plaatsgevonden. De betrokkene had aangevoerd dat hij niet aan het verkeer had deelgenomen, maar de kantonrechter vond geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
Daarnaast werd door de gemachtigde gesteld dat er sprake was van schending van de hoorplicht, omdat de betrokkene niet was gehoord door de officier van justitie. De kantonrechter oordeelde echter dat de informatie in de boetebeschikking voldoende duidelijk was en dat de betrokkene de mogelijkheid had om gehoord te worden. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.